Salihorsk, Belarus, 4 augustus. Presidentskandidaat Svetlana Tichanovskaja ® op campagne met Veronika Tsepkalo (l) en Maria Kolesnikova. © Misha Friedman / Getty Images

Een willekeurig filmpje vanuit Belarus vorige week. In Grodno, een stad tegen de Poolse grens, zitten de arbeiders van de plaatselijke chemische fabriek in rijen achter elkaar in een auditorium, met hun leidinggevenden op het podium voor hen. Het gaat in de bijeenkomst over de presidentsverkiezingen van zondag 9 augustus. Vanuit de zaal roept iemand tegen de spreker dat ze een eerlijke hertelling van de stemmen willen. ‘De verkiezingen zijn geweest…’ begint de dame op het podium vermoeid, maar ze wordt overstemd door kreten van verontwaardiging. ‘Sta op als je voor Tichanovskaja hebt gestemd!’ klinkt het, en als één komen de mannen in hun blauwe overals overeind, met hun armen in de lucht. Hun gejoel en geklap vult de zaal.

Het is maar één voorbeeld uit de stroom buitengewone beelden die ons de afgelopen weken uit Belarus onder ogen komt. We zagen vreedzame demonstranten op wie werd geschoten, jongeren die huilend vertellen over martelingen in de gevangenis, vrouwen in het wit die protestketens vormen in de straten van Minsk, vrouwen die bloemen uitdelen aan militairen, en soldaten die hun uniform demonstratief in de prullenbak gooien. Sinds de flagrante verkiezingsfraude van president Loekasjenko, die claimde met zo’n tachtig procent van de stemmen te hebben gewonnen van zijn rivale Svetlana Tichanovskaja en de gewelddadige crack down op de daaropvolgende protesten, klinkt het overal dat ‘de geest uit de fles’ is. Alles lijkt vloeibaar en de toekomst is voor even totaal ongewis.

Als je met een half oog meekijkt kom je wellicht in de verleiding deze protesten over een kam te scheren met de Oekraïense Euromajdan, de volksopstand in 2013 die uitmondde in een bloedbad, de vlucht van de president, oorlog met Rusland en de annexatie van de Krim. Loekasjenko zelf voert Majdan de laatste weken ook graag op als schrikbeeld, maar dat is een staaltje politieke spin. Deze protesten hebben geen pro-Russische of pro-EU-invalshoek, maar een eigen dynamiek die voortkomt uit de unieke geschiedenis van dit voor ons vaak onbekende land, met een glansrol voor de vrouwen in Belarus.

Het is inmiddels moeilijk voor te stellen, maar toen Aleksandr Loekasjenko op zijn 39ste aan de macht kwam won hij in de tweede ronde daadwerkelijk met tachtig procent van de stemmen. Het was 1994, en de eerste keer dat er in Belarus vrije presidentsverkiezingen werden georganiseerd. Het zou ook meteen de laatste keer zijn. Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie was het land in een diepe economische crisis gestort, en de outsider Loekasjenko had ingezet op een boodschap van anti-corruptie en sovjet-nostalgie. Thema’s als nationale soevereiniteit speelden in de verkiezingen eigenlijk geen rol: het centrale twistpunt met zijn directe tegenstander, toenmalig minister-president Kebich, ging erover wie de beste deal voor een nieuwe monetaire unie met Rusland kon bedisselen.

Belarus is daarmee een fremdkörper in een regio die gekenmerkt wordt door nationalisme: bij de buren Polen, Litouwen en Oekraïne zijn de thema’s van onafhankelijkheid en nationale eigenheid niet weg te denken uit het politieke discours. Je ziet het ook in de manier waarop de Belarussische taal wordt behandeld: waar de taalkwestie in Oekraïne nu inmiddels een politiek heet hangijzer is, is in Belarus het Russisch veruit de meest gebruikte taal, schijnbaar zonder dat men zich er druk over maakt.

