
Roger Waters is altijd een maatschappelijk geëngageerde rockmusicus geweest. De bassist en componist van Pink Floyd schreef Another Brick in the Wall over de indoctrinatie in het onderwijs, en Money over het kapitalisme en hoe geld ons dagelijks leven domineert. Tegenwoordig maakt de 71-jarige Brit zich vooral zorgen over mensenrechtenschendingen door Israël. Dit voorjaar schreef hij een open brief aan zijn collega-popster Robbie Williams, die op het punt stond op te treden in het HaYarkon Park in Tel Aviv. ‘Beste Robbie, met dat concert geef je stilzwijgend steun aan de moord op meer dan vijfhonderd onschuldige kinderen vorige zomer in Gaza, inclusief de vier jongetjes die werden gedood toen ze voetbalden op het strand.’
Volgens Waters mochten Israëlische muziekliefhebbers pas weer van optredens van buitenlandse sterren genieten als het land zich eerst aan zijn internationale verplichtingen hield. Tot die tijd moest Israël worden geboycot. Williams reageerde niet en Waters deed nogmaals een appèl op zijn landgenoot: ‘Als je toch optreedt zie ik jou als het hulpje van Netanyahu en zijn moordzuchtige en racistische regime.’ Uiteindelijk bracht Williams zijn Angels gewoon ten gehore in het heilige land. Veertigduizend fans juichten hem toe.
Robbie Williams is niet de eerste die post van Waters ontving. Al bijna tien jaar maant de bassist zijn ‘broeders en zusters in de rock-’n-roll-wereld’ om Israël te mijden, net als evenementen die met de Israëlische staat in verband kunnen worden gebracht. Zo riep hij in 2012 Stevie Wonder op het matje, toen bleek dat de blinde zanger voornemens was in Los Angeles een benefietconcert voor het Israëlische leger te geven. ‘Je zou toch ook niet gezongen hebben op een politiebal in Johannesburg vlak na het bloedbad in Sharpeville in 1960?’ Wonder schrok hier zo van dat hij de show afblies.
Roger Waters is al lang niet meer de enige die oproept Israël te boycotten. In juli 2005 vonden 171 Palestijnse organisaties elkaar in het idee om over te gaan tot Boycot, Desinvesteren en Sancties (bds). Dit om vanuit de hele wereld druk op Israël uit te oefenen. Vier punten zouden hiermee moeten worden bereikt: het beëindigen van de bezetting van het in 1967 door Israël veroverde gebied, het afbreken van de muur die Israël van de West Bank scheidt, het afdwingen van gelijke rechten voor de Arabische burgers van Israël en het bevorderen van het ‘recht op terugkeer’ van de Palestijnse vluchtelingen uit 1948, inclusief hun kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen.
Omdat de bds-beweging zich vooral bezig wilde houden met economische sancties besloot ze een samenwerking aan te gaan met The Palestinian Campaign for the Academic and Cultural Boycott of Israel (Pacbi), die al in 2004 was opgericht door een aantal Palestijnse intellectuelen en academici. Pacbi is vooral gericht op het voorkomen van elke vorm van promotie van Israël in het buitenland. De actievoerders ijveren ervoor dat buitenlandse kunstenaars niet in Israël optreden en dat Israëlische kunstenaars die zich niet voor honderd procent achter de doelstellingen van bds scharen overal worden geweerd. Ook voor hen is de culturele boycot van Zuid-Afrika tijdens de apartheid een inspiratiebron.
Boycot, Desinvesteren en Sancties is een snel groeiende beweging die al heel wat successen heeft geboekt. In 202 steden in de wereld werd dit jaar de Israeli Apartheid Week gehouden. De Amerikaanse bestsellerauteur Alice Walker pleitte voor een boycot van Israël met een verwijzing naar het succes van de burgerrechtenbeweging in Alabama in de jaren zestig. De organisatie Queers Undermining Israeli Terrorism uit San Francisco maande homoseksuele, transgender en queer filmmakers niet naar het Tel Aviv International LGBT Filmfestival te gaan. Muzikanten als Bono van U2, Snoop Dogg, Elvis Costello, Carlos Santana, Cat Power, The Pixies en Faithless weigeren om in Israël op te treden of hebben hun shows afgezegd.
De laatste tijd neemt de steun voor bds vooral in de academische wereld toe. Op tal van Noord-Amerikaanse, Indiase, Chileense, Braziliaanse, Zuid-Afrikaanse, Pakistaanse en Britse campussen duiken sympathisanten van de boycotbeweging op. Ze proberen via resoluties, evenementen en demonstraties hun universiteit tot een boycot te bewegen.
