De uitgever verpakt het boek - twee diskettes - in een kartonnen omslag ter grootte van een pocket, met de dikte van een cd-doosje en de stevigheid van de vroegere Rijam-agenda. Host, de elektronische versie, bevat, zo meldt het kartonnetje, de integrale tekst van de roman (dat is alvast fijn), ‘hot-key words’ die alle achtergrondresearch laten zien die de auteur heeft gedaan, een Quicktime-video van Peter James zelf die de roman introduceert, en een audio-epiloog van de auteur.
WAAROM ‘fact’ vreemder is dan ‘fiction’ wordt er niet bij verteld. De kans is groot dat deze vorm van presenteren daarvoor al voldoende voorwaarde is. Want een elektroman is niet zomaar een roman, zal Penguin hebben gedacht. Op het eerste gezicht hebben ze daar gelijk in.
We lezen de elektroversie van Host. Na enig geëmmer met de Host Installer, die niet meteen werkt - systeemfout 127! -, krijgen we de roman toch aan de praat. Er verschijnt een titelpagina. Dan de inhoud. Dat gaat goed. Nee, toch niet. De video doet het niet. Eerst meer geheugen toekennen aan het programma. Daarvoor dient de computer opnieuw opgestart te worden. Maar ach, wat geeft dat? We staan hier op de drempel van een revolutie, toch?
Penguin reageert met Host op de laatste ontwikkelingen op communicatiegebied. Teksten worden niet meer per definitie op papier aangeboden. Ook literaire teksten dus niet. De drager van de informatie is een diskette, die ook plaats biedt aan meer dan woorden alleen. Toegevoegd zijn hier een plaatje bij een praatje, extra achtergrondplaatjes, en een audiopraatje achteraf. Leuk hoor, zo'n videofilmpje erbij. Zoiets als de auteursfoto, maar dan bewegend. Als de schrijver zijn eigen roman inleidt, geeft dat toch een gezellig gevoel. En hij heeft het tegen jou persoonlijk.
Maar dan moet je gaan lezen. Op je beeldscherm. Je kunt de achtergrond pimpelpaars of zalmgroen maken, en de letters lichtmango getint, maar het blijft een tekst op je scherm. Die je leest als een tekst op je scherm. (Misschien moeten we nog wat generaties verder evolueren voordat we die nostalgische hang naar het object boek kunnen overwinnen. Als dat nodig is.)
In de tekst, bijna 1600 pagina’s lang, is om de dertig, veertig bladzijden een woord of een uitdrukking onderstreept. Daar kunnen we op klikken.
Dus als we tegenkomen: Alcor,dan klikken we op dat onderstreepte woord en krijgen we informatie aangereikt. Alcor is de naam van een bedrijf in cryonics. Niet verzonnen. Het zetelt in Arizona en biedt voor 120.000 dollar de mogelijkheid het gehele lichaam in te vriezen. Voor 50.000 dollar doet men het hoofd en voor 20.000 dollar een huisdier.
NET ALS de video vooraf en het geluidsfragment aan het einde is dit informatie die net zo goed als geschreven tekst gepresenteerd had kunnen worden. Een echte noodzaak voor de gekozen vorm is er niet; het is vooral leuk dat het zo gedaan is. Dat geldt in wezen voor de elektronische versie van Host als geheel: het hoefde helemaal niet op diskette. Dat maakt het alleen maar levendiger om te consumeren. Maar ook onprettiger: het leest nog steeds niet lekker, met zo'n monitor van tien kilo in bed, moeizaam boven je hoofd getild. En om de bladzijden om te slaan moet je steeds je muis gebruiken.
Host is geen uitzondering. Steeds vaker worden er ‘boeken’ gepubliceerd die op een of andere manier worden gekoppeld aan het digitale. Of het nu ‘de eerste e-mailroman’ is, of een literaire cd-rom van een roedel rappers, er blijkt literatuur te zijn die iets van doen heeft/wil hebben met ‘nieuwe media’. Of het wordt natuurlijk gewoon interessant gevonden om een literair boek in een andere vorm dan de traditionele te presenteren.
Wel in boekvorm, maar door zijn titel nadrukkelijk verwijzend naar het computeruniversum, verscheen de dichtbundel Person@ges van Miguel Declercq. Declercq is uit 1976 en Person@ges is zijn debuut. Dat symbool valt direct op: het is het meest ‘moderne’ teken van deze tijd.
Het @-teken spreekt tot de verbeelding omdat het een adres, een plek suggereert in een adres- en plekloze ruimte, cyberspace. Alsof er in het wereldwijde computerweb straten en zijstraten zijn met huisjes eraan, genummerd en wel. Die paradox is wel fraai: we hebben een eindeloze matrix gecreëerd waarin we onze digitale communicatie laten plaatsvinden, en we zijn er nog in geslaagd ook om daar heuse brievenbussen te plaatsen langs niet-bestaande wegen.
Wie echter het @-teken gebruikt in een woord als personages zit daar helemaal naast. In die context is die apestaart niets. We lezen het woord ‘person@ges’ niet als ‘person-at-ges’ of zo, maar gewoon als ‘personages’. Pure koketterie, dus. Een spelletje. Modern doen.