Naar de wortels van dit ‘zwakke nationalisme’ is nog relatief weinig onderzoek gedaan. Volgens de Zweedse historicus Per Anders Rudling, auteur van The Rise and Fall of Belarusian Nationalism: 1906-1931, dook het Belarussische nationalisme pas laat op en kwam het eigenlijk nooit goed van de grond. Het bleef altijd het project van een klein elitegroepje, en werd snel een politiek instrument van buitenlandse machten om hun eigen geopolitieke tegenstanders een hak te zetten. De nationalisering voelde dus altijd van boven- en buitenaf opgelegd.

Daarbij was de Belarussische ervaring met de Sovjet-Unie niet eenduidig negatief. Na de traumatische Duitse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam de terugkeer naar de sovjets als een meer dan welkome bevrijding. Tel daar de aanzienlijke verbetering in levensstandaard onder Chroesjtsjov en Brezjnev bij op en het is niet zo verbazingwekkend meer dat Loekasjenko in 1995 de rood-groene sovjetvlag in ere herstelde. Al werden in de vernieuwde versie de hamer en sikkel wel weggelaten.

Het bleef uiteraard niet bij het terughalen van de sovjetsymboliek. In 1996 voerde Loekasjenko een grondwetswijziging door waarmee hij zichzelf in het zadel hielp als ‘laatste dictator van Europa’. Hij stopte de privatisering, voerde de repressie van zijn politieke tegenstanders op en bezorgde zijn land in het Westen de reputatie van de vastgeroeste eeuwige sovjetstaat. Waar de Oekraïners graag wijzen op hun van oudsher vrijheidslievende kozakken-geest, wil het cliché dat de Belarussen van nature een gezapig vredelievend volkje zijn. Een karaktertrek waar Loekasjenko in zijn toespraken graag aan memoreert.

Niet dat er geen reden was voor onvrede onder de burgers. Het economische systeem waarop Loekasjenko het land bouwde staat zeker sinds de crisis van 2008 onder druk. Hij voert geen economische vernieuwing door en de levensstandaard voor de gemiddelde Belarus daalt al jaren. Het land blijft zwaar afhankelijk van Russische subsidies op olie-en gastoevoer, en de mogelijkheid hun producten naar Rusland te exporteren, maar Poetin heeft daar steeds minder zin in als Belarus niet instemt met vergaande integratie van de twee landen. Iets wat Loekasjenko weigert.

Het is vooral aan alle vrouwen die de straat opgingen te danken dat de ‘sterke man’ wankelt

Toch lukte het de verdeelde oppositie nooit om een vuist te maken. Ze vonden geen aansluiting bij Loekasjenko’s rurale achterban, en eerdere demonstraties na onvrije verkiezingen bleven steken bij activisten in de hoofdstad. In eerste instantie wees niets erop dat het dit jaar anders zou zijn.

Tot Loekasjenko twee inschattingsfouten maakte die alles deden kantelen. De eerste onvoorziene klap was dat de manier waarop hij met de coronacrisis omging blootlegde dat het sociaal contract onherstelbaar beschadigd was. In klassieke dictatorstijl deed hij covid af als een psychose, raadde aan het virus te vergiftigen met behulp van wodka en liet de bevolking de crisis zonder lockdown praktisch in haar eentje opknappen.

Nu was het nog voorstelbaar geweest dat Loekasjenko zelfs daarmee was weggekomen, ware het niet dat hij een tweede kapitale strategische misser maakte. De Britse historicus Andrew Wilson schrijft in zijn boek Belarus: The Last European Dictatorship (2011), dat een van de redenen dat Loekasjenko het al zo lang volhoudt, is dat hij ‘buitengewoon goed is in het spotten van iedereen die blijk geeft van ook maar de minste hoeveelheid charisma en initiatief’ en met hen ‘te dealen’. Ook dit jaar had hij zijn gevaarlijkste rivalen ofwel opgesloten ofwel naar het buitenland verjaagd.

Waar hij geen rekening mee hield, waren de vrouwen. Svetlana Tichanovskaja, de 37-jarige echtgenote van de opgesloten blogger Sergej Tichanovski, stapte naar voren om de plaats van haar man in te nemen. Loekasjenko stond het deze lerares en huisvrouw toe zich verkiesbaar te stellen, en viel daarmee in zijn eigen misogyne zwaard. Hij heeft de vrouw volledig onderschat.