Ook in Nederland zetten verschillende organisaties zich in voor bds. De grootste opereert onder de naam Stichting Diensten Onderzoek Centrum Palestina (DocP). Zij begon onder andere de postercampagne ‘Apartheidsfruit de winkel uit’. Vorig jaar september waren enkele leden van DocP betrokken bij een actie tegen een voorstelling in Amsterdam van de 85-jarige actrice Lia Koenig, de grande dame van het Israëlische toneel. Haar optreden werd verstoord door demonstranten die met een Palestijnse vlag zwaaiden en ‘Free Palestine!’ en ‘Boycot Israël!’ riepen. Dezelfde actiegroep was ook van plan een Amsterdams optreden van de Israëlische Batsheva Dance Company te verstoren. Alle voorbereidingen waren getroffen. Maar twee dagen voor de voorstelling vond het bloedbad bij Charlie Hebdo plaats en besloten de activisten ervan af te zien.
Voorstanders van Boycot, Desinvesteren en Sancties zijn ervan overtuigd dat een boycot van Israël effectief kan zijn, omdat zulke sancties indertijd ook hebben geholpen om een einde te maken aan het apartheidsregime in Zuid-Afrika. Ze vinden ook dat ze zich sterk maken voor een campagne die legitiem is, omdat bds geweldloos is en een goed alternatief voor zelfmoordaanslagen. Bovendien benadrukken ze dat Israël zich al jaren niets aantrekt van alle internationale kritiek op de bezetting, zodat alleen harde maatregelen een verandering kunnen bewerkstelligen.
Zijn dit argumenten die hout snijden? Het valt niet te ontkennen dat boycots op het gebied van economie, wetenschap, cultuur en sport inderdaad hebben bijgedragen aan de beëindiging van het apartheidsregime en het is ook waar dat premier Netanyahu klachten van organisaties als de VN en Human Rights Watch wel erg gemakkelijk afdoet als antisemitisme. Toch zijn er tal van redenen te bedenken waarom de eisen van de bds-beweging niet helemaal koosjer zijn.
Israël wordt steeds rechtser, maar het is op z’n minst prematuur om het land een apartheidsstaat te noemen. De Arabische inwoners van Israëlische steden als Nazareth en Umm al-Fahm hebben namelijk in theorie nog steeds gelijke rechten. Zo mogen ze bijvoorbeeld stemmen, zitting nemen in het parlement en kunnen ze rechter of diplomaat worden. Dat neemt niet weg dat er op tal van terreinen wel sprake is van discriminatie.
Droeviger is het gesteld met de Palestijnen op de bezette Westelijke Jordaanoever, die leven onder militair bewind. Maar officieel ziet Israël de bezetting als tijdelijk, en gedicteerd door de omstandigheden. Als er eenmaal vrede met de Palestijnen zou worden gesloten, komt er een einde aan. Hoe betwistbaar die redenering ook is, het is te simpel om over eeuwigdurende apartheid te spreken. In Zuid-Afrika achtten de blanken zich superieur en apartheid was daar het product van. In Israël en Palestina is veeleer sprake van een onopgeloste strijd om grondgebied.
Het is vanzelfsprekend dat geweldloze acties te prefereren zijn boven het gebruik van messen en bommen. Dus als iemand twijfelt over de vraag of hij zichzelf wil opblazen of beter een brief aan artiesten kan sturen met de smeekbede niet in Israël op te treden, dan is dit papieren activisme te verkiezen. Alleen bestaat er een dunne lijn tussen vreedzaam handelen en de stap naar het gebruik van verbaal of fysiek geweld. Doordat de bds-beweging constant hamert op de ‘schandalige misdaden’ die Israël begaat en inwoners van het land af en toe voor nazi’s uitmaakt, lopen sommige acties uit de hand.
Tijdens een demonstratie tegen de South Africa-Israel Expo in Johannesburg scandeerden bds-aanhangers begin dit jaar leuzen als ‘We gaan jullie vermoorden’ en ‘Joden horen niet thuis in Zuid-Afrika’. Vorige maand werden in Kopenhagen vier bussen in brand gestoken en een vijfde werd beklad met anti-Israëlische leuzen. Dit gebeurde kort nadat het gemeentevervoerbedrijf had besloten advertenties die tot een boycot van Israëlische producten opriepen van zijn bussen te halen.
