De geheime diensten dreigen zich tot een permanente en oncontroleerbare macht te ontwikkelen of hebben dat al gedaan.
In Amerika heeft de NSA onvoorstelbare hoeveelheden gegevens verzameld – data zeggen we tegenwoordig –, niet alleen over de eigen burgerij maar over zoveel mogelijk mensen en machten die voor de nationale veiligheid van belang worden geacht. En die grens wordt ruim getrokken. Dat weten we dankzij de illegale interventies van de klokkenluiders Julian Assange en Edward Snowden. Door de burgers die op hun vrijheid en privacy gesteld zijn worden ze wereldwijd bewonderd, door de overheid van hun vaderland worden ze vervolgd.
Aan de macht van de geheime diensten was de beschaafde wereld in de vorige eeuw gewend geraakt. Gestapo, Stasi, GPOe, NKVD, CIA zijn tot historische begrippen geworden en George Orwell heeft met zijn 1984 de voltooiing van de totalitaire, alzijdig gecontroleerde staat beschreven. Met het einde van de Koude Oorlog is aan de laatste radicaal georganiseerde wereldorde een eind gekomen. Daarop is geen ordening meer gevolgd, wel een toenemende internationale chaotisering. Aan het begin daarvan is internet ontstaan. Met het wereldwijde succes van de digitale revolutie zijn de verhoudingen principieel en definitief anders geworden. Ja, de staat heeft zijn macht op een ongekende manier vergroot. Maar hetzelfde geldt voor de individuele burger.
Geen mens zal ontkennen dat de nieuwsvoorziening, de wetenschap en ook de economie en het amusement op een geweldige manier door de digitale revolutie zijn bevorderd. Misschien was zonder de nieuwe toepassingen in de sociale media – YouTube, Facebook, LinkedIn, Twitter – de Arabische lente niet mogelijk geweest. Maar er zijn ook enorme netwerken van pedofielen ontstaan, kinderen maken gebruik van de digitale revolutie door elkaar tot wanhoop te pesten, oplichters stelen digitale codes en halen bankrekeningen leeg. Door de digitale revolutie is de onderwereld aanmerkelijk veelzijdiger geworden en heeft tegelijkertijd een renaissance beleefd.
Toch lijkt dit niet de grootste zorg van onze geheime diensten te zijn. Het gaat in de eerste plaats om de nationale veiligheid, vanzelfsprekend. De jihadisten hebben hun eigen webfora. De verwoesting van het World Trade Center is een trauma dat nog dagelijks van invloed is op onze veiligheidspolitiek. Maar hier ontstaat het probleem. Waar ligt onder de nieuwe omstandigheden de grens waarachter de burger van zijn soevereine privacy verzekerd kan zijn? Waar geeft het staatsbelang de geheime diensten de rechtvaardiging om deze grens te schenden? Daarover bestaat de onzekerheid die de publieke opinie nu bezighoudt. En die onzekerheid heeft zijn oorzaken.
Kennen de geheime diensten hun grenzen? Weten ze waar de staatsveiligheid ophoudt en de persoonlijke, onaantastbare vrijheid van de burger begint? Dat is op het ogenblik, bij de wildgroei van het geheime digitalisme, onze grootste zorg. Geheime diensten hebben altijd de neiging hun reikwijdte te overspannen. Dat heeft Mata Hari in 1917 het leven gekost.
In de jaren vijftig werd me door de Binnenlandse Veiligheidsdienst gevraagd, tegen betaling, om mijn chef, dr. A.L. Constandse te beloeren. Deze overtuigde democraat werd verdacht van communistische sympathieën. En deze week maandag meldde Het Parool dat de AIVD professionele belangstelling heeft voor studenten die betrokken zijn geweest bij kraakacties, hebben deelgenomen aan bepaalde protesten, ergens in het Midden-Oosten zijn geweest.
Afgelopen maandag is ook het advies van de commissie-Dessens gepubliceerd. Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten moeten meer bevoegdheden krijgen om het nationaal belang te kunnen beschermen, is de voornaamste strekking. Oud-topambtenaar Stan Dessens verwijst in NRC Handelsbladnaar de cyberaanval die dit voorjaar op de Nederlandse banken en het betalingsverkeer is ondernomen. En natuurlijk moet dan het toezicht op onze geheime diensten worden verscherpt. Hoe dat in zijn werk zal gaan wordt nog niet vermeld.
Eén ding is duidelijk. Nederland, en misschien wel de hele westelijke wereld, bevindt zich in een niemandsland tussen democratische openbaarheid en de professionele geslotenheid van de spionage. Als de spion zijn grenzen te buiten gaat en de democratische openbaarheid faalt, hebben we nog twee uitwegen: die van de vrije pers en de klokkenluiders. De eerste moderne klokkenluider is Daniel Ellsberg die in 1971 het schandaal van de Pentagon Papers openbaarde en tot 115 jaar gevangenisstraf werd veroordeeld. Ad Bos van de bouwfraude wordt na twaalf jaar weer ongemoeid gelaten. Klokkenluiders zouden wettelijke bescherming moeten krijgen.