Williston, mei 2018. In de ban van de frackingtechniek

De twee zwarte mannen zijn gisteravond aangekomen op de Walmart-parkeerplaats in Williston, Noord-Dakota, die binnenkort weer wit van sneeuw zal zijn. Ook tijdens de laatste olie-boom tien jaar geleden was dit de plek waar de eerste gelukszoekers hun bivak opsloegen. Handen stevig in de zakken, wollen muts op en een gevoerde hoodie diep over de ogen – zo staan de twee voor hun zilvergrijze Peterbilt 43. De truck waarmee ze hun dromen willen verwezenlijken. Als je dichterbij komt, zie je deuken en krassen maar de motor is goed, zegt Asman Omar, de oudste, vol vertrouwen. Hij komt uit Zuid-Soedan, zijn jongere partner Bol Reem uit Soedan. Niet zo lang geleden bevochten hun landen elkaar nog om een olieveld op de grens in het zuiden, nu werken Omar en Reem samen aan hun plan: rijk worden. ‘We are driving for our dreams’, zegt Bol Reem glunderend.

De twee Afrikanen kwamen elkaar tegen tijdens de olieboom die van 2008 tot eind 2014 duurde. Nu gaat de olieprijs weer langzaam omhoog en Omar is vol vertrouwen: ‘Deze keer wilden we op tijd zijn!’ Tijdens die piekjaren groeide Williston, alias het ‘Koeweit van de prairie’ – met zijn twaalfduizend inwoners de enige stad van Williams County – uit tot het kloppend hart van het Bakkenreservoir, een enorme oliebubbel diep in de aarde. Olie die met moderne frackingtechniek uit de grond kon worden gehaald. In alle windhoeken van de Verenigde Staten, en daarbuiten, stapten mannen in vliegtuigen, treinen, campers en auto’s om mee te delen in het Zwarte Goud. Een kolonne van tienduizenden oliewerkers, dagloners en werklozen trok de prairie op naar het noorden. Sommigen hadden eerder in de olie gewerkt en hadden een plan – ook al werd dat vaak vergeten als het geld eenmaal rolde. Anderen kwamen als kippen zonder kop op het lonkende zwarte goud af. De bevolking verdrievoudigde en Williston kraakte en steunde; niets was meer zoals het was. En net toen het dreigde te bezwijken, ging de olieprijs vanaf 2014 in rap tempo omlaag en liep het prairiestadje leeg. Ook Asman Omar en Bol Reem vertrokken. Williston hijgde nog lang na.

Sinds die laatste olieboom in het uiterste noorden van de Verenigde Staten is er een nieuwe president die niets liever wil dan terug naar kolen, olie en andere fossiele brandstoffen. Vorig jaar januari betrok Donald J. Trump het Witte Huis en ging meteen aan de slag. Hij gooide milieumaatregelen van zijn voorganger Obama, zoals het Clean Power Plan om de CO2-uitstoot van energiecentrales te verminderen, zo in de prullenbak. Daar bovenop belandden regels over het gebruik van pesticiden, asbest en andere gevaarlijke stoffen. In juni 2017 trokken de VS zich terug uit het Parijse klimaatakkoord. En president Trump verving de top van de Environmental Protection Agency – die de naleving van milieuregels moet controleren – door mensen uit de industrie, de meesten van hen ontkenners van klimaatverandering. epa-baas Andrew Wheeler maakte carrière als lobbyist voor de kolensector.

En dan is er die andere presidentiële droom om Amerika onafhankelijk te maken van buitenlandse olie. Trump knijpt in zijn handen dat het Bakkenreservoir meer dan elf miljard redelijk makkelijk te winnen vaten olie herbergt. Ter vergelijking: tussen 2008 en 2014 werden er nog geen half miljard vaten naar boven gehaald. Afgelopen maanden steeg de prijs van zestig naar tachtig dollar per vat. De oliewinning uit het Bakkenreservoir is weer op stoom aan het komen. Ondertussen begint Williston zich af te vragen of dat zwarte goud onder hun voeten de veranderingen op de prairie – zowel qua natuur als qua samenleving – wel waard is. Het tij lijkt niet meer te keren.

In den beginne was er ongerepte prairie met hier en daar een gehucht of stadje, vele mijlen uit elkaar. Niemand had er iets te zoeken. Dat duurde tot 1951 toen in Tioga, zo’n tachtig kilometer ten noordoosten van Williston, voor het eerst naar olie werd geboord.

