
Kort samengevat, schilderen is het smeren van gekleurde verf op vlak linnen of papier. De schilder houdt in de gaten wat er gebeurt. Door bewegingen van de kwast raken verschillende kleuren met elkaar vermengd. Omdat kleuren zich mengen ontstaat in de verf een geheimzinnige glans van licht. Dan is er ineens, onvoorzien, van alles gaande. Trage verf wordt kleur met licht en komt tot leven. Op dit stille schilderij van Edvard Munch staan, vrij vooraan in beeld, twee meisjes. De schilder zette figuren vaak zo op de voorgrond. Ze staan daar zo stilzwijgend te poseren, ergens in een groene tuin in het frisse voorjaar van 1905. Achter hen is een overdadig groen. Eigenlijk staan ze niet echt in de tuin maar net daarvoor. Het is alsof de twee jonge vrouwen, dicht tegen elkaar, aan kwamen lopen en toen bleven staan. Hun kleding lijkt op elkaar: een lichte bloes en recht vallende rokken. Ze zijn gekleed op zijn zondags. De jonge vrouw links, met de rode rok net over de knie, staat iets voor de ander. Haar donkerblauwe rok valt tot op het gras. Haar gestalte is voornaam, haar gelaat ziet er iets strenger uit – net als haar kapsel onder een stijve hoed met zwarte linten. Ze lijkt wat ouder ook. De vrouw die vooraan staat is zeker een meisje. Haar armen vallen, bijna bedeesd, naar beneden. Ze draagt haar brede strooien hoed zwierig op haar losse blonde haar. Haar bloes is los geplooid. Plooien zijn met dunne streken roze verf aangegeven. Die vallen strak. Ze heeft nog geen borsten. In de witte bloes van de andere vrouw is wel, opvallend in blauwe verf, een frêle boezem te zien. Is zij een oudere zuster of zelfs de nog jonge moeder van het meisje?
Omdat het schilderij, althans de jonge vrouwen, zo realistisch is geschilderd, ontkom je er niet aan alle details ook zo waar te nemen. De groene tuin daarentegen is anders geverfd: een los beweeglijke vrijheid met lange, buigzame halen van groen en geel. Hier in dat luisterrijke groen ontstaat het stralende licht. Dat geel en groene en ook roze licht zijn achtergrond en ruimte in het doek. Nog vóór waar de vrouwen staan, komen van onderuit de dunne, opwaartse takken van een jonge appelboom naar boven, vol met zware, witte bloesems. Die ranke takken tekenen ook ruimte in het schilderij. Daarachter staan zwijgend de vrouwen te kijken. Eigenlijk is al dat groen, die ruimtelijke verwarring van groen, een schilderij op zich. Het is daar geen realistisch geschilder meer. Het kan zijn dat het geveegde roze, onderin, de kleur was van een stuk tuinpad. Maar dat vraag ik me niet meer af. Dat roze is gewoon de kleur van de verf die Munch daar wilde schilderen omdat die kleur roze goed paste bij het geel en verschillende tinten groen elders in de tuin. Toen Munch het schilderij in 1905 schilderde, begon de kunst te veranderen. Twee, drie jaar later begon het kubisme. Alles werd anders.

Gewoonlijk noemen we zulke schilderijen als van Steven Aalders, vijf kleuren voorzichtig recht naast elkaar, een abstracte vormgeving. Met dat woord abstract konden we moderne kunst beschrijven waar verder geen woorden voor te vinden waren. Dat gesprek daarover vond voornamelijk plaats onder critici en kunstgeleerden. Die hebben een schuchtere afstand tot kunst. Die zijn voorzichtig. Intussen heb ik gemerkt dat kunstenaars in hun atelier niet over abstract praten of denken. Er wordt daar aan kunst gewerkt. Het maken is de werkelijkheid van de kunst. Steven Aalders schildert zijn kleuren naast elkaar langzaam en voorzichtig. Vijf banen kleur in steeds wisselende opeenvolging. Hij schildert elke baan één voor één. Het juiste geel of groen, in de opeenvolging, ontstaat terwijl er geschilderd wordt. Ik heb die kleine vierkanten van vijf kleuren naast elkaar ooit een handvol kleuren genoemd. Je kunt ze vasthouden. Ik wilde het woord abstract niet gebruiken omdat dat te vaag is. Toen ik die vijf kleuren zag, zag ik tegelijkertijd ook het groen en geel en roze van Munch. Die veegde buigzame verf bijeen en maakte zo licht en kleur in de ruimte van zijn schilderij. Hij zag de planten in de tuin maar tegelijk zag hij kleuren gebeuren op het doek en toen andere die zich aansloten en die ertussen pasten. In dit geval werkte Aalders, in zijn werkplaats, eerst met zes smalle stroken papier met zes kleuren. Hij is een kunstenaar die van procedures houdt, zoals Munch van strakke gezichten. Hij wilde een vierkant van verticale kleuren maken. In een vierkant pasten maar vijf stroken kleur. Zo werden het zes vierkante schilderijen van elk vijf kleuren. Per keer werd van alle zes kleuren (in het programma) er één weggelaten. Zo werkte de procedure: de zes schilderijen tonen per vierkant vijf kleuren. Een soort coupletten. Alle zes kleuren komen gelijkelijk voor in het ensemble. Elk van de vierkanten is in de opeenvolging van kleuren uniek en verschillend en is, zogenaamd abstract of niet, precies zo kleurrijk als Munchs groene tuin.