Als kind had ik een mooi gerangschikte blokkendoos (en andere jongetjes ook) met verschillende soorten blokken: vierkante, langwerpige, driehoekige en ronde, ook in verschillende kleuren. Die keuze aan blokken liet ons dus een grote vrijheid bij wat ermee gebouwd kon worden. Je begon, herinner ik me, met het overeind zetten van een langwerpig element. Daartegen kon dan een kleinere rechthoek leunen terwijl daarbovenop dan ruimte overbleef voor een driehoekig stuk dat zich daar mooi kon nestelen. Dan ging je verder naar boven met het op elkaar stapelen van blokken. Soms moesten ze op elkaar balanceren. Hoewel je het bouwsel begon met wellicht een model in je hoofd (een soort toren, een soort fort – altijd zo vaag) ontdekte je al gauw dat het op elkaar stapelen en het tegen elkaar laten leunen van de elementen de eigenlijke lol was, vooral als het geval, naarmate het groeide, steeds labieler begon te balanceren. Je bouwde iets vanuit het proces van bouwen zelf. Als kind had je dat nog niet zo door – en uiteindelijk viel het ding om. Dat was ook lachen. Maar dat was misschien wel de essentie van het spelen met een blokkendoos: het proberen en opnieuw proberen. Want het verloop van het knutselen dat ik heb geschetst, kan met dezelfde elementen een ander vervolg zoeken. In de vrije fantasie, die zo gevoed werd, ontstonden dingen die je nog niet had kunnen voorstellen: net zo’n hoge accumulatie van vormen, bijvoorbeeld, als van Ruud Kuijers Waterwerk VI. Ik wil niet beweren trouwens dat zulke sculpturen in de kinderkamer in het hoofd van de kunstenaar zijn ontstaan.

De losse manier, echter, waarop de verschillende vormen bijna achteloos tegen elkaar leunen, wordt gelogenstraft door het indrukwekkende gewicht van het beeld. Vooal als je er vlakbij staat en de stevige acht meter hoogte ervaart, is dat onomkoombaar. Waterwerk is van gewapend beton. Het is mooi egaal grijs dus het lijkt licht. Eerst heeft Kuijer van hout een complete mal gebouwd waarin daarna de sculptuur in één keer kon worden gegoten. In zijn werkplaats realiseer je je met hoeveel slimme nauwkeurigheid die mal in elkaar is getimmerd. Een beschutting van een negatieve vorm. Van bovenaf werd daarin toen een speciaal dun beton gegoten dat zo vloeibaar was als yoghurt en daarom tot in alle hoeken in de mal kon doorsijpelen. Het is een ingenieus en ingewikkeld proces, maar dat is niet het artistieke van het beeld.

Het kan zijn dat zo’n beeld ooit speels begon. Het atelier van Kuijer staat immers vol met kleine modellen en knutselarijen waarin hij gevonden materialen samenbrengt: stukken hout of plastic aan elkaar geplakt of met kromme stukken ijzer met elkaar verbonden. Allerlei denkbare combinaties en verbindingen. Hij werkt met zulke onbestemde fragmenten zoals een jazzpianist akkoorden probeert en stukken melodie. In dat repertoire van suggesties tekent zich dan, stel ik me voor, een vormcombinatie af die zo stevig lijkt en zo markant van contour is dat ze in het groot kan worden uitgevoerd. Zo staat dit beeld met vijf soortgelijken in Utrecht langs het drukke Amsterdam-Rijnkanaal. Vanuit de trein Utrecht-Amsterdam zijn, bij het passeren van de Werkspoorbrug, die Waterwerken te zien, een modern, industrieel monument waar twee intensieve verkeersaders elkaar kruisen, het spoor en het kanaal. In hun zorgvuldige helderheid hebben de beelden ook iets oer-Hollands. Ze staan daar stil en solide langs het water als een statige stoet molens. Net als in Ruisdaels beroemde schilderij zal de molen eeuwig de grijze stormwind weerstaan.

Dit beeld heeft nog een titel: Weerslag. Dat wil zeggen, denk ik, dat het de spanning tussen krachten en tegenkracht uitdrukt. We zien een abstracte energie. Dat herinnert aan hoe er al direct na het ontstaan van de strenge abstracte kunst een soort figuratieve en soepeler varianten gingen ontstaan. In de kunst is de vertelling kennelijk niet te onderdrukken. Als voorbeeld citeer ik een inventie uit 1923 van El Lissitzky: de figuur van de Posten (wachtpost). Voor een soort poppenspel had hij vrijmoedige poppen bedacht, met gebruikmaking van het abstracte vocabulaire van zijn idool Malevich. Wat je ziet is dat de hoekige vormen ten opzichte van elkaar beweeglijk zijn geworden, grillig bijna, en met een wendbaarheid die hoort bij marionetten. Die overzichtelijke en beweeglijke vormentaal die toen ontwikkeld is en die we inmiddels overal terugvinden (een nieuwe taal voor de nieuwe tijd) ligt uiteindelijk, in een stevige monumentale vorm ook ten grondslag aan de beelden van Ruud Kuijer. Knutselden wij ook niet zo met losse blokken?


PS De Waterwerken staan op het Utrechtse bedrijventerrein Lage Weide langs het Amsterdam-Rijnkanaal daar waar bij de Isotopenweg het spoor het kanaal kruist