Veel lokale mensen raakten vergroeid met de oliebusiness. In downtown Williston liggen in het keukentje van jurist Greg Hennessy tot op het aanrecht honderden documenten. In het aangrenzend kantoor, met een buffelleren indianenoutfit aan de muur en een foto van het fort waarvan hij beschermheer is, verdwijnt de blozende man met walrussnor achter nog grotere stapels papier. ‘Ik weet alles te vinden’, zegt hij opgeruimd.

Greg Hennessy studeerde af tijdens de tweede olieboom toen de opec-landen in de jaren zeventig een olieboycot uitriepen en de winning van Bakkenolie opnieuw aantrekkelijk was. Hij maakte overuren voor oliebedrijven die hun kantoren in Williston hadden en graag een lokale jurist inhuurden. Tegenwoordig helpt hij landeigenaren onderhandelen over hun mineral rights, de rechten op alles wat onder de grond zit. Daarnaast heb je surface rights voor alles boven de grond.

Toen Hennessy’s overgrootmoeder in de negentiende eeuw uit Noorwegen op de kale prairie aankwam, kreeg ze 160 acres (65 hectare) onontgonnen land toegewezen. In de jaren vijftig gaf zijn oma haar land aan de olie-industrie in bruikleen voor één dollar per acre. Toen ze dat in 2012 tijdens de derde olieboom opnieuw deed, kreeg ze zestienhonderd dollar per acre. De lease was toen geen tien jaar zoals die eerste keer, maar slechts drie jaar waarin ze een som van 256.000 dollar in de schoot geworpen kreeg.

De eerste twee oliebooms veranderden vooral het landschap van de prairie, zegt Greg Hennessy, de laatste ook de mentaliteit. Het is onpersoonlijker geworden; computergestuurd boren wordt op afstand geregeld, de kantoren van de oliebedrijven zijn uit het stadsbeeld verdwenen. Ingrijpender is dat er een kloof is ontstaan tussen de mineral-haves en mineral-have nots. De eersten krijgen naast de leasevergoeding ook nog eens een bonus, de prijs van één vat olie op elke zes vaten die uit de bron worden gepompt. Volgens Greg Hennessy maak je met de huidige prijs van zeventig dollar bij een beetje bron makkelijk vierduizend dollar per dag. Net als veel prairiebewoners ziet hij het dilemma van meedoen of afhouden. Hij wil de prairienatuur beschermen, maar verdient zijn geld met advies aan landeigenaren om zo veel mogelijk aan hun mineral rights te verdienen. Waardoor de jaknikkers weer meer prairieland kunnen confisqueren.

Bij Nollies Diner niet ver van de Walmart net ten zuiden van Williston is het gonzend druk. De muren zijn behangen met tegeltjeswijsheden en nummerborden uit alle staten. Aan nephouten formica tafeltjes zitten mannen met dikke werkvesten en bemodderde laarzen. Veel baarden en petten; de porties zijn hier niet klein. Chuck uit Colorado – duizend mijl – en Scott uit Alaska – drieduizend mijl – zijn er al weer een paar weken. Chuck verdient vier keer zo veel als thuis, zegt hij. Vijf jaar wil hij blijven, en dan hoopt hij dat zijn huis, zijn auto’s en andere ‘speeltjes’ afbetaald zijn, en dat hij daarnaast geld op de bank heeft voor de studie van zijn vier kinderen. Twintig dagen werken ze en zijn dan tien dagen vrij. Ze gaan met explosieven ondergronds en laten die daar achter. De latere ontploffing is het startsein voor fracken, het uit gesteente losmaken van olie en gas. Bij Greg Hennessy’s oma moeten de wirefitters twee mijl naar beneden en dan nog eens drie mijl horizontaal de aarde in om de springstof te planten. ‘Beetje gevaarlijk, ja’, knikken de beide mannen en Scott vervolgt: ‘Maar ook weer niet gevaarlijker dan werken in de bouw.’ Hij heeft vrouw en kinderen in Alaska en wil veel geld sparen. Volgens hem is dat niet zo moeilijk omdat er ‘in Williston niks anders te doen is dan vissen en met je sneeuwscooter rondscheuren’.

