DE ANDERS ZO stoicijnse obers van het Van der Valk-restaurant in Vianen kijken wat perplex. Hun zaaltje is gevuld met een merkwaardig gezelschap van koningen, keizers en Hoge Vertegenwoordigers die met de tastbare bewijzen in hun handen trots laten zien dat de fictie die zij vertegenwoordigen daadwerkelijk bestaat. Naast talloze kaarten en vlaggen tonen ze kranten uit het koninkrijk Seppie, de op schaal nagebouwde ruimteschepen van de planeet Secran, kleding uit het keizerrijk Keiolonie, schalen met smakelijke Miiaanse nootjes, weg te spoelen met een glas bananenlikeur uit Chimeria of een fles wijn uit Vanirn (‘zowel in rood als wit een prima tafelwijn’). Eventueel te betalen met de kleurrijke bankbiljetten uit de buitenaardse republiek Sanseviera.
Sommige geofictici (bedenkers van fictieve landen - ‘geo’s’ - die in kaart gebracht, ontwikkeld en bestuurd worden alsof ze echt bestaan) blijven iets dichter bij huis. Ton Hoevers is bijvoorbeeld de schepper van het ‘Rijk der Verenigde Nederlanden’, dat in 1830 ontstond toen Belgie de onafhankelijkheidsstrijd weliswaar won maar er vervolgens onenigheid ontstond tussen de Walen en de Vlamingen. ‘Alle Nederlandstaligen, dus inclusief de Voerstreek en het gebied rond Duinkerken sloten zich toen bij Nederland aan. Wat er nog over was ging naar de Fransen.’
Het rijk ontstond uit de op een dag kwellend wordende gedachte dat Nederland niet het hele Nederlandse taalgebied omvatte. Hoevers: ‘Toen ben ik begonnen om het land te hertekenen, en wel zoals ik het graag had willen hebben. Met netjes ingerichte steden dus en zonder anderstalige minderheden. Ook ergerde ik mij aan de lamlendige aanpak van de voortdurende misdaadgolf. Vandaar dat ik Flevoland heb ingericht als militair oefenterrein en nationaal strafkamp, waar alle misdadigers elke dag twaalf uur strafarbeid moeten verrichten, behalve op zondag.’
De maquette van het koninkrijk Waterland ziet er een stuk gezelliger uit. Koning Ton van der Lingen heeft er dan ook alles aan gedaan om zijn geo, een idyllisch ogend eilandje vlak onder Sardinie, zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Lieflijke dorpjes schemeren tussen maagdelijke stranden en zachtglooiende heuvels, alles onopvallend doorsneden door een net van stipt op tijd rijdende treinen. De uit Edam afkomstige beleidsmedewerker van Volkshuisvesting heeft zijn maquette een paar honderd jaar geleden door Waterlanders laten koloniseren, hoewel de eerste vermelding van het eiland al dateert van 240 voor Christus, vlak na de tweede Punische Oorlog. Evenals de spoorboekjes en wetboeken heeft de gymnasiast Van der Lingen ook dit zwart op wit staan, op een stuk perkament.
Zijn twaalfjarige zoon Klaas is de ‘erfprins’ van het koninkrijk. Hij vindt het best leuk om later koning te worden, al lijkt het hem ook wel aardig om de baas te zijn van