Jan Rot, popzanger, tekstschrijver, later de man die liederen van Schumann en Franz Schubert in het Nederlands vertaalde, is van vele markten thuis, maar een studie theologie ontbreekt in zijn portfolio; hij vond de weg naar Jezus C. geheel op eigen kracht. Jan Rot: «Ik kom uit een progressief gereformeerd milieu. Mijn ouders waren van de generatie die op een gegeven moment ging nadenken over geloofsvragen. Huub Oosterhuis, dat was hun man. ‹Bid om vrede›, de mens achter Jezus, daar ging het om. Mij zei het allemaal niet zo veel, dat geloof. Toen mijn broertje werd verteld dat Sinterklaas niet bestond moest hij huilen. Ik was juist opgetogen. Ik dacht: nou mag ik het zelf doen, de pakjes en gedichten.
Toen ik een jaar of zestien was, had ik het met God gehad. Alleen naar catechisatie ging ik nog, maar dat was om de dominee te kunnen pesten. Later is het op een andere manier teruggekomen. Dat had met Reve te maken, de Mariaverering, de erkenning dat je de wereld niet zelf regeert, de devotie; ik ging Mariabeelden kopen. Door de Matthäus werd ik verplicht op zoek te gaan naar Jezus. Dat moet jij nu ook doen: zoeken naar jouw waarheid over de vraag wie hij geweest is. In het voor iedereen verstaanbare verhaal van Zijn Leven en Lijden.»
En dus is er nu – op Deutsche Grammophon nog wel – de Nederlandse Matthäus Passion, het evangelie volgens Rot, dat op cd gewoon Mattheuspassie heet. Een curieus initiatief, waarmee wordt aangeknoopt bij een oude, wijd en zijd verbreide traditie om vocale werken in de lokale moerstaal uit te voeren. Eind negentiende eeuw dirigeerde Gustav Mahler in Boedapest een Hongaarse versie van Wagners Ring des Nibelungen; in de Lage Landen werd Webers opera Der Freischütz verbasterd tot De Vrijschutter. Die oude tijden herleven nu in een eigentijdse gedaante. Het Residentie Orkest, het Haags Matrozenkoor, het Residentie Bachkoor en een geheel Nederlands solistenteam spelen en zingen onder leiding van Jos Vermunt weliswaar alle noten zoals ze gedrukt staan, het tekstboek van Bachs librettist Picander is door Rot volledig op z’n kop gezet. Soms alleen tekstueel, nog vaker inhoudelijk. Waarom? Voor de verstaanbaarheid. Voor het verhaal, en bovenal de actualiteit van dat verhaal.
Nieuw is de rol van de koralen. Die vrome geloofsbelijdenissen krijgen bij Rot de functie van Griekse koren, die de handeling van commentaar voorzien. Vertwijfelde discipelen spelen bij Rot voor NOS-Journaal. Eén voorbeeld:
Bach:
Herzliebster Jesu, was hast du verbrochen
Dass man ein solch scharf Urteil hat gesprochen?
Was ist die Schuld? In was für Missetaten
bist du geraten?
Rot:
Drie jaar trok Jezus, met zijn groep getrouwen
langs stad en land zijn leer te onderbouwen.
Wel vroom maar vrij, voor zijn tijd wonderbaarlijk
Dus staatsgevaarlijk.
Dat de rekkelijkheid van zulke interpretaties de preciezen ongetwijfeld op de kast jaagt – het wachten is op de eerste boze theologen – zal de missionaris Rot niet van zijn apropos brengen. «Bach in het Nederlands heeft direct effect», schrijft hij in de toelichting bij de cd’s. «Weg is het devote bad, de grauwe rouwsluier. Deze Matthäus mijdt zelfs de glimlach niet, en waardeert het grapje op een begrafenis. Even lucht, om daarna weer toe te kunnen slaan.»
De tekst van de Matthäus Passion is het product van een voltooid verleden tijd, en tijden veranderen: «De discipelen die zich ongerust afvroegen waar ze het offerlam gingen eten, vragen zich nu af of dat koninkrijk nog gaat komen. Een lange uitleg over het bloedakkertje van Judas is verruild voor een schets van de politieke situatie in Jeruzalem. Ik ben ervan overtuigd dat deze hertaling iets kan betekenen voor mensen voor wie klassieke muziek normaal niet of minder toegankelijk is.»
Rot schreef anderhalf jaar lang, vrijwel fulltime, ’s avonds en ’s nachts «tussen negen en vijf; als je niet rookt en drinkt, wat ik allemaal al eens gedaan heb, kan dat best. Het is een prachtig baantje; je werkt met genieën, maar ze tikken je niet op de vingers.» Van meet af aan wees de muziek de weg. «In ‹Komm, süsses Kreuz› hoor je dat kruis bij wijze van spreken al over de grond slepen. Als je daar in het Nederlands ‹Kom, krakend kruis› van maakt, snap je als luisteraar helemaal meteen waar het om gaat. Om die woorden te vinden hoef je alleen maar goed te luisteren.» Ook daarom is de meer dan vijftig jaar oude vertaling van de Nederlandse dichter Jan Engelman voor Rot onaanvaardbaar geworden: «Je ziet bij hem meteen de fout, de dwaalweg: kiezen voor de tekst. Hij was geen muzikant, dat merk je aan alles. ‹Ruhe sanfte, sanfte Ruh› wordt bij hem ‹rust en vrede, slaapt nu zacht› in plaats van ‹eenzaam samen, samen één›, zoals bij mij. Hij ziet niet eens dat Bach daar heeft gespiegeld. Je moet bij Bach de woorden uit de muziek herleiden. In ‹Wir setzen uns mit Tränen nieder› huilen de noten; ‹Schuif rond de steen, buig nu in tranen›.»