Tijdens de vorige boom was dat wel anders. De naast elkaar gelegen nachtclubs Heartbreakers en Whispers met topless meisjes uit Las Vegas, maar ook uit Japan en zelfs Europa, draaiden op volle toeren. In die dagen waren er 85 mannen voor elke vrouw in Williston – en die ene vrouw hield zich tussen al dat testosteron liever gedeisd. De ‘dansers’ hadden het druk en verdienden soms wel drieduizend dollar op een avond.

Nadat de meeste oliewerkers waren vertrokken, stond Whispers lang te koop; de nieuwe eigenaar gaf de erotische club een facelift als sportbar en doopte hem The Penalty Box. Twee jaar geleden wilde het gemeentebestuur definitief afrekenen met de resten van Sodom en Gomorra. Er kwam een verordening dat exotisch dansen wél mocht, maar dan zonder alcoholvergunning en op het industrieterrein. De eigenaar van Heartbreakers, Jarrod Holbrook, besloot zijn club te hervormen tot de eerste ljbt-bar in Noord-Dakota. Honderden mensen uit de homogemeenschap hadden hem hierom gevraagd, meldt hij in de Williston Herald, omdat ze voor de dichtstbijzijnde gay bar vijf uur moesten rijden. Zo lenigde hij, misschien niet helemaal tot genoegen van het gemeentebestuur, een hoge nood in het conservatieve Noord-Dakota.

J ames en Jay zijn net wakker en zitten in Nollies aan een copieuze brunch. Net als de twee Afrikaanse chauffeurs kwamen ze diep in de nacht aan en sliepen in hun trucks met magnetron, koelkast en televisie. Dat blijft Jay met zijn keurig gestreken overhemd en gesoigneerd rappersbaardje komende maanden zeker doen, zegt hij. Om geld uit te sparen. Oudere James is in dienst van Jay, de eigenaar van de twee enorme vrachtwagens waarmee ze uit Colorado kwamen rijden. Eerder werkten ze samen in Oklahoma, maar ‘je moet gaan waar het geld is’, zegt Jay. En dat is in Noord-Dakota. Tijdens de vorige boom verdiende hij – naar eigen zeggen – een kwart miljoen dollar per jaar met vervoer van water voor het fracken, zowel schoon als vervuild water.

‘Hoe meer je met het zwarte goud verdient, hoe meer je wil hebben’

Fracking vereist veel water, in een droge staat als Noord-Dakota een schaars goed. Boeren klagen daarover en ook waren de vele trucks die de wegen blokkeerden toen de olie goed ging, hun een doorn in het oog. Soms konden ze niet eens naar hun land en bleef de oogst te lang staan. Na het fracken komt een deel van het met chemicaliën en radioactief gruis vervuilde water naar de oppervlakte. Tankauto’s zoals die van Jay rijden af en aan om het naar erkende opslagbassins te brengen. Volgens Greg Hennessy waren er, toen iedere truck zó aan het werk kon, ook malafide chauffeurs die het vervuilde water loosden in een van de ghost towns of elders op de prairie.

Toen Jay nog in loondienst werkte, kreeg hij maar achttien dollar per uur; hij besloot met geleend geld een truck te kopen. ‘Mijn eerste cheque na twee weken was veertienduizend dollar. Bingo!’ Hij woont op een golfbaan in een gloednieuw huis ‘van 350.000 dollar’, vertelt hij trots. Zijn oudste gaat naar college. Jay trakteerde zijn vrouw en vier kinderen op een vakantie van twaalfduizend dollar naar Californië waar ze alle attracties bezochten die Los Angeles te bieden heeft. ‘Het zwarte goud geeft je de mogelijkheid dingen te doen. We kwamen terug van die vakantie en waren niet eens blut.’ Vier jaar verdiende hij geld als water, toen kelderde de olieprijs en was het feest voorbij.

Bol Reem (l) en Asman Omar hebben een plan: rijk worden

Jay’s leven op de prairie bestaat uit lange dagen werken, eten, slapen, en weer aan de slag gaan. Hij past ervoor op niet te gretig te worden, want ‘hoe meer je met het zwarte goud verdient, hoe meer je wil hebben’. Jay leeft volgens zijn eigen motto’s; zo is hij ervan overtuigd dat het goed komt zolang je je verdiensten in ‘je eigen economie’ stopt. Hij wil trucks, aanhangers en een vacuümpomp van vijftienduizend dollar aanschaffen. ‘Hoe meer je investeert, hoe langer je kunt blijven.’ Voor Jay is het Bakkenreservoir als een pot geld waar je het deksel van hebt losgewurmd maar dat ook zo weer kan dichtklappen. Dat heeft hij al een keer meegemaakt. Daarom moet je snel zijn met verdienen; continuïteit is zijn geheim en groei noodzakelijk.

