De romantische en bizarre liefde voor de Middeleeuwen, die Europa in het begin van de negentiende eeuw in zijn greep kreeg, infecteerde ook het hof te Sint-Petersburg. Drie tsaren en een tsarina leden eraan. Paul I benoemde zich tot ridder en grootmeester van de Maltezer Orde; Nicolaas I legde een enorme verzameling harnassen en wapens aan en liet er een ‘gotisch’ paleisje voor bouwen; Alexander III ten slotte kocht in 1870 op de veiling in Parijs in één worp de complete verzameling middeleeuwse kunst van Aleksandr Bazilevski (1829-1899). De Fransen reageerden onthutst: een enorm deel van hun nationaal erfgoed, een kleine zeshonderd objecten, verdween naar Rusland.
De collecties van Nicolaas I en Bazilevski vormen het hart van het middeleeuws bezit van de Hermitage Sint-Petersburg en maken het grootste deel uit van de tentoonstelling in Amsterdam. De harnassen zijn opgesteld zoals ze bij Nicolaas thuis stonden, blinkend en imposant, met twee toernooiruiters in vol ornaat te paard als spektakelstuk. De objecten uit de tweede verzameling zijn wat kleiner van formaat, en daar zijn alleen maar topstukken onder. De Russische tsaren is wel verweten dat zij zich bij hun aankopen meer lieten leiden door poenig prestige dan door goede smaak, maar hier heeft Alexander III toch echt raak geschoten. Tot de meest exquise (en zeldzame) behoren de voorwerpen uit ivoor. Er is een staand reliëfje uit de eerste helft van de vijftiende eeuw met Sint Joris, die prinses Cleodolinda van de draak redt, met een puik skeletje onder de poten van de draak; even fraai is de serie paneeltjes van een Frans kistje uit het tweede kwart van de veertiende eeuw, met scènes uit de Tristan-legende. Dit is sublieme snijkunst op de vierkante millimeter – kijk goed en je ziet dat Tristan zijn haar in kruisvorm heeft geschoren.
Bazilevski bezat twee kleine albasten beeldjes, die wat mij betreft alleen al de reis naar Amsterdam waard zijn. Het zijn ‘pleurants’, treurende figuren in monnikspij, afkomstig van het praalgraf van hertog Jean de Berry in Bourges. Ze hebben veel gemeen met de beelden die iets eerder voor de hertogen van Bourgondië werden gemaakt, voor hun mausoleum in Dijon. Dit zijn tegelijk zeer ingetogen en zeer expressieve figuren. Hun gezichten spelen geen rol, die zijn grotendeels verborgen onder de kap, maar hun lichamen spreken boekdelen. De ene monnik kruist zijn handen kalm over elkaar, maar zijn pij wringt zich in dikke vouwen om zijn lijf. De andere staat stil als een zoutpilaar, zijn kleed hangt stil naar beneden, alleen de punt van zijn voetje is zichtbaar. Maar onder die wol zijn de gevouwen handen te herkennen, en zijn knie, en als je er wat langer naar kijkt, dan komt uit die uitermate subtiele elementjes, die kleine welvingen van de pij in dat bijna transparante albast dat hele lichaam en dus die hele rouwende mens tevoorschijn.
Romanovs in de ban van de ridders, Hermitage Amsterdam, t/m 31 juli 2021, hermitage.nl