Waarom Miquel Declercq dat wil, begrijp ik niet. Want als hij echt nog zo jong is, dan bezit hij een geweldig dichterstalent. Zijn eerste bundel is erg sterk, erg intelligent, erg gepassioneerd. Maar nergens wordt de link gelegd met het onzichtbare nulletjes-en-eentjes-universum. Okee, bijna nergens. In ‘De vacuümjongen’ staat: ‘Envoi à moi, een ooglijk iets, of Claude Seurat,/ halfzware shag, een swastika en Hazey Jane,/ mijn waanzinnen die, uitgeraved, tot liefde werden/ opgepept, verdwaald in Atrebatum Park,/ a global village, pay no mind, mijn gettoblaster/ uitgeraasd, het zicht gezien, een sotternie,/ this motherfuckin’ century vol siliconen, World Wide Web,/ mijn radioactieve pik, een taco, bier en roltabak,/ of hasjiesj, bacon, chips, het zelf/ dat uit me wegzwemt als een stem (…)‘
WAT WERD gepresenteerd als de eerste e-mailroman was in werkelijkheid niet veel anders dan dat hoogtepunt uit de Nederlandse vrouwenliteratuur: Saartje Burgerhart, van Betje Wolff en Aagje Deken. Dat was een roman in brieven, van de ene dame aan de andere, handelend over, inderdaad, een vrouwenleven. Dat boek draagt alles in zich wat je van een negentiende-eeuws brievenboek verwacht: het beslaat een lange, lange periode, waarin tussen de brieven door veel wordt gezwegen en gewacht. Niet voor niets heet de papieren post heden ten dage 'snail mail’, gezien de snelheid van elektronische post.
E-mail verschilt van snail mail door onder meer de snelheid waarmee de betreffende berichten van zender naar ontvanger worden getransporteerd: in de regel is een mailtje binnen de minuut op zijn bestemming. Ten tweede kent e-mail de mogelijkheid de ontvangen tekst in de nieuwe brief op te nemen en zo zin voor zin te reageren. Wie ten slotte een leuke video wil meezenden met zijn elektronische post, kan een filmfragment ‘attachen’ (aan de brief hangen).
DE SNELHEID, de actualiteit van e-mail is ook een van de interessante kenmerken van het Internet. Wanneer we het hebben over het mondiale net en zijn belang voor de literatuur, en wanneer we willen ontdekken welke interessante experimenten er worden gedaan met dat nieuwe medium, dan moeten we het onder andere daarin zoeken. Het Internet biedt de mogelijkheid om informatie over te dragen in real time, dat wil zeggen: live, dat wil zeggen: als een televisie. Het mag op dit moment nog niet helemaal gepolijst zijn, er mogen dan wat schokkerige beelden te zien zijn, het is een kwestie van tijd voordat we moeiteloos en rechtstreeks onze zelfgeschoten beelden in een hoge resoluties en met 24 beeldjes per seconde op onze website zetten. Topkwaliteit, dus.
Er is tot nu toe het een en ander geprobeerd in de literatuur. William Gibson, die goeie ouwe cyberpunkgoeroe, schreef science-fictionromans over de ‘matrix’, die hij als volgt omschreef: ‘Matrixruimte. Een polyzintuiglijke hallucinatie waaraan dagelijks miljoenen zich overgeven, van legitieme operators, overal ter wereld, tot en met kinderen, die zich vertrouwd moeten maken met wiskundige concepten… een grafische weergave van gegevens die zijn ontleend aan de databanken van alle computers in het wereldwijde netwerk. Onvoorstelbare complexiteit. Oplichtende lijnpatronen in de nonruimte van de geest, clusters en knooppunten van data. Als de lichten van een nachtelijke metropool, van veraf gezien, steeds verder…’
De nonruimte van de geest kan inspirerend zijn voor de literatuur. Als inspiratiebron, als motor voor verhalen. Er is ook een andere relatie tussen literatuur en ‘cyber’: als instrument voor het scheppen. Cyberspace, of het Internet, of het World Wide Web, of het virtuele leven, of de nonruimte van de geest - op het eerste gezicht bieden ze eindeloos veel mogelijkheden.
Meestal echter wordt het Internet alleen gebruikt voor het publiceren van elders geschreven teksten. Daarbij is het digitale niet meer dan een versiering, onbelnagrijk voor het ontstaan van het werk. Zoals Host een ‘gewoon’ boek is, dat per ongeluk in de computer te lezen valt.
Er moet toch meer te doen zijn. De literatuur moet toch meer kunnen profiteren van de mogelijkheden? Film en video zijn te gebruiken. Geluid. Geuren, later. (In Host meldt Peter James dat geurherkenning door computers al vergevorderd is. Binnenkort kan uw Macintosh jaar en chateau van een willekeurige wijn thuisbrengen.)