Voor dat alles offer je veel op, zegt Jay. Je bent ver van je gezin en wie in de truck slaapt, doucht maar één of twee keer per week. Bij de grote truckpomp waar je je tank voor vijfhonderd dollar vol gooit, kan het gratis. Anders kost het een tientje. Hij maakt zich wel een beetje zorgen, want het Department of Transportation stelde in dat een werkweek niet langer dan zeventig uur mag zijn. Vorige keer maakte Jay weken van honderd uur en blééf wakker – zonder drugs. Met maar zeventig uur kun je toch geen geld verdienen? Boos zet hij zijn spiegelbril op en richt zijn blik op de twee moneymakers die om een wasbeurt schreeuwen.

Tijdens het hoogtepunt van de boom was de huur van een tweekamerflatje drieduizend dollar. Alsof je in New York of Miami woonde. Hamburgerbakkers verdienden met twintig dollar per uur bijna drie keer zo veel als het minimumloon. Voor een Happy Meal betaalde je dan ook vijftien dollar. Er ging veel geld rond over de prairie. Een bron boren en daarop een jaknikker of boortoren monteren, kost door de nieuwe horizontale-boortechnologie tussen de tien en veertien miljoen dollar. Bij één zo’n bron worden twaalfhonderd truckladingen materiaal aangevoerd en er zijn vierhonderd verschillende banen mee gemoeid, volgens het North Dakota Department for Mineral Resources. Terwijl er de eerste negentig jaar van Bakkenoliewinning zestienduizend bronnen werden opgestart, ging het na 2010 razendsnel: in vier jaar tijd kwamen er achtduizend bij. Noord-Dakota produceerde meer dan een miljoen vaten per dag en werd – na Texas – de tweede grootste olieproducent van Amerika.

Hoewel de prijs per vat de helft is van wat het in die hoogtijdagen was, is er nog steeds bedrijvigheid. Buiten Williston ontrolt zich langs Highway 85 een industrieel landschap met jaknikkers, boortorens, tanks en brandend gas. Op de service roads maken pick-uptrucks met zonnebril-mannen grote stofwolken. Een camperkerkhof met verroeste wrakken zonder ramen ligt langs de weg, hier en daar staat een achtergelaten vrachtwagen.

Verder van de stad komen zwarte koeien terug in het landschap en wordt de weg tweebaans. Dan uit het niets op rood prairiezand een houten gebouwtje met voor het raam in flikkerend neon ‘Open’. ‘Voor de boom was het hier the middle of nowhere’, zegt Cynthia, de eigenaar van het Four Corners Cafe honderd mijl ten zuiden van Williston. ‘Als je één auto op de weg zag, dacht je: wie heeft er bezoek vandaag!’

Aan de overkant ligt een wit kerkje, naast het café een halfvol trailerkamp. Volgens Cynthia met haar felblauwe ogen en lange grijze vlecht wonen er tegenwoordig nog geen 35 mensen in Fairfield, ND, een van oorsprong Oekraïense gemeenschap.

Met de truckers en andere nieuwkomers kwamen ook de drugs, zegt Cynthia. Om hen wakker te houden tijdens het werk, en bij het feesten daarna. ‘Als je eenmaal verslaafd bent, hebben ze je in de tang en willen ze al je geld.’ Vroeger kon je in Fairfield je deur open laten; zelfs als je bij de Walmart in Williston parkeerde, sloot je de auto niet af. Veel van die minder gewenste sujetten bleven hangen, zegt Cynthia. De Williston Herald verhaalde zelfs van mensen die na een overdosis overleden. ‘Grote-stadsproblemen! Het was een te grote verandering te snel’, zegt ze terugblikkend. ‘We hoopten van ganser harte dat ze weg zouden gaan.’ Maar het waren lokale prairiebewoners die hun huizen verkochten en verder naar het zuiden trokken.

