
Onder in het stille portret van Joris van Egmond, vooraan, rusten zijn bleke, slanke handen over elkaar op een leuning van sierlijk besneden, glimmend hout. Dan zijn er de licht gekrulde, geplooide manchetten. Ik noemde het portret stil. Maar alle portretten zijn natuurlijk zwijgzaam – hoewel er ook zijn die wij levendig noemen of zelfs vrolijk. Dat zijn dan, zoals bij Frans Hals, de effecten van een vlot handschrift, en bravoure van penseel. Wat wij ervaren zijn altijd effecten van hoe de schilder een portret heeft geschilderd. Alle portretten zijn met geduld gecomponeerd. De middelen zijn beperkt: vooral gezicht en handen, dan iets van lichaamshouding, verder bijwerk als kledij en rekwisieten als bijvoorbeeld meubelstukken. Allesbepalend voor de orkestratie van kleur en gekleurde schaduw in de beeldruimte is natuurlijk de belichting.

Behalve dat het portret van Jan van Scorel zo stil werkt, is het ook donker en gedempt van kleur. Toen hij geportretteerd werd, omstreeks 1535 of kort daarna, was Egmond net bisschop van Utrecht geworden, daar benoemd door Karel V. Ook was hij abt van een klooster nabij Doornik en daar, dichter bij het hof in Brussel, bleef hij ook wonen. Het bisdom werd bestuurd door een vicaris. Eigenlijk laat het portret hem zien als een geleerde – daarbij past ook die stemmigheid in kleur. Hij is gekleed in een typische tabberd, zwart laken en een bruine bontkraag. Op zijn hoofd een baret. In die donkere ruimte, tegen een achtergrond van olijfgroen, zien we onderin die bleke handen en helemaal bovenin tegen de rand van het schilderij het gezicht, strak en roerloos als een masker. Dat is de compositie. Eerst die handen die een voorgrond zijn waarbij vergeleken het gezicht optisch zich iets naar achteren bevindt.
Die afstand tussen handen en gezicht zorgt ervoor dat de prelaat (die zich ook als geleerde voordoet) die stille bedachtzame en afstandelijke indruk maakt. Zo heeft de schilder hem in zijn portret gearrangeerd: hij zit iets naar links gedraaid zodat we het smalle gezicht (fletse ogen, dunne lippen, en vooral die neus) goed in halfprofiel kunnen zien. In een egaal licht is het glashelder, fijngesneden als een figuur op een camee. Ook is het gelaat discreet omvat door de zwarte baret, de witte kraag van zijn zijden hemd en de schaduw aan de zijkant van het gezicht, van het jukbeen tot onder de kin. Links, tegen een donkere achtergrond, is het gelaat getekend in een scherpe maar buigzame contour. Deze fijnzinnige, met grote beheersing geschilderde omlijsting laat het gelaat nog helderder verschijnen. Intussen, omdat de handen zo bleek zijn (bleker dan het gelaat) vormen die, samen met de manchetten afstekend tegen het zwart van de mouwen, eigenlijk de lichtste plek in het geheel. Dat witte licht neemt iets aandacht weg van het gelaat, dat daardoor geheimzinniger wordt en de wat afwezige uitdrukking krijgt van iemand die zit te mijmeren.
Portretten lezen is hachelijk. Maar door subtiele manieren van componeren, als hier door Scorel, wordt een karakter toch ook zo suggestief in scène gezet dat wij worden uitgenodigd ons een levende persoon voor te stellen. Wat anders is de zin van een portret? In de mise-en-scène van een gezicht in de beperkte ruimte van een schilderij heeft een kleine variatie in compositie al grote gevolgen in uitdrukking. Van de krijttekening uit 1521 van Lucas van Leyden is ooit wel eens gedacht dat het een zelfportret zou zijn. Nu heet het blad Portret van een onbekende man. Vergeleken met het schilderij van Scorel is de kloeke kop hier in een veel nauwere ruimte geplaatst. Daardoor lijkt de onbekende man van opvallend dichterbij te zijn waargenomen – als in een spiegel.
In ieder geval is dit getekende portret minder afstandelijk dan dat van de voorname prelaat. De kop van Lucas is breder. De schouders en dus ook de nek (bij Scorel vooral sierlijk) zijn steviger in vormgeving. Maar ook heeft Lucas op de wand rechts achter de kop met krachtige lijnen een schaduw gearceerd. De kop lijkt zo meer volume te hebben. Anders dan het schilderij is de tekening nergens terughoudend of behoedzaam. Misschien heeft Scorel in Rome, waar hij in de omgeving van Rafael werkte, een Italiaans gevoel voor stilering opgepikt. Hij is zeker een sjieke, verfijnde schilder. In de tekening van Lucas is het realisme opvallend direct, dat wil zeggen zonder versiering. Wie weet was het een studie voor een gravure – dan zouden ceremoniële verfraaiingen later in de productie zijn toegevoegd. Zoals het blad nu is, is het een document van uitzonderlijk frisse waarneming.
Beeld: (1) Lucas van Leyden, Portret van een onbekende man, 1521. Krijt op papier, 26,8 x 35, 9 cm (Museum De Lakenhal). (2) Jan van Scorel, Portret van Joris van Egmond, ca. 1535-1540. Olieverf op paneel, 57,2 cm x 80, 8 cm (Rijksmuseum, Amsterdam).