
Kort na elkaar sprak ik laatst twee redacteuren van boeken die al wekenlang de bestsellerslijsten bestormen. Allebei deden ze er wat lacherig en verbluft over. O ja, ze wisten dat ze er best wat van zouden verkopen, maar zó veel, al richting de honderdduizend exemplaren? En dat voor boeken die dik en dus duur waren, en ook nog eens zwaar in de zin van gelaagd, intellectueel – het woord ‘elitair’ viel zelfs.
Het ging om Grand Hotel Europa van Ilja Pfeijffer en De Bourgondiërs van Bart Van Loo. De media hadden er vast een beslissend aandeel in, maar hoe? Misschien kan de studie De literatuur draait door van de Tilburgse literatuurwetenschapper Sander Bax daar licht op werpen.
Bax selecteerde een aantal literaire mediamomenten – de botsing tussen Connie Palmen en Saskia Noort, de ontvangst van Het diner, Pfeijffers praat bij Jinek over Genua, enzovoorts – die laten zien hoe de media de literatuur beïnvloeden. Kort gezegd komt het er steeds op neer dat schrijvers hun strategie aanpassen aan de mediawetten: de nadruk leggen op intieme, echt gebeurde ervaringen, politieke en maatschappelijke standpunten betrekken die goed liggen bij het beoogde publiek, aansluiten bij de ‘taal van de media’, en het bouwen aan een schrijversimago. Literatuur die dat niet doet, ‘experimentele’ of anderszins serieuze literatuur, is overgeleverd aan de ‘allengs slinkende marge’.
Op zich klinkt dat allemaal best aannemelijk, zeker bij de door Bax uitgekozen voorbeelden van recente mediasuccessen zoals Het diner, Tonio, La Superba. De aardigheid van het boek zit hem er gaandeweg steeds meer in dat je al die recente literaire rellen en consternatie even netjes op een rijtje krijgt gepresenteerd. O ja, Hemmerechts over de vrouw van Dutroux, Benali over Badr Hari, en ach ja, die rel tussen Anil Ramdas en Joost Zwagerman.
Mooi vak, de literatuur: altijd is er wel wat aan de hand. Maar verschillen die duels wezenlijk van die uit de tijd van Komrij, Hermans, Ter Braak of Multatuli? Verschijnen er sinds De wereld draait door op de treurbuis is nu werkelijk meer boeken over echt gebeurd leed? Verschilt de manier waarop Ilja Pfeijffer aan zijn imago werkt nu wezenlijk van die van Reve of Wolkers? Werkten Couperus en Kloos niet aan hun auteursmythe? Verkocht Sybren Polet meer exemplaren van zijn experimentele proza dan Peter Verhelst nu? Ik geloof er niets van. Al deed ik er geen systematisch, vergelijkend onderzoek naar.
Helaas deed Bax dat ook niet. Het blijft vaak bij vermoedens, impressies, aannames, gestaafd door het anekdotische bewijs van de geselecteerde casussen. Zo maakt hij een boeiende analyse van VSV (2012) van Leon de Winter – hoe hij de populistische retoriek gebruikt en hoe de roman het vehikel is van politieke opvattingen. Maar dan overspeelt hij zijn hand met opmerkingen als: ‘De analyse van Leon de Winters schrijverschap laat bovendien zien dat die taal van de media steeds verder doordringt in de narratieve structuur van de eenentwintigste-eeuwse roman.’
Dat is wat al te kras. Probeer eens één andere schrijver te bedenken die zo uitgesproken politiek is in zijn romans. Door het extreemste geval tot exemplarisch te verklaren, verstapt Bax zichzelf in de populistische retoriek. Deze studie is alleen geslaagd als je die al te wilde verbindingslijnen uitgumt en haar opvat als een mooie verzamelbundel van losse literaire mediamomenten.
Stuk voor stuk prikkelen die om tegenvoorbeelden aan te dragen. Neem een aantal bestsellers van dit moment. Weinigen zullen Otmar’s zonen van Peter Buwalda niet tot de serieuze literatuur rekenen, en toch hebben we hier geen waargebeurde geschiedenis, geen politiek salonfähige stellingname, geen gemakkelijke mediataal, en zelfs de constructie van het schrijversimago blijft toch vrij beperkt – dat van de neurotische, monomane perfectionist.