Onderweg hield Rot een dagboek bij: «Ik merkte gaandeweg dat ik steeds dichter bij de kern kwam. Eerst was ik niet zo met Jezus bezig, en die tekst is inderdaad in veel opzichten een draak, zoals overigens elke driehonderd jaar oude tekst dat is. Toch begon ik hem gaandeweg beter te vinden. Voor die tijd was hij goed, in die zin dat de gemeente geloofde wat zich in de Matthäus afspeelde; die kon zich met de gelovigen in het stuk identificeren. Tegenwoordig is het bijna een voordeel dat het in het Duits is, anders zou je er helemaal gek van worden. Omdat je als luisteraar de hele tijd wordt achtervolgd door de brandende vraag: wat zitten jullie in godsnaam te zingen? Dat had ik bij uitvoeringen zelf ook altijd. Dan zag ik een zanger en dacht ik alleen maar: waarom moest jij Judas zijn? Omdat je de gemeenste kop hebt? Het is net wat ik vroeger met popmuziek had. Op een dag realiseerde ik me hoe bezopen het was dat ik in het Nederlands de aankondigingen deed en vervolgens op het Engels overschakelde. Vijfentwintig jaar geleden kon ik me niet voorstellen dat ik Nederlandse teksten zou gaan schrijven. Nu snap ik niet meer waarom ik ooit dacht dat Engels voor popmuziek dé taal was. Ik schreef een keer een tekst over eenzaamheid. De strekking was dat dat gevoel van eenzaamheid misschien te maken had met een dood broertje dat ik nooit gekend had. Voor die tekst had ik twee Nederlandse woorden in mijn hoofd, ‹broertje dood›. Waarom moet dat in het Engels? Dan heb je enkel leenwoorden. ‹Tenderness› is er al, maar dat is niet mijn woord, dat komt van Otis Redding.
Wat de Matthäus betreft: de evangelistentekst is goed. Het probleem zit ’m in de aria’s en koralen. Als je daar de juiste woorden neerzet kom je uit bij het verhaal van Christus als een mens tussen de mensen. En ik vind dat je dat verhaal moet kunnen volgen zonder dat het je tegen de borst stuit. De teksten van Jezus heb ik gedeeltelijk veranderd. Daarvoor heb ik ook uit andere evangeliën geput. Het mooie aan Jezus is dat hij wankelt. Hij is voor een deel volledig overtuigd van wat hij doet, maar hij voelt ook mededogen met de mensen die hem niet kunnen volgen. Dat vind je in mijn versie allemaal terug.
Bij de opname verkeerden we in een positie die voor barokmuziek ongekend is: dat de tekstdichter naast de zangers staat. Dat je tegen Christus kunt zeggen: ik wil dat de luisteraar hier ontroerd raakt. Met de muzikale leiding heb ik me niet bemoeid, dat heb ik overgelaten aan de dirigent en het orkest, zij zijn de musici. Maar des te meer met de zangers, en het koor. Die heb ik precies kunnen uitleggen wat ik wilde. Wat de kernwoorden zijn in de koralen, waar ze hoorbaar moeten maken dat er iemand sterft. Aan het orkest, waarin veel buitenlandse musici zitten, kon ik merken dat ze in eerste instantie weinig voor de onderneming voelden. Maar toen ze inzagen dat er over was nagedacht, begrepen ze geloof ik toch dat het iets bijzonders was. De zangers begrepen al snel welke unieke mogelijkheden deze Mattheus bood. Je hebt een voorsprong op buitenlandse zangers, je publiek verstaat je. Voor Marcel Beekman, onze verteller, wil ik Schuberts Schöne Müllerin in het Nederlands vertalen. Waar bij Schubert de zanger steeds het beekje aanroept, ‹Bächlein, liebes Bächlein›, zingt hij bij mij in en tegen zichzelf: ‹Beekman, beste Beekman›. Die naam is zo toevallig, dat moet je gebruiken!
Je zou die teksten natuurlijk kunnen laten zoals ze zijn, en je uitsluitend concentreren op die geweldige muziek. Alleen, zo is de Matthäus niet bedoeld. Bach heeft ontzettend zijn best gedaan dat evangelie duidelijk te maken. Ik heb het ook wel gedaan, hoor, vier keer de Matthäus gedraaid terwijl ik een muur stond te verven, zonder acht te slaan op wat er werd gezongen. Maar ik vind het veel leuker als ik snap wat er gebeurt. Dan krijgt ook de muziek een extra lading, wordt het allemaal veel mooier. Als je de muziek verder kunt verbeteren door aan de teksten te sleutelen, dan moet je dat doen. Neem Don Giovanni. Het slotsextet wordt soms weggelaten, omdat de strekking moralistisch wordt gevonden. Wat zingen die zangers daar? Dat het heel goed is dat Don Giovanni naar de hel gaat. Maar zet daar een goede tekst neer en het werkt.»
Bach, Mattheuspassie; Haags Matrozenkoor, Residentie Bachkoor en Residentie Orkest o.l.v. Jos Vermunt
Deutsche Grammophon (twee cd’s). Live: 11,
13 en 14 april, 19.00 uur, Anton Philipszaal,
Den Haag
Jan Rot, Mattheuspassie; piano-uittreksel van
de Nederlandstalige versie, Nijgh & Van Ditmar
Dagboek Mattheus – het verhaal van een vertaling is te bestellen via www.janrot.nl