De eerste keer is nooit meer geëvenaard, zelfs bij lange na niet benaderd. Zelf kan ik me niet herinneren of ik die eerste keer ben gaan stemmen voor het parlement van wat toen nog de Europese Gemeenschap heette. Ook bij de jongeren van nu is de belangstelling gering. Mogelijk heb ik in 1979 dus niet bijgedragen aan de toenmalige hoge opkomst in Nederland van 58,1 procent.
Tien jaar later was dat percentage al gedaald naar 47,5. Die verkiezingen van 1989 herinner ik me nog wel. Toen heb ik niet gestemd. Niet kunnen stemmen. Ik was die verkiezingsdag op een werkreis met collega’s langs alle Euregio’s aan de Nederlands-Duitse grens. Om te horen hoe belangrijk de Europese samenwerking over de grenzen heen voor die regio’s is, maar ook wat een rompslomp de grenzen juist daar geven. Dus hup, vooruit met die Europese samenwerking. Maar uitgerekend door dat reisje was ik te laat terug om nog te kunnen stemmen. Terwijl ik juist toen gemotiveerd was.
Ook die bijna 51 procent opkomst voor het Europese Parlement is daarna nooit meer gehaald. Het diepterecord, tot nu toe, was in 1999. Toen ging slechts dertig procent van de Nederlandse kiesgerechtigden naar het stemlokaal. Terwijl er in de jaren daarvoor toch grote veranderingen in Europa waren geweest, zoals de hereniging van de twee Duitslanden, de naamsverandering naar Europese Unie en het besluit om te komen tot een Europese Economische en Monetaire Unie, waarvan de later ingevoerde euro het gevolg is.
Erg alarmerend werden de teruglopende opkomstcijfers destijds niet gevonden. Volgens toenmalig vvd-voorman Frits Bolkestein weerspiegelde een lage opkomst juist de tevredenheid van de kiezer. Voor de goede orde, Bolkestein deed die uitspraak al in 1998, dus voorafgaand aan dat dieptepunt in de Europese verkiezingen, en had hij het toen alleen over Nederland.
Maar twee jaar daarvoor was een wetenschapper Bolkestein al voorgegaan en die had het wel specifiek over de Europese verkiezingen. Cees van der Eijk, inmiddels hoogleraar in Groot-Brittannië, schreef in 1996: ‘(…) uitvoerig onderzoek onder kiezers in alle lidstaten bij verschillende Europese verkiezingen levert zelfs geen grein van een aanwijzing op dat niet-stemmen kan worden toegeschreven aan onvrede met, afkeer van, of vervreemding van de Europese Unie, haar instellingen, of het proces van Europese integratie in het algemeen’. Toch was twee jaar voordat Van der Eijk dit schreef de opkomst in Nederland voor de Europese verkiezingen voor de derde keer op rij gezakt, naar een kleine 36 procent. Vijf jaar geleden was deze in Nederland wel weer hoger dan in 1994, maar toen bereikte het opkomstpercentage in alle landen van de EU samen juist een dieptepunt. Al lag dat met zijn ruim 42 procent dan wel weer hoger dan in alleen Nederland.
Donderdagavond weten we kort na het sluiten van de stembussen in Nederland wat de exitpolls hier laten zien. Maar we moeten tot zondagavond wachten tot de officiële uitslag en ook pas dan kunnen we over heel de Europese Unie niet alleen zien op welke politieke partijen er is gestemd, maar ook hoeveel Europeanen er zijn gaan stemmen. En weten we dus ook of de opkomst wederom een verliezer is.
Daarbij geldt wat mij betreft dat bij een procentpunt erbij geen vlag uit kan. En bij twee procentpunt ook niet. Ik zou het liefst de lat willen leggen bij 1979, de opkomst in Nederland. Dat door mij gehoopte percentage van zo’n zestig zou een gevolg kunnen zijn van het gerezen besef, niet alleen in Nederland, dat Europese landen niet alleen kunnen opereren als het gaat om duurzaamheid, migratie, veiligheid of het aanpakken van grote bedrijven.
Maar ik realiseer me dat er ook een risico zit aan mijn wens. Waarom? Omdat ik denk dat wat een onderzoeksgroep van het Europees Universitair Instituut in Florence al in 1998 constateerde dichter bij de waarheid zit dan de uitleg dat kiezers thuis blijven uit tevredenheid. Die onderzoeksgroep waarschuwde destijds (‘al’, zou ik daaraan willen toevoegen) voor het veel geringere en brozere draagvlak voor de Europese Unie dan toen veelal werd aangenomen. Dat geringe animo voor de EU zou volgens deze onderzoekers wel degelijk invloed hebben op de opkomstcijfers bij Europese verkiezingen.
Het risico is dat een run naar het stemlokaal kan betekenen dat veel kiezers die niet staan te juichen bij de Europese Unie gebruikmaken van hun stemrecht. Waardoor in Nederland een partij als Forum voor Democratie van Thierry Baudet en in Frankrijk Rassemblement National van Marine Le Pen veel zetels in het Europese Parlement krijgen. Maar liever dat dan een Europa dat bang is en stiekem hoopt dat die kiezers thuis blijven. Dat is geen door de bevolking gedragen Europa.
Zelfs als met een exit flirtende partijen het goed doen, wil dat nog niet zeggen dat de EU onvoldoende draagvlak heeft. Kijk naar Nederland. Tel gerust de zetels van vvd, cda, ChristenUnie, d66, GroenLinks en pvda bij elkaar op. Nee, die denken niet allemaal precies hetzelfde over Europa. Zo hebben de eerste drie onlangs voor de motie gestemd die vroeg om het schrappen van de zinsnede over ‘an ever closer union’ in het Europese Verdrag en de laatste drie niet. Maar geen van hen wil een Nexit en samen worden ze groter dan Forum. Kunnen we het daarna weer hebben over wat wél met de EU. Is nog lastig genoeg. Want die onvrede is morgen niet weg.