Nu de olieprijs stijgt, heeft het Four Corners Cafe weer wat business. Vanochtend kwam er nog een oliewerker die een lunchpakket meenam. Zoonlief komt met zelfgebakken koekjes uit de keuken. Ze gaan vroeg dicht vandaag; ze cateren voor een groot bruiloftsfeest. Bij de deur zegt Cynthia: ‘Kom terug als je in de buurt bent!’

‘De olie is een vloek’, vindt de echtgenote van jurist Greg Hennessy, Shelley Rae Shultz, die haar leven lang in het onderwijs werkte en net als hij geboren en getogen is in Williston. Haar geliefde prairie is verwoest en de gemeenschap ontwricht. Ze kijkt met bitterheid terug op de jaren dat Williston in een gouden magneet veranderde. Als trouw lid van de Concordia Lutheran Church zag ze hoe de toenmalige dominee Jay Reinke voor de van alle kanten toestromende gelukszoekers de kerkdeuren wagenwijd openzette. In de documentaire Overnighters die Jesse Mosse in 2013 filmde, uit ze het aldus: ‘Ze komen hier – verkrachten, plunderen en vernielen – en reizen weer door. Hoe lang moet dit nog duren?’

Het begon allemaal zeer menslievend. De mannen die hun auto’s, campers en pick-ups bij de kerk in het centrum van Williston hadden geparkeerd, klopten bij dominee Reinke aan om de wc te gebruiken en om zich op te warmen. Buiten vroor het dag en nacht en niet veel later sliepen er mannen in de gangen, de consistorie, de leslokalen en zelfs in de kerk. Soms wel meer dan tachtig. Herder Reinke ontving de vreemdelingen met liefde en had een doof oor voor zijn eigen schapen. ‘Deze mensen zijn geschenken voor ons’, zegt hij in Overnighters. Shelley Shultz ziet het anders: ‘Onze heilige plaats werd overgenomen; ze morsten koffie op het tapijt en sliepen tussen de kerkbanken.’

Het is volstrekt onduidelijk hoeveel mensen er op dat moment in Williston verblijven. Naast de volle parkeerplaatsen verrijzen er ook illegale trailerkampen, de zogenaamde man camps. De bewoners zijn nergens geregistreerd en als er wordt ingebroken of vrouwen worden lastiggevallen, kan de politie niks doen. Omdat salarissen van ambtenaren hetzelfde blijven terwijl de levenskosten enorm stijgen, proberen politiemannen, leerkrachten en verpleegkundigen elders aan werk te komen. Hoeveel economische voorspoed de olie de stad ook brengt, Williston dreigt naar chaos af te glijden.

Het stadsbestuur moet iets doen en verbiedt overnachting in de publieke ruimte. Ook wordt de wildgroei van man camps aangepakt; alleen de officiële bedrijfskampen met hun keurige trailers, containers en kantine mogen blijven. In september 2013 gaat ook de kerkopvang dicht. Het gebouw zou niet voldoen aan de brandvoorschriften en er zijn geen douches. Dominee Jay Reinke verdwijnt van het toneel, maar niet dan nadat hij in Overnighters heeft geopenbaard dat hij het zevende gebod heeft overtreden: overspel. En nog wel met mannen.

Halsoverkop haalt het kerkbestuur de vrome dominee M.J. Nicholas uit naburig Montana erbij. De lutherse congregatie die ooit 389 leden telde, blijkt er nog maar dertig te hebben. ‘Ik stond voor een lege kerk!’ zegt dominee Nicholas terwijl hij zijn bril op de opengeslagen bijbel voor hem legt. Inmiddels is zijn healing process aangeslagen en telt de kerk weer 119 leden. Zijn ervaring als psycholoog kwam goed van pas, denkt hij. ‘De kwade en gekwetste gelovigen hadden iemand nodig die met het woord Gods de ontstane situatie kon verklaren.’ Hij nodigde eenieder uit voor een gesprek en schreef een lijvig rapport. De gemeente hield hij voor dat ze ex-pastor Reinke als de Verloren Zoon weer in hun midden moesten opnemen. Die was inmiddels in relatietherapie gegaan en zolang hij zijn homoseksualiteit niet praktiseerde, beschouwde God zijn geaardheid niet als zonde. Aldus de dominee.

