Pal achter elkaar. Er wordt immers frequent over Ivanov geroddeld. Hoe ziet dat eruit als-ie erbij is? En hoe zonder? En wat is die man nu precies? Een manisch geval van Weltschmerz? Om ’t in het taalgebruik van bewerker Casper Vandeputte te formuleren, ‘een klinische droeftoeter’? Of toch een notoire willens-en-wetens-egoïst? Een maatschappelijke mislukkeling? Hij lijkt veel van dat alles tegelijk. Moedwilligheid heeft hij niet in huis. Hij is meer de zeven-sloten-tegelijk-drenkeling. Met de enigszins dommige neiging om iedere uitslaande brand in zijn leven te blussen met een emmer benzine. Zijn grootste probleem is misschien dat hij geen plan heeft. Hij had dolgraag een plan willen hebben. Maar doelloos zwalken lijkt zijn levenspad. Of is het zijn ziektebeeld?

Roelant Fernhout en Wendell Jaspers in Ivanov © Sanne Peper

Hij heeft een vrouw die stervende is aan open tbc, ‘de tering’. En hij heeft een soort van verhouding met de dochter van de buren, een jonge vrouw van twintig. De bewerker van deze Ivanov heeft alle andere vrouwen uit het stuk geschrapt. En zet zo de titelfiguur scherp tegenover de twee vrouwen in zijn leven die ertoe doen. Hij ontloopt zijn doodzieke vrouw. En hij weet zich geen raad met de aanhankelijkheid van de jonge vriendin. Daarom zoekt hij ook almaar het gezelschap van mannen met foute grappen. Ivanov is een doorsnee mannenman, Ivanov is een mannenstuk. In zijn hart veracht hij die mannen om hem heen misschien wel. Maar hij komt vrij aardig de dag met ze door. Behalve dan met de huisarts Lvov, die hem voortdurend de waarheid zegt en de mantel uitveegt. Zeer irritante man, die Lvov. Al heeft hij wel vaak gelijk. Irritant vaak eigenlijk. En een irritant soort van gelijk ook. En dan is hij ook nog eens een jong pikkie, overigens mooi consequent gespeeld door Minne Koole.

Als toneelspelers opkomen in deze voorstelling, dan dalen ze eigenlijk af. En gaan ze dan weer af, dan klimmen ze juist ergens naar op. Opkomen is hier afdalen en afgaan is opkomen. Fijn verwarrend is dat. Hun speelveld is een leeuwenkuil, waarin ze vooral afdalen voor quasi-spitsvondige kooigevechten. En voor drank natuurlijk. Want er wordt veel ingenomen in dit stuk. Rentmeester Bórkin drinkt omdat hij zich een leven zonder drank niet meer kan voorstellen, omdat zoiets tevens een leven zonder platte humor zou betekenen, waarmee hij zich nu juist in leven houdt en waardoor hij zijn geldzorgen tijdelijk kan vergeten. Zo speelt Hajo Bruins hem, een droeve clown die onderweg ergens zijn circus is kwijtgeraakt. Graaf Sjabélski drinkt om zijn allenige leven te vergeten, en hij drinkt zich permanent moed in voor een huwelijksaanzoek dat er nooit zal komen. Xander van Vledder heeft voor deze droevige edelman een heel arrangement van quasi-nonchalante floddergebaartjes ontworpen, die er allemaal qua timing voortdurend nét náást zitten en die daardoor weer geestig werken. En de niet onbemiddelde buurman Lébedev drinkt om zijn tirannieke eega te vergeten, wat nooit zal lukken, want Lébedev begrijpt niets van vrouwen en is daarom juist zo intens jaloers op Ivanov. Tijn Docter heeft een gortdroge toon bedacht voor zijn levenswijsheden, en die werken mede daardoor hilarisch sterk.

De zieke vrouw, een nuchter gespeelde partij van Wendell Jaspers, zonder enige larmoyantheid en met veel gevoel voor humor in onderdrukte droefenis, eindigt in een korte samenvatting van haar liefde voor Ivanov, en daarna meteen in haar dood – alles bij elkaar een woordeloos en vitaal tableau vivant. Waarna ze de laatste levenstekens van haar man observeert vanaf gene zijde. Nimuë Walraven boetseert uit de ondernemend verliefde minnares een portret van ademloze bewondering die omslaat in wanhopig onbegrip. De vorm waarin de hele boel is gegoten, is een griezelig witte designdoos met bevroren maagdenpalmen (Katrin Bombe), waarin volgens de mode van een epidemische gekte giftig gekleurde pakjes worden gedragen (Bernadette Corstens), aanvankelijk sfeervol belicht van boven, met voor de slotafwikkeling een hard kruisverhoorlicht.

Midden in dit alles dwarrelt en wervelt de wildwoeste Ivanov van Roelant Fernhout. Erg fijn om deze sterke toneelspeler na een poos weer terug op het toneel te hebben. Zijn Ivanov heeft het meteen erg warm in de opening, dus loopt hij schaamteloos in onderbroek. Zijn Ivanov doet sowieso waar hij zin in heeft. Hij blijft eindeloos verbaasd over wat hem overkomt, weet zich geen raad met alle opduikende consequenties. Hij sterft verrast door het rappe eind dat hij zocht noch wilde, en dat hij ook niet aan zag komen. Tsjechov veranderde indertijd (in 1887) de hartaanval uit de eerste versie van zijn stuk naar zelfmoord in de tweede. In deze voorstelling spartelen die twee versies prettig krankzinnig en totaal gestoord dwars door elkaar. De kinderlijke verbazing van de titelfiguur is misschien nog wel het mooiste cadeau van deze enerverende en opwindende toneelavond van regisseur Nina Spijkers.


*Ivanov reist t/m 15 april door het hele land; toneelschuurproducties.nl *