In blijde verwachting zette ik het toestel aan voor het allereerste onderdeel van de Spelen – Foppe’s jongens tegen Nigeria – maar het kreng produceerde geen beeld en wel alvast de vuurwerkknallen van de opening, een dag later. ‘Ik heb ook altijd wat – nou is mijn man weer dood’, zei de Noord-Hollandse tegen haar buurvrouw en dat drukte mijn gemoedstoestand adequaat uit.
Doortastenden onder ons racen naar de tv-winkel en schieten hun prooi. Wij thuis zijn anders. Tussen voornemen en aanschaf van elk soort apparatuur liggen maanden tot jaren. Niet vanwege gedegen onderzoek maar van lamlendigheid. Maar Olympia riep en dus naar de site van de Consumentengids voor een simpel ‘beste koop’. Naïef. Prompt duizelde het van lcd, plasma, kijkhoek, digitaal, High Definition. Dan maar een winkel. Daar bleek waarom de hoogste score in het warenonderzoek maar 68 punten is: op rond honderd schermen hockeyden de mannen tegen Zuid-Afrika en het beeld was van matig tot niet aan te zien. Groot, dat dan weer wel. Vooruitgang is een ingewikkeld begrip. Dus kijk ik, besluiteloos, nog even door de brievenbus via het inmiddels opgespoorde eerste net. En maak me zorgen over het zwarte gat binnenkort zonder Yngling, verwurging en tafje. Ze maken het leven zoveel voller, en dat vanaf 04.00 uur. Samenvattingen zijn anders: onzekerheid over verloop en uitslag ontbreekt. Terwijl niet de bestemming telt maar de reis.
De avonden laat ik helemaal voorbijgaan, mezelf berovend van Bettine, maar me ook vrijwarend van tranentrekker Mart. Eén beeld volstond. In een promo voor hun NOS Studio Sportzomer verscheen het duo in beeld. Zij in alle opzichten prettig. Hij ernaast – supersized in lijf en bekleding, schijnbaar onze vriend, ons in werkelijkheid minachtend in grenzeloze eigendunk – en… met een arm om haar heen. Vaderlijke genegenheid? Collegiale vriendschap? Of toch de oudere macho die zichzelf nog niet helemaal uitgeschakeld acht? Hoe dan ook: in welk beschaafd land wordt zoiets klefs, knulligs, bespottelijks bedacht? Pijn aan de ogen.
Net als bij schermer Bas Verwijlen. Allemachtig, wat een onaangenaam stuk vreten. De tijden dat het onsportief werd geacht voor een wedstrijd te trainen, want daarmee vervalste je de zaak, zijn lang voorbij. En de tijd dat epo in het rijtje aspirines en maagzuurremmers wordt geplaatst is nakend, want wie in die wegwedstrijd bij Peking had niet geslikt? Maar houding tegenover tegenstanders lijkt me blijvend te behoren tot het terrein van fatsoen. Juichen na een treffer? Oké. Maar de brullende intimidatie-act die deze gozer van elk punt maakte was stuitend. Als je dan met veel moeite gewonnen hebt en je steekt demonstratief twee vingers in je neus om aan te geven dat die sukkel een eitje was, dan bereik je dat ik juichend opspring als je door de volgende tegenstander van de loper wordt geveegd. De commentator van dienst uitte geen woord van kritiek. Zou Mart zijn verantwoordelijkheid hebben genomen?