Met de handen op de dikke bijbel bezweert dominee Nicholas dat de olie – ondanks alles – een zegen is. De lokale economie, ook in zijn eigen staat Montana, bloeide erdoor op. Voor een nieuwe opleving is hij niet bevreesd: ‘Reinke deed het goede maar op de verkeerde manier. Hij werd zélf het middelpunt. Ik geef al 48 jaar Jezus’ boodschap door; zolang het om zíjn stem draait, ben je op de goede weg.’

‘Zolang we autorijden en onze huizen verwarmen, doen we allemaal mee met het spel’

Hoe hoog ze de nieuwe dominee ook heeft zitten, Shelley Shultz blijft bij haar standpunt dat het Bakkenreservoir een vloek is. Oliewerkers komen de prairie op om snel geld te maken maar zijn totaal niet geïnteresseerd in mensen die er al generaties lang wonen. Ook degenen die zich in Williston vestigden, kunnen in haar ogen weinig goeds doen. Veel kinderen op school spreken nauwelijks Engels. Als latino’s of Afro-Amerikaanse tieners geen zin hebben in haar opdrachten betichten ze haar van racisme. Racisme! Vroeger waren er in de hele staat een paar moorden per jaar, gaat Shelley Shultz door, nu haalt alleen Williston dat aantal al. En is er niet onlangs een fourwheeldrive gestolen van een jongeman in de kerk?

Volgens haar is het leven onomkeerbaar veranderd. Stilte en duisternis zijn voorgoed van de prairie verdwenen. Ze heeft de auto’s al weer gezien met slapende mannen erin, op zoek naar werk nu de olieprijs weer omhoog gaat. ‘We werden al een keer onder de voet gelopen door bedrijven met hun kantoren aan de andere kant van het land. Miljoenen dollars per maand sleepten ze hier weg.’ Shelley Shultz’ ogen fonkelen van verontwaardiging: ‘En wat gaven ze ons? Een handjevol banen. Voor ál die lui is de prairie niet meer dan een stinkend hol waar je kunt doen wat je wilt!’

jurist Greg Hennessy gaat over de landrechten

Het meer dan honderd jaar oude JC Penney & Co, waar je alle ‘merken kleding voor vrouwen, mannen en kinderen’ kunt vinden, is de blikvanger van downtown. Er is altijd parkeerplaats op Main Street waar in oude pandjes ook nog een antiekwinkel, een boemenwinkel, een giftshop met fluorschilderijen van lasso werpende cowboys en steigerende paarden en een hippe koffietent zijn geopend. Alleen de laatste is elke morgen open.

Een verademing is Books on Broadway om de hoek van Main Street waar Chuck Wilder in geblokt overhemd en hoog opgetrokken broek de scepter zwaait. En waar je vanachter een art-deco-bar met veel glas in lood echte espresso kunt krijgen.

Om de prairiemens te behagen is het goede boek niet voldoende, dus verkoopt Chuck ook opgezette eenden, gouden ananassen, fun-sokken, zout-en-peperstelletjes van flamingo’s, vliegers en ballonnen. Chuck maakt deel uit van twee minderheden, zegt hij lachend, die van de laatste autochtone inwoners én hij is een liberal. Dat laatste is uitzonderlijk in Noord-Dakota: ‘Hoe dom je ook bent, als je in Williams County een Republikeins stempel op je voorhoofd hebt, stemmen ze op je!’

Als milieuactivist voerde hij zelfs strijd tegen een dam in Montana. Toch is hij realistisch over de olie die Williston opstootte in de vaart der volkeren: ‘Als je verantwoordelijk boort, kun je ermee leven. Zolang we autorijden en onze huizen verwarmen, doen we allemaal mee met het spel.’ Aan milieugroepen van de oost- en westkust heeft hij een broertje dood. ‘We zijn hier de Midwest; we regelen onze eigen zaken wel. Dan komen zij vertellen wat wij met ons land moeten doen, en vertrekken weer. In hun auto’s!’

De olieboom heeft het leven ten goede veranderd, vindt Chuck. Toen hij opgroeide, was er in de verre omtrek maar één zwarte man te bekennen, nu worden er zeventien talen gesproken in Williston en is er zelfs een Turks restaurant. Mensen komen van over de hele wereld – ‘Afrika, China, Rusland, de Cariben, Latijns-Amerika’ – en werken in alle lagen van de industrie. ‘Eindelijk werd die Noorse mentaliteit, nog van de pioniers, opengebroken. Bekrompen, gierig, elke penny in je zak houden. Zo was Williston.’

