‘Hij moet eerst even opwarmen en doorspoelen’, zei hij toen ik na een lange treinreis op beloning wachtte in de vorm van espresso. Hij wierp een steelse blik opzij. ‘Je moeder kan er niet mee overweg.’ We keken naar het display dat gezellig babbelde dat hij nu even ging reinigen.

Dat mijn moeder de nieuwe koffiecomputer afwees, bleek uit de Senseo die ernaast stond. Die had mijn vader gekocht nadat drie uitlegsessies waren geëindigd in een mate van wederzijds onbegrip dat 55 jaar huwelijk precair deed wankelen.

Ik stond op het punt om te vertellen dat doorloopkoffie het nieuwe hip is, toen de espressomachine een elektronische zucht slaakte en in slaap viel. Mijn vader bekeek het ding met de tedere verbazing die alleen ingenieurs kunnen opbrengen voor apparaten. Ik besloot dat mijn koffieweetje nog wel even kon wachten.

Bij de zaak waar ik wel eens een boterham eet noemen ze het nieuwe hip ‘Koffie 2.0’. Net zoals de meeste klanten heb ik het wervende bordje op de toonbank genegeerd tot het verdween en we allemaal weer espresso’s en cappuccino’s konden drinken zonder bang te zijn dat we de afslag naar iets beters en mooiers hadden gemist.

Doorloopkoffie nieuwe stijl wordt gezet door mannen die niets beters hebben te doen en zich brewmasters noemen. Op de radio voeren ze ernstige gesprekken over ‘the grind’, de smaak van water, goudfilters en doorloopsnelheden. Over een schepje Buisman heb ik ze nog niet gehoord.

Eerlijk gezegd ben ik een jaar geleden al op het punt geraakt dat ik het allemaal gezeur vond. Dat moet zijn geweest toen de ‘barista-art’ virale trekken kreeg. Je kon ineens geen cappuccino meer bestellen of er was zo’n leuke jongen of meisje die met het puntje van de tong uit de mond een boompje of een hartje op je koffie schilderde. Ik heb nog overwogen om te vragen of je behalve een extra shot of een smaakje ook koffie zonder kunst kon krijgen, maar ik ben al te vaak spelbederver. Ik vraag me wel eens af of het nou komt doordat ik zo’n simpele provinciaal ben of gewoon een te doorgewinterde calvinist dat ik maar niet onder de indruk raak van palmblaadjes en mandala’s van opgeschuimde melk. In moderne koffietenten moet ik tegenwoordig onweerstaanbaar denken aan Gerard Reve die vond dat de maaltijd in het geheim diende te worden genuttigd, ‘bij voorkeur achter een juten gordijn gezeten’.

Het zou allemaal niet zo’n probleem zijn als mijn espressomachine geen tekenen van vermoeidheid vertoonde. Hij doet het nog, maar alleen uit hondse trouw en wij zijn ons er beiden van bewust dat het einde nabij is. Zijn peristaltiek lijkt op de eeuwig aan verstopping lijdende vader van Alexander Portnoy, het opschuimpijpje is eraf gevallen en de lekbak lijkt op iets wat op een Bengaals strand ligt te wachten op sloop.

‘Weet je wat’, zei ik tegen mijn vriend Harry. ‘Ik heb nog de meeste zin om gewoon weer zo’n ouderwets koffiezetapparaat te kopen. Ik heb het helemaal gehad met die aanstellerij. Ik sta aan de bar van mijn favoriete tent en dan komt er een bouwvakker – toolbelt, gele helm en al – die een latte met een hazelnootshot bestelt. Het ontbreekt er nog maar aan dat hij er een biscotti bij vraagt. De hele wereld bestaat zo langzamerhand uit Niles Crane’s. Dit zijn de mannen die vroeger met een reusachtige doos witte boterhammen en een tweeliterthermos Douwe Egberts naar hun werk gingen en nu staan ze als de eerste de beste dameskapper naast mij en vragen of ze ook magere melk op hun cappuccino kunnen krijgen.’

Terug naar de Braun waarmee mijn familie de hele jaren zestig, zeventig en tachtig qua koffie heeft overleefd, tot de senseo kwam en half Nederland besloot dat het allemaal geen zak uitmaakte als er maar iets bruins in het kopje zat. En waarom maak ik mij eigenlijk zo druk over koffie? Is het de verhulde maatschappijkritiek van een man die zijn 55ste ziet naderen, terwijl alles naar de donder gaat?

Alsof het vroeger zoveel beter was.

Ik heb huiveringwekkende flashbacks waarin de enorme roestvrijstalen koffiepercolator van De Drentse en Asser Courant opdoemt. Goddank rookte iedereen toen nog zoveel dat niemand genoeg smaakpapillen had om iets te proeven.

De beste reden om toch maar weer een nieuwe espressomachine te kopen is die idiote Douwe Egberts-campagne waarin types in grijze pakken en met bruine schoenen zich voorstellen als DE Master Blenders 1753. Egbert Douwes en zijn vrouw Akke Thijsses, die de zaak in Joure begonnen, draaien zich om in hun graf. Eerst hebben ze het koffieschenkende Friese vrouwtje van de verpakking gehaald en vervangen door de ‘Aroma Lady’ (waarbij moet ik denken aan die enge wijven op de commerciële kanalen die astrologisch advies geven aan wanhopig-­onzekere types in uitgestrekte nieuwbouwwijken) en nu zijn ze ook geen koffiebranders meer. Je kunt het met je tijd meegaan noemen, maar voor mij is het geen zuivere koffie. Ik koop gewoon een nieuwe Solis, uit één kloek stuk rvs gehouwen, tien jaar onverwoestbaar gebleken en Zwitsers degelijk en bescheiden. 399 euro bij De Bijenkorf, exclusief juten gordijn.