Het Net biedt de mogelijkheid om met collega-auteurs over de hele wereld te communiceren en werk uit te wisselen. Of om gezamenlijk aan één ding te werken, op hetzelfde moment. Een van de voordelen van het Internet is dat we niet langer vastzitten aan de lineariteit van voorheen: er gaat niet eerst een hoop tijd overheen voordat we kunnen reageren, voordat we het onze kunnen toevoegen aan het collectief geschapen werk.
ER IS OP het Net een scriptwriters-newsgroup, waar scenarioschrijvers elkaar steunen, informeren, elkaar problemen voorleggen die ze tijdens hun werk ondervinden. Je kunt je voorstellen dat schrijvers, in een elektronische omgeving, virtuele gemeenschappen doen ontstaan. Door actief te participeren in een voortdurende uitwisseling van elektronische publicaties, manifesten, live readings, multimedia interactive hypertexts, conferenties en dergelijke, zullen schrijvers alternatieve netwerken vormen en, als collectief, op een nieuwe manier een nieuwe literatuur ontwikkelen.
Dat zou kunnen. De Amerikaanse clan Avant-Pop ziet de toekomst van de literatuur niet bij de eenzame schrijver die achter een toetsenbord zijn verzen zit op te hoesten in de hoop dat hij op een goede dag een redacteur of een agent of een uitgever vindt die zijn werk de wereld in zal hypen. Nee, er zal in de toekomst meer multimediaal worden samengewerkt door schrijvers en andere kunstenaars, om tot produkten te komen die beschikbaar en toegankelijk zijn voor honderden zoniet duizenden potentiële bondgenoten over de hele wereld, die op hun beurt weer actief internetwerken in de eigen virtuele gemeenschap. Een wereldwijd publiek zal derhalve onmiddellijke toegang hebben tot alles wat er aan literatuur wordt geproduceerd.
Schrijvers die blijven vasthouden aan dat gedateerde concept van de eenzame kunstenaar die zich afzondert van de virtuele gemeenschappen die hem ter beschikking staan, zullen uiteindelijk het contact verliezen met het ongelooflijk hoge tempo waarin de beweging zich uitbreidt en met lede ogen moeten toezien hoe de beweging van hun eigen, geïsoleerde werk meer en meer vertraagt, om ten slotte in een schildpadachtige vergetelheid te verdwijnen.
EEN VAN DE meest belovende mogelijkheden daartoe is hypertext. Ga voor de grap een keertje naar de site van Robert Kendall, Word Circuits. Die biedt een mooie ingang naar hypertext- en cybertext-literatuur. Ze bieden veel secundair werk, essays en achtergrondinformatie. Ook biedt men talloze links naar interesante sites (o.a. Group Z in België, http://www.adaweb.com).
Komend jaar organiseren ze zelfs een On-Line Class (instructor: Robert Kendall) die door New York Magazine een van ‘the City’s Best Classes for Adults’ werd genoemd. De nadruk ligt op hypertext, maar de studenten onderzoeken ook de literaire mogelijkheden van ‘kinetic text, decision-making algorithms, randomization functions, graphics, and audio’.
In het essay Writing for the New Millenium legt Word Circuits de beginselen van hypertextliteratuur uit. Cursusleider en Word Circuits-chef Robert Kendall: ‘De nieuwe elektronische literatuur bevrijdt zich van het juk van de lineariteit en stilstand gedicteerd door het papier. In digitale vorm kan een verhaal lezers zijn wereld binnentrekken door hen een rol te geven in het scheppingsproces. Ze kunnen kiezen welke verhaallijn ze willen volgen, welke situatie of welk personage ze willen onderzoeken. Binnen een “pagina” poëzie op het scherm kunnen woorden of zinnen voortdurend veranderen onder het oog van de lezer, waardoor de tekst gaat resoneren met verschuivende betekenisnuances. Geschreven literatuur kan “improviseren”, de eigen inhoud veranderen elke keer dat het gelezen wordt. Door zijn mogelijkheid tekst, grafiek, geluid en video te mengen, kan de computer de traditionele interdisciplinaire schrijftradities uitbreiden.’
Verder: ‘De meeste elektronische pioniers gebruiken de computer als een voertuig voor kneedbare, nonlineaire literatuur die geheel anders is dan de wereld van gedrukte tekst. Hypertext is een techniek die de lezer toestaat verscheidene, zich vertakkende en elkaar kruisende wegen door een verhaal of een gedicht te volgen. De schrijver kan elk gedeelte van een tekst koppelen aan vele andere plekken in het werk. Zodoende kan een stuk tekst leiden naar een van vele alternatieve vervolgen of uitweidingen, en niet alleen maar naar de volgende pagina. (…) Door dit proces van kiezen welke links te volgen, bepalen lezers de volgorde, en dus ook de inhoud, waarin een verhaal zich ontwikkelt. Ze assembleren hun eigen versies van een fictieve wereld op dezelfde manier als ze unieke, persoonlijke versies van de echte wereld samenstellen uit de fragmenten van hun ervaring. De tekst wordt een reële omgeving waarmee de lezer kan interacteren en die de lezer kan veranderen, in plaats van slechts een beschrijving van zo'n omgeving.’
Had Penguin daar maar eens aan gedacht. Dan had het allemaal een stuk interessanter kunnen worden.