De Canadese Leigh is binnengekomen. Chuck en zij begroeten elkaar hartelijk. Leigh laat haar enorme rubberlaarzen bij de deur staan; van haar modderige zwarte pick-uptruck is de achterruit met plastic dichtgeplakt. Ze werkte op de afdeling personeelszaken van een groot bedrijf maar toen het werk schaarser werd, verviel haar baan. Nu is ze pipe mechanic en maakt ze na het boren de boel schoon. ‘Niet helemaal mijn talent’, zegt ze droog. De prairie vindt ze saai, het landschap zegt haar niks. ‘De mensen hier zouden meer moeten reizen, eens een keer iets anders zien!’

Leigh kwam naar Williston om haar leven ‘in eigen hand te nemen’. Na de boom bleef ze, in afwachting van betere tijden. Van het verdiende geld kocht ze twee dichtgetimmerde huizen; één is zo ver opgeknapt dat ze het als airbnb kan verhuren.

Heel soms heeft ze een klus in Denver, Colorado, negen uur rijden. ‘Tussen de liberals, daar kan ik even ademen’, zegt ze. ‘Al groeten de mensen me hier op straat, ik wil in Williston nog niet dood gevonden worden. Het najagen van je dromen betekent behoorlijk afzien.’ De mooie Leigh met haar krullen onder een elegante sjaal wacht rustig af tot de ‘slow down’, zoals ze het noemt, voorbij is. Een paar jaar nog, dan verkoopt ze de boel en trekt ze verder.

In Nollies Diner krijgen de oliewerkers flinke porties

Williston heeft na 2014 geïnvesteerd in een rondweg voor zwaar verkeer, twee nieuwe brandweerkazernes, een waterzuiveringsinstallatie en renovatie van het vliegveld. Deze keer is Williston er klaar voor, zegt gemeentesecretaris David Tuan. ‘Het was juist handig dat we tijd hadden om te reorganiseren.’ Burgemeester Howard Klug voegt eraan toe: ‘We weten waar de olie is; het is net als geld op de bank, het ligt te wachten tot je er iets mee doet.’ Ron Ness, de hoogste man in de North Dakota Petroleum Council, gelooft heilig dat de oliewinning door de nieuwe technieken op een totaal ander niveau is gebracht: ‘Hij gaat nooit meer weg.’ De schuld van de gemeente Williston is meer dan tweehonderd miljoen dollar, dus het wordt tijd dat de man camps en de motels zich vullen en dat de honderden lege appartementen aan de rand van de stad weer de verhuur in kunnen.

Intussen lijkt de geschiedenis zich in vertraagd tempo te herhalen; elke dag stoppen er nieuwe gelukszoekers bij de Walmart. Bol Reem en Asman Omar hebben nog geen werk gevonden, maar de mevrouw bij de jobs service downtown klonk hoopgevend. Omar leerde van zijn eerdere fouten, zegt hij. Omdat het geld tijdens de boom grenzeloos leek, kocht hij truck na truck. ‘Niemand had verteld dat het zó afgelopen kon zijn. Ik bleef maar geld uitgeven; it went out of control.’ Hij stond erbij toen zijn duur betaalde trucks en trailers bij een veiling van honderden vrachtwagens en ander zwaar materieel voor een appel en een ei weg gingen. Deze keer gaat hij het anders doen. ‘Je moet discipline hebben, een plan. Anders blijf je honderd jaar op dezelfde plek steken.’

Bol Reem gaat straks naar Soedan, een boerderij kopen en trouwen. ‘Ik geef niks uit en als ik mijn eerste miljoen dollar heb, ben ik weg hier.’ Voor de oudere Asman Omar is werken in de olie de enige kans om het in de Verenigde Staten écht te maken, zegt hij. Hij breidt eerst zijn transportbusiness uit en koopt dan een appartement voor zijn toekomstige chauffeurs. Zo kan hij ook anderen een kans bieden, zegt hij, maar ze moeten wel een gezin hebben, verantwoordelijkheid voelen. Als hij veel geld op de bank heeft, is zijn allergrootste droom om vrouw en kinderen naar de VS te halen. ‘Grote dromen, grote doelen’, zegt de jonge Reem terwijl hij zijn hoodie verder over de ogen trekt.


Dit artikel is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten (www.fondsbjp.nl).