Of kijk naar De ommegang van Jan van Aken, een breed opgezette historische roman, die ook niet bepaald in het stramien past van de literaire knieval naar de massamedia. Toch gingen er 25.000 van die dikke pillen over de toonbank, and still counting. Een opsteker voor schrijvers en lezers van het soort boeken dat keer op keer tot op sterven na dood wordt verklaard. En dan hebben we het nog niet eens over internationale fenomenen als Elena Ferrante of Haruki Murakami, die als persoon vrijwel – of zelfs geheel – onzichtbaar zijn.
Bij al deze tegenvoorbeelden zijn de media vast een doorslaggevende factor, maar dan toch niet volgens het wetenschappelijke model van Bax. Wat is dan het wel succes? Het is een fanatieke hobby onder alle leden van het boekenvak om dat te willen ontrafelen, op zoek naar, nou ja, misschien niet de ultieme formule, maar toch iets van een onderliggend principe.
Jonny Geller, een literair agent voor auteurs als David Mitchell en Howard Jacobson, somde in een TED Talk in 2016 een aantal factoren op. Een unieke stem, vakmanschap, en ‘resonantie’ met de tijdgeest. Het gaat om een verhaal dat alleen door die ene auteur verteld kan worden, dat aanhaakt bij de bekende wereld van het publiek en dit meesleept naar een onbekende wereld.
Ook dit is niet feilloos, erkent Geller – er zijn boeken die alle factoren mee hebben en toch floppen – maar bekijk je de bovenstaande successen, dan blijkt dat die er opvallend goed aan voldoen.
Neem Grand Hotel Europa. Of de archaïsch-pompeuze barok van Pfeijffer nu direct aansluit bij de mediataal, kun je je afvragen. Op allerlei manieren ligt Pfeijffers oeuvre juist veel dichter bij de vormexperimenten die volgens Bax nu juist zouden wegkwijnen in de marge.
Ja, de thematiek sluit aan bij de talkshowtafel. Maar offeren schrijvers hun literaire ambities op door strategisch op zoek te gaan naar onderwerpen die daar kansrijker zijn? Zo vreemd is het ook weer niet dat journalistiek en literatuur soms dezelfde werelden, personen of fenomenen als onderwerp kiezen. Er zijn nu eenmaal schrijvers die betrokken zijn bij onze tumultueuze wereld, zoals in alle tijdperken.
Leg je het rijtje van Geller ernaast, dan herken je ze in Pfeijffers succesboek allemaal: de onmiskenbaar eigen stem, het vakmanschap, de tijdgeest met een rijtje overbekende thema’s – Europa in verval, vluchtelingen, toerisme. En ook: de belofte op reis te gaan, vanuit een bekende vakantiebestemming naar onbekende regionen.
En toch. Toch ontbreekt in al die analyses nog één kracht, en die brengt me terug bij die lacherige, verblufte redacteuren: blind toeval, domweg geluk. Zonder zo’n gunstige greep van het lot kan alles nog zo veelbelovend lijken, en toch gebeurt er niets. Wetenschappelijk kun je hier vrij weinig mee, maar Bax kiest meteen het andere uiterste en gaat wel erg sterk uit van vooropgezette plannen en strategieën.
In het slothoofdstuk, ‘Genua als marketingconcept’, lijkt het haast of Pfeijffer alles minutieus plande: naar Italië verhuizen, politieke standpunten innemen, enzovoorts. Wie er iets meer met de neus bovenop zat weet hoe het in werkelijkheid veel rommeliger verliep en het spel met de media veel geïmproviseerder is.
Hooguit kun je zeggen dat Pfeijffer op de een of andere manier op dat toeval durft te gokken, een waaghalzerij die ik – gevoelsmatig – ook terugzie bij Buwalda, Wieringa of Koch. Zulke ongrijpbare mentaliteitskwesties zouden ook wel een mooie studie waard zijn, al zal die niet erg wetenschappelijk zijn.