Nederlands Philharmonisch Orkest © Melle Meivogel

Rachmaninoffs Eerste pianoconcert. Eeuwigheid niet gehoord. Geen gemis. Wat een walmende demonstratie van Russisch gevoelsleven, Dostojevski zonder literaire bijsluiter, onscherp luidruchtig als een amateurvideo van demonstrerende boeren. Dat spelen ze in de normale wereld dus nog steeds met Russen die pr-afdelingen eerst moeten schoonwassen. Het Nederlands Philharmonisch Orkest had zich de moeite kunnen besparen.

Wonderbaarlijk genoeg liet de Russen-kitsch net genoeg ruimte voor een nieuw orkestwerk van een Nederlandse componist. Het programma opende met M.C. Escher’s Imagination van Hawar Tawfiq. Tawfiq (1982) is een van de interessantste en persoonlijkste stemmen in het Nederlandse muzieklandschap. Zijn orkestmuziek beweegt zich vrij en ontspannen in de klinkende ruimte. Die heeft hij ook nodig, want in zijn expansieve klankzin is hij een echte post-romanticus. Geen troebele dommekracht die maar wat lyrisch nastamelt, maar een die werk maakt van zijn lyrisch-dramatische opdracht. Zijn stemmen zingen en zijn thema’s zoeken.

Zoals dat met Nederlandse opdrachtstukken gaat is Tawfiqs Escher-parafrase kort, om de fossiele groten niet te hinderen in hun bewegingsvrijheid, maar het had meer gewicht dan Sjostakovitsj’ Zesde na de pauze. Er zit een symfonie in dat stuk, of hoe je ook het grote wil benoemen dat het in zich draagt. Het begint met geklik van klepjes en geblazen lucht van hout, air only zonder tonen, omkleed met vloeibare muziek van hangende cimbalen, gong, harp en vibrafoon. In zijn versmelting van Eschers surrealistische variatievormen met natuurgeluiden verbeeldt de componist zijn hoogste doel; organische vereniging van klinkende natuur met het kunstige dat Escher in zijn meest virtuoze vorm vertegenwoordigt, eeuwige dans van transformerende dimensies.

Meravigliosamente, schrijft Tawfiq in begin en slot voor; het allerschoonste op de mooist denkbare manier. Een componist die zo over het mysterie van de schoonheid durft te spreken gun je adem; je voelt de krapte van het tijdslot. Tawfiq draait zich er behendig uit met een wonderlijk hardzacht slot, piano en pianissimo in de strijkers, van forte naar nog harder met een klapperzwerm van klikkend hout in een versnellende beweging van kwartolen naar kwintolen en sextolen. De slotgeste is als een opstijgende spiraal, gewerveld zwevend. Wordt vervolgd, hoor je de noten en de niet-noten schreeuwfluisteren.

Tawfiq, van Koerdisch-Iraakse afkomst, is een meester in gebaren tussen talen in, de gebaren die in klank en beweging niet-verbaliseerbare essenties vangen. De beste muzikanten zijn stateloos. Overal waar de innerlijke stem zich sterkt aan andere, alles hybride en fluïde wordt, daar gebeurt het.

Nu zou je zeggen: zo voedt Sjostakovitsj’ in zijn Zesde symfonie zich ook met Mahlers grootheid. Nee. Sjostakovitsj’ Mahler is al dood, en de discipel laat hem andermaal creperen aan zijn uitgediende, slecht geïmiteerde pathetiek. Gelukkig zijn er nog levende componisten. Op 17 juli speelt de klavecinist Liubov Titarenko op het Wonderfeel-festival in ’s-Graveland Tawfiqs complexe, motorisch hyperactieve Exigeant voor klavecimbel.

Nederlands Philharmonisch Orkest speelt Rachmaninoff en Sjostakovitsj vond plaats op 12 juni