De rest van het verhaal heeft al bijna mythische status gekregen. Tichanovskaja kreeg steun van Veronika Tsepkalo en Maria Kolesnikova, respectievelijk de vrouw en assistente van aspirant-presidentskandidaten Valeri Tsepkalo, de zakenman en oud-VS-ambassadeur die naar het buitenland vluchtte, en Viktor Babariko, bankier bij de Belgazprombank die sinds juni in de gevangenis zit.

De drie mannen waren geen politieke bondgenoten, maar de drie vrouwen wisten de oppositie te verenigen rond een simpel programma waar niemand tegen kon zijn. Eerlijke verkiezingen, vrijlaten van de politieke gevangenen, terug naar de grondwet van 1994. Wat onwennig hield Tichanovskaja in juli de vijftien minuten lange tv-toespraak die presidentskandidaten is toegestaan. In een wit mantelpak, met een vastberaden blik, legde ze langzaam en helder haar programma uit. ‘Ik ben geen politicus’, zei ze. Ze wilde eerlijke verkiezingen, na een half jaar zou ze weg zijn.

Een meesterzet. Opeens waren daar de historische grote menigtes die naar haar rally’s kwamen, niet alleen in Minsk maar door het hele land. ‘Ik wil veranderingen’, schalde de oude hit van Viktor Tsoi, en: ‘De muren zullen vallen en de oude wereld begraven!’ uit de Poolse klassieker De muren. Daarbij werd plots overal met rood-witte vlaggen gezwaaid. De nationale kleuren die voorheen vooral de kleine groep aansprak die zich identificeerde met Belarussisch nationalisme, waarover Rudling al schreef dat ze de gewone Belarus nooit meekregen, werden nu wél het symbool van een brede volksbeweging.

Het verraste niemand dat Loekasjenko een eerlijke verkiezingsuitslag niet wilde riskeren. De onbeschaamdheid van het geweld en de leugens werkte als katalysator voor de woede van de Belarussen, die zagen dat ze niet alleen stonden in hun boosheid. Tichanovskaja werd uren vastgehouden op het kantoor van de kiescommissie en las in de stijl van een gijzelingsvideo een verklaring voor waarin ze haar nederlaag accepteerde, om later op te duiken in Litouwen. Het internet werd platgelegd, maar vooral via Telegram bleven beelden van protest en staatsgeweld naar buiten komen.

Vooralsnog worden de demonstraties alsmaar massaler, staakt zelfs de staatsomroep en neemt de internationale druk op Loekasjenko toe. Toch lijkt de kans dat Loekasjenko vrijwillig opstapt nog steeds klein. Maar niets is meer zeker, de protesten hebben voor een onvoorspelbare dynamiek gezorgd en veel zal afhangen van de rol van het leger, Rusland en de Europese Unie.

Wat de uitkomst ook is op korte termijn, dit is het begin van het einde van Loekasjenko. Hoe lang en gewelddadig dat einde wordt en wat er daarna voor in de plaats komt, valt allemaal te bezien. Maar de Belarussen zien nu dat ook hun regime geen eeuwigheidswaarde heeft. Wat dat betreft geldt het adagium dat antropoloog Alexei Yurchak plakte op de laatste jaren van de Sovjet-Unie: ‘Everything was forever, until it was no more.’

En voor de rest van de wereld is het een goed moment om de kwalificatie ‘sterke man’ voor autoritaire politici als Loekasjenko eens te heroverwegen. Tichanovskaja noemde zichzelf in een emotionele video die ze vanuit haar ballingschap in Litouwen naar buiten bracht een ‘zwakke vrouw’. Maar als het aan iemand te danken is dat de ‘sterke man’ wankelt, dan is dat aan haar, en aan al die vrouwen die het voortouw namen in de protesten en onder de dreiging van grof geweld keer op keer de straat opgingen. Inmiddels heeft Tichanovskaja een nieuwe opname naar buiten gebracht. In die video kijkt ze, nu in het zwart gekleed, opnieuw vastberaden in de camera. ‘Ik ben bereid de verantwoordelijkheid te nemen om het land te leiden.’