Zijn vrouw heeft genoeg van hem, zijn zoon beconcurreert hem en zijn beste vriend, een dominee, tobt over zijn geloof en is verliefd op de violiste. Zetstukken in een wonderlijk melodramatische roman, waarin, geheel volgens de uitgangspunten van het genre, een tragisch levensgevoel de verhaallijnen doordrenkt, familierelaties alles voortstuwen en op het eind iedereen met lege handen staat. Of bijna. Wat een opluchting dat een roman als deze nog geschreven wordt. Hij staat volstrekt haaks op wat op het ogenblik in de romankunst gebruikelijk is. Bij Anker geen personages die een beetje vervreemd rondlopen, daarbij de hele of halve loser uithangen, sadist of halve misdadiger zijn, die alles niks vinden en met zichzelf geen raad weten. Of die stil op het platteland over een gefnuikt verleden zitten te zwijgen. En allemaal zijn ze in afwachting van… ja, van… niemand die het weet.

Anker zet ongegeneerd een stel krachtige doeners neer, de een meer dan de ander, maar ze hebben ambitie, ze gooien zich in het leven, ze zijn niet van plan zich terug te trekken of bij de pakken neer te zitten. Wel willen ze allemaal hun leven veranderen, maar dat komt er steeds niet van. Ze zitten aan elkaar vast en tegelijkertijd willen ze aan elkaar ontsnappen. Zo gaat dat in een roman als deze waarin de melodramatische verbeelding het banale leven uitvergroot, waarin persoonlijke en psychologische conflicten de zaken op scherp zetten en waarin de emoties hoog oplopen. Alle personages willen meer uit het leven halen, zich niet laten inkapselen door de omstandigheden waar ze in vastgelopen zijn, maar de waarheid over zichzelf en hun ambities zien ze niet. Ze scheren langs hun eigen bestaan. Anker heeft er hard aan gewerkt om juist deze onzekerheid over hun bestaan mee te laten spelen. Wat dit betreft is Ankers roman schatplichtig aan de grootste Nederlandse familieroman, De boeken der kleine zielen van Louis Couperus.

Lezers zitten op een al of niet bevredigende afloop te wachten, maken schrijvers zichzelf wijs

De schrijver geeft zijn personages tot bijna de helft van het boek in lange hoofdstukken één voor één de ruimte. Hij laat ze wanhopen, geilen, overwinnen, verliefd zijn, nederlagen slikken en hij neemt er uitvoerig de tijd voor. Zijn ambitie is de grootheid en kleinheid te demonstreren van drie belangwekkende standaardpersonages uit de hedendaagse Nederlandse bourgeoisie. De ondernemer, de kunstenaar en de intellectueel, plus hun aanhang: de gefnuikte moeder en de zoon. Hij neemt geen afstand van ze, net zo min als Couperus dat vroeger deed. Sterker nog, hij houdt van ze, van alle drie, anders ben je niet in staat zulke fraaie stukken proza over ze te schrijven. Hij wil bij hen horen, dat laat hij doorschemeren, maar tegelijkertijd bouwt hij op veel plaatsen, via een alwetende verteller, tegenstemmen in. Venijnigheden, tegenspraak, ironie, altijd voorzichtig, want erg hard wil hij ze nooit vallen, dat hoort bij de melancholie die dit boek vast in haar greep heeft.

‘Knalschrijven’, zette ik ergens in de kantlijn. Vooral in het begin davert de roman van fraai prozawerk. Neem de beschrijving van een tochtje op een sleepboot door de haven waarbij de schrijver, alsof het niks is, een volstrekt overtuigend beeld neerzet van de Rotterdamse haven. Of lees de paginalange beschrijving van een vioolconcert van Beethoven waarbij Anker de partituur en de violiste dicht op de huid probeert te zitten. ‘Er is een meekrimpen naar de zachtste, bijna stervende hoogste A vlakbij de kam, en dan weer vol op de g-snaar, in het warme bruine register waarbij haar hoofd soms letterlijk meetrilt. Het voltrekt zich allemaal in lichaam en geest, een vleugje vreugde, een toets van droefheid, de intimiteit van een moeder, zwiepende uitbundigheid, licht uit de kindertijd, ergens naar reiken maar net niet kunnen, gutsing, werveling, slepende vertraging, verstilling (…).’ Mooischrijverij? Het zal best, maar wat mooi is, vereist mooi schrijven. Bovendien probeert Anker hier een beeld te geven van de zielenroerselen van de benarde violiste Lisette.

Naar het einde toe begint het verhaal het over te nemen van de beschrijvingskunst, die deze roman juist zo ver uittilde boven wat in de huidige literatuur mode is. Waarom die personages met al hun hang-ups, rariteiten en wanhoop verder niet met rust gelaten? Dat was geweldig geweest. Maar dat kan natuurlijk niet, dat snap ik ook wel. Je ziet bij Anker, naarmate het boek vordert, het besef doordringen dat er nu ook nog naar een einde toe geschreven moet worden. De verliefdheid op zijn personages, die hem voortjoeg en die hij tot ruim over de helft demonstreerde in vele fraaie schrijfscènes, is er nog wel, maar ze krijgt iets plichtmatigs. De verliefdheid is voorbij, dat is het, nu moet het verhaal nog af. Want er moet in een roman nu eenmaal een afloop zijn, daar helpt geen lieve moedertje aan. Een veelbetekenend open einde, met in een boek als dit in ieder geval een snik erbij. Ik heb daar veel begrip voor, ik ken het zelf maar al te goed, het verhaal moet voort, het moet af. Lezers zitten op een al of niet bevredigende afloop te wachten, maken schrijvers zichzelf wijs, terwijl ze daar zelf vaak helemaal geen zin in hebben. Anker koos voor een afwikkeling die past bij de melodramatische opzet van het geheel. Dan zullen ze het krijgen ook, heeft hij vast en zeker gedacht. De ondernemer krabbelt langzaam overeind na een ernstig ongeluk. De violiste herstelt van haar inzinking. De gefnuikte dominee begint een tot mislukken gedoemde verhouding met de violiste, inclusief een over de top einde. De zoon krijgt langzamerhand begrip voor zijn vader. En Lisette speelt toch nog een fraaie vioolsolo op de verjaardag van haar vader. Anker stuitte op het probleem waar iedere romanschrijver op een dag tegenaan loopt. Ik wil het liever niet, maar het boek moet af.


[Robert Anker, Schuim](http://mindbus.go2cloud.org/affc?offerid=5&affid=22&url=http%3A%2F%2Fwww.athenaeum.nl%2Fshop%2Fdetails%2FSchuim%2F9789021454924)_
Querido, 302 blz., € 19,99