Dit waren weliswaar incidenten, maar dergelijke gebeurtenissen zorgen ervoor dat Netanyahu steeds harder gaat roepen dat de wereld niet alleen tegen de bezettingspolitiek, maar ook tegen het voortbestaan van Israël en het hele jodendom is. In een speech die hij vorig jaar tijdens de conferentie van de Amerikaanse pro-Israël-lobbygroep Aipac hield zei de premier: ‘Al eeuwenlang geloven mensen de meest absurde mythes over joden. Zoals dat we het bloed van kinderen gebruiken om matzes mee te bakken en dat we de pest door Europa verspreiden. Diegenen die de bds-beweging steunen moeten op dezelfde manier worden aangepakt als alle andere antisemieten ter wereld. Ze moeten worden ontmaskerd en veroordeeld, want ze willen niets anders dan dat Israël van de kaart verdwijnt. Wij zullen de boycotters boycotten.’
Met deze woorden gaat de politicus totaal voorbij aan het onrecht waarmee de Palestijnen al decennialang worden geconfronteerd en de cruciale rol die zijn regering daar de afgelopen jaren in heeft gespeeld. Willens en wetens bevordert hij zo het risico dat een land, waarvan veel inwoners toch al achter elke boom een antisemiet denken te zien, zich steeds meer in zichzelf terug gaat trekken en zo een bunkermentaliteit aanneemt. Want wat heb je nog te verliezen als je denkt dat iedereen het op je gemunt heeft?
Dit wantrouwen wordt nog versterkt doordat de bds’ers zich niet duidelijk uitspreken voor een tweestatenoplossing. Dat maakt hun motieven ietwat dubieus. Het lijkt vergezocht dat de echte wens van de pleitbezorgers van bds is om Israël op te doeken, alleen hebben zij kennelijk niet genoeg nagedacht over wat de toestand zou zijn als hun doelen eenmaal zijn bereikt. Vooral hun vierde punt is daarbij discutabel: als alle vluchtelingen, inclusief latere generaties, terug zouden keren naar Israël is er niet langer sprake van een joodse staat doordat er dan percentueel meer Palestijnen zouden wonen en dat is precies waar veel Israëliërs doodsbang voor zijn.
In 2005 trokken negenduizend Israëlische kolonisten zich terug uit de Gazastrook. De enige juiste beslissing, al heerste er grote verdeeldheid over in Israël. Zeker toen Hamas kort daarna de macht greep in het gebied. ‘Zie je wel, die Arabieren krijgen een vinger en pakken je hele hand’, zeiden de tegenstanders. ‘En nu willen ze ook nog dat die vluchtelingen terugkeren, zodat er geen plaats meer is voor ons en we in zee zullen worden gedreven.’ Een overdreven reactie? Natuurlijk. Maar het is duidelijk dat dit door angst doordrenkte sentiment heerst.
Het belangrijkste bezwaar tegen Boycot, Desinvesteren en Sancties is het gevaar dat je er precies de verkeerde mensen mee treft. Met een economische boycot raak je bedrijven en grote concerns, die voor een deel werkzaam zijn in bezet gebied. Maar met de academische en culturele boycot raak je individuen. Zeker tachtig procent van de Israëlische artiesten zit minstens evenzeer met de bezetting in zijn maag als aanhangers van bds. Het is niet voor niets dat een grote groep van hen, onder wie schrijvers als Amos Oz en David Grossman, in 2010 een petitie ondertekenden waarin zij bekendmaakten niet in een nieuw theater in de nederzetting Ariel op te willen treden.
Veel kunstenaars brengen hun dagen door in de mondaine Shenkin Street in Tel Aviv, waar ze in het literaire Café Tamar plannen smeden om zich via hun werk in te zetten voor de vrede. Ze lezen niet de rechtse krant Hayom maar de liberale Ha’aretz. Ze stemmen niet op de Likud Partij van Netanyahu, maar op het linkse Meretz. Ze snakken naar contact met de buitenwereld, dus zou het dan niet al te wrang zijn als juist zij niet langer welkom zijn in het buitenland? Ze zijn toevallig in Israël geboren, is dat genoeg reden om hen te boycotten? Dit soort mensen wordt door bds in de ban gedaan, omdat ze verantwoordelijk worden gehouden voor een beleid waar ze niet eens achter staan.
Nog pijnlijker is dat veel kunstenaars op deze manier klem komen te zitten tussen hamer en aambeeld. Een aanzienlijk deel van hun landgenoten moet namelijk ook niets van hen hebben. Dichter Yonathan Geffen werd onlangs bekogeld met eieren nadat hij Netanyahu een racist had genoemd. Zangeres Noa werd enkele dagen later uitgescholden voor ‘vijand van Israël’ omdat ze op Facebook haar zorgen over het nieuwe kabinet deelde. L’art pour l’art bestaat niet in een land waar zelfs het weerbericht tot politieke controverses leidt.
