
De grote kunsthistoricus Hofstede de Groot, die in 1912 een oeuvrecatalogus samenstelde, beschouwde hem als een vertegenwoordiger van een periode van verval en hij zag in Schalcken alleen de ambitie om zijn grote voorbeelden, met name Gerrit Dou, te imiteren, doch geen oorspronkelijk kunstenaarschap. Het Dordrechts Museum wijdt nu een prachtige overzichtstentoonstelling aan Schalcken en plaatst hem ferm in het laatste kwart van de zeventiende eeuw, een periode die qua cultuur minstens zo rijk en minstens zo levendig was als de eerste driekwart van die eeuw, al was het alleen al door de cultuurpolitiek van Willem III in de Nederlanden en in Engeland
Schalcken groeide op in Dordrecht, ging in de leer bij Van Hoogstraten en daarna bij Dou in Leiden. Daarmee koos hij partij tegen de rembrandteske manier van schilderen, die in Dordrecht nog heel belangrijk was, omdat opvallend veel Rembrandt-leerlingen – Maes, Bol, Van Hoogstraten, De Gelder – ervandaan kwamen en er waren teruggekeerd. De tentoonstelling zet die twee artistieke opvattingen direct naast elkaar met een portret door De Gelder en een zelfportret door Schalcken. Het eerste is grof, het tweede fijn; in het eerste doemt een persoonlijkheid op uit een geheel van de massa streken en vegen, vlekken licht en vlekken donker, waarin het detail niet al te belangrijk is; het tweede toont die persoonlijkheid door de ogen en de huid in minutieuze helderheid te tonen. De Gelder is, kortom, ruw als pulled pork op een plank in een bistrot, Schalcken is verfijnd als een bordje nouvelle cuisine, op zoek naar de precieze balans van delicate smaken.
Schalken werd daarmee de belangrijkste portrettist van de Dordtse elite en ontwikkelde daarnaast een specifiek genre, het nachtstuk: kleinere beelden van enkele figuren in sfeervol halfduister, aangelicht door één enkele kaars. Dat lijkt eenvoudig, maar het is razend gecompliceerd: de pit van de kaars is het enige lichtpunt en moet dus alles aanlichten en alle actie in gang zetten. Kleuren worden gedempt, rossig en donker, een fris blauw of helder geel zul je niet kunnen gebruiken. Schalcken laat het kaarslicht kleine glimmertjes in het duister pakken, de parel in het oor, een juweel aan een halsketting, de ruw gevormde zilveren schotel van de kandelaar, de ogen van de hoofdrolspelers, en brengt zo de schemer tot leven. Je ziet hoe de gift van een oorbel een meisje zodanig betoverd heeft dat ze haar vrijer dichtbij laat komen. Je herkent de onhandige onderhandeling op een bed, tussen een man en een meisje aan wie hij een volle hand geld en sieraden biedt. Er zit humor in, van een fijnzinnig soort: de man heeft een grote neus, en wil heel graag; het meisje houdt de boot nog even af, het kán nog misgaan, maar ze houdt de buit al in haar klauwtje. Dat alles geschilderd op een koperplaatje ter grootte van twee speelkaarten, met een brille die niks te maken heeft met stijf classicisme, maar eerder doet denken aan de wonderlijk speelse opera’s van Mozart.
Schalcken: Kunstenaar van het verleiden. [Dordrechts Museum](dordrechtsmuseum.nl), t/m 26 juni
Beeld: G. Schalcken, Jonge vrouw met een citroen, 1685-1690, paneel 23 x 18 cm