Voordat een uitvinding tot een nieuw product leidt, stroomt er heel wat water door de Rijn. Zou het met maatschappelijke acceptatie van inzichten ook zo zijn? Van de eerste verontwaardiging tot de Verklaring van de Rechten van de Mens: het is niet meer na te gaan, maar ik gok dat we over decennia of eeuwen praten. Ook harde wetenschappelijke inzichten breken niet direct door. De aarde draait om de zon en roken is ongezond. Maar toen de wetenschap daar al lang uit was, zou het nog decennia duren voor het echt nergens meer ontkend kon worden. In die fase zitten we nu met klimaatwetenschap. Hoe werkt dat?
Inzichten die vervelend maar waar zijn, kunnen maatschappelijk nog lang weggedrukt worden door het omgekeerde te suggereren: dat ontkenning fijn is. En dat ontkenning kan, want het gaat ook maar om een mening. Niet rationeel, wel effectief. Wat je beter niet kunt doen, is de wetenschap met zoveel woorden betwijfelen. Henk Otten van Forum voor Democratie liet afgelopen weekeinde in een interview weten popperiaan te zijn, vol gezonde twijfel over de klimaatwetenschap. De advocaat stelt zijn mening hier op hetzelfde plan als het inzicht van serieuze klimaatwetenschappers. Geen sterke zet. Indirecte retoriek werkt beter.
Een voorbeeld. In het mooie paasweekeinde wachtte ik bij een Chinees-Indisch restaurant op de tjaptjoi. Omdat de Donald Duck en het horecavakblad weinig te bieden hadden, sloeg ik De Telegraaf op. Daarin beschrijft Rob Hoogland hoe ‘een zestienjarig Zweeds grietje voor de zoveelste maal de kans kreeg de ondergang van de wereld te voorspellen. Je mag niet eens stemmen, op je zestiende. Maar dit mag wel, omdat het goed uitkomt.’ Klimaatzorg is iets wat wel of niet goed uitkomt. De implicatie: het is geen feit, het is een mening.
Hans Wiegel schetst enkele pagina’s verder meesterlijk de geneugten van het conservatieve levensgevoel. Zijn kinderen en kleinkinderen komen met Pasen. Er is een extra eitje bij het ontbijt en een zelfgemaakt boterlam. Ze gaan wandelen of fietsen, of ‘over het water bij ons thuis kijken’. Tweede Paasdag, als de rust is weergekeerd, nestelt Wiegel zich met een Agatha Christie in zijn leunstoel. Hij haalt daaruit ‘een jeugdige Jane’ aan die zegt: ‘Wat we nodig hebben, is een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.’ Haar oom zegt daarop tegen Hercule Poirot: ‘Iedereen praat tegenwoordig over die dingen! En het heeft helemaal niets te betekenen. Allemaal revolutionair gepraat… Wat zegt dat eigenlijk? Ze kunnen het zelf niet eens verklaren! Ze zijn alleen maar dronken van de woorden.’
Wiegel vervolgens: ‘Beste lezers, ziet u de parallel met de klimaatdiscussie? Wat een vooruitziende blik had deze fameuze Britse detectiveschrijfster.’ Verderop heeft Wiegel het over de ‘gekte dat de huizen gasvrij moeten worden gemaakt’, gevolgd door een sneer naar ‘klimaatpaus’ Nijpels. Wie zich tevreden in een leunstoel met beroemde schrijfsters associeert, staat meteen al vér boven jeugdige verbale dronkenschap. Opvallend, het dedain ten opzichte van de jeugd, ook bij Hoogland met zijn ‘zestienjarig Zweeds grietje’.
Wiegel en Hoogland weten wat ze doen. Wetenschappelijke inzichten zijn onomkeerbaar. Nooit meer kunnen we gaan geloven dat de aarde plat is of roken onschadelijk. Het is vervelend, maar waar. Dat geldt niet voor, bijvoorbeeld, rechtsstatelijkheid en democratie. Dat zijn geen inzichten, maar meningen over hoe de wereld ingericht kan worden, niet hoe zij is. Dus kunnen ze betwist worden (en verloren gaan).
Totdat wetenschappelijke inzichten gemeengoed zijn, is de beste strategie van tegenstanders dus om ze voor meningen te verslijten. Daarom spelen klimaatontkenners ook zo op de man. Het is beter te zeggen dat klimaatpaus Nijpels zich vergaloppeert dan de wetenschap te betwijfelen. Wat ook goed werkt, is om het wegkijken van de realiteit als bedachtzaam en comfortabel te presenteren. In je leunstoel gelijk hebben, met een extra eitje bij het ontbijt: wie wil het niet.
Het maatschappelijk doorbreken van inzichten die wetenschappelijk al onomstreden zijn gaat om het winnen van ‘hearts and minds’. Met het verstand zit het wel goed, maar Wiegel staat met 1-0 voor als het om het hart gaat, daar in zijn leunstoel. Zolang hij nog droog zit dan. Wie maakt intussen het linkse levensgevoel aantrekkelijk? Want die paar decennia, of paar eeuwen, die hebben we nu niet meer.