Hoe lastig de positie van linkse kunstenaars in Israël is, bleek dit voorjaar tijdens een driedaagse conferentie in De Balie over de culturele boycot. Dertig kunstenaars uit Israël, de Palestijnse gebieden, Nederland en Vlaanderen kwamen in Amsterdam bijeen om te discussiëren over de rol van onder meer schrijvers, filmmakers en dansers in het Midden-Oostenconflict. De deelnemers stonden met hun meningen lijnrecht tegenover elkaar en de emoties liepen hoog op. Artiesten renden huilend de zaal uit, er werd met deuren gesmeten en er werd driftig gerookt. Choreograaf Nir de Volff vertelde dat hij momenteel in Berlijn in een soort ballingschap leeft. Via-via leerde hij daar een vrouwelijke Palestijnse collega kennen, waar hij meteen een klik mee had. Ze besloten samen een project op te zetten. Maar de Palestijnse verdween even plotseling uit zijn leven als ze kwam. Ze durfde niet langer met een Israëliër om te gaan, bang als ze was dat haar achterban het niet zou accepteren.
De Arabisch-Israëlische filmmaker Scandar Copti en de joodse regisseur Yaron Shani wilden ook graag met ‘de ander’ werken en bleven hiervoor júist in het Midden-Oosten. Samen maakten zij de film Ajami. Hoewel dergelijke samenwerkingsverbanden voor een groot deel van de wereld de hoop op vrede symboliseren, denkt bds daar anders over. De beweging stelt dat projecten waarbij Palestijnen en Israëliërs samenwerken ten onrechte bejubeld worden, aangezien Israël ze zou gebruiken om zichzelf tegenover de buitenwereld als tolerant land te presenteren. Daarom willen ze deze ‘co-existentie-projecten’ ook boycotten.
Ajami, een drama over een overwegend Arabische wijk van Jaffa, maakt op indringende wijze duidelijk hoe de Arabische en joodse bevolking van Israël elkaar in een voortdurende wurggreep van angst en wantrouwen houden. Iedereen is tegelijkertijd slachtoffer en dader. Copti en Shani leerden elkaar acht jaar geleden kennen op het studentenfilmfestival in Tel Aviv. Ze hebben een verschillende achtergrond maar noemen elkaar bloedbroeders. Hun omgeving reageerde niet altijd even positief. Dat kwam vooral door een incident dat plaatsvond tijdens de uitreiking van de Oscars. De film werd in 2013 genomineerd als beste buitenlandse film. ‘Net voor de bekendmaking werd ik geïnterviewd door een Israëlische verslaggever’, vertelt Copti. ‘Hij vroeg hoe ik het vond dat ik als Palestijn Israël vertegenwoordigde. Ik antwoordde dat ik Israël helemaal niet vertegenwoordig, omdat het land míj niet vertegenwoordigt. Toen barstte de bom, ik werd zelfs met de dood bedreigd.’ Shani vult aan: ‘Ik werd op straat uitgescholden voor Arab-fucker en homo.’ De filmmakers drinken elke dag koffie met elkaar en spreken geregeld over de voors en tegens van een culturele boycot.
‘Ik vraag me vaak af wat het zou kunnen opleveren’, zegt Copti. ‘Het positieve eraan vind ik dat er een discussie over het gebrek aan democratische waarden in Israël is ontstaan. Kunstenaars en academici zijn verantwoordelijk voor de geestelijke gezondheid van een staat, als zij massaal aan de bel trekken gebeurt er misschien eindelijk iets. Maar wat zijn de grenzen? Wie raak je ermee? Wanneer schiet je jezelf in de voet? Ik ben ook inwoner van Israël, een Palestijnse inwoner weliswaar, maar toch. Moet ik mezelf dan gaan boycotten?’
Er valt iets voor te zeggen om producten die op de West Bank worden vervaardigd te labelen, zodat consumenten zelf kunnen beslissen om van de aanschaf van Ahava-badschuim en vegetarische Tivall-worstjes af te zien. Maar het gaat veel te ver om Israël ook op cultureel gebied in het isolement te dringen. Kunst blijft kunst, of ze nou een politieke lading heeft of niet. Ze wordt niet gemaakt om regeringen onder druk te zetten of juist naar de mond te praten. Kunst is er om mensen te laten genieten, aan het denken te zetten of een kritische blik op de samenleving te werpen, en daar zou niemand aan mogen tornen. Kijk naar Ajami. Zo’n bijzondere film zegt toch veel meer dan duizend pleidooien voor Boycot, Desinvesteren en Sancties bij elkaar?
Beeld: (1) 13 september 2014, De Doelenzaal Amsterdam. Tegen bezoekers van een Israëlisch festival wordt geroepen dat ze moordenaars zijn. Later zal de voorstelling van Lia Koenig van het Habimah-theater uit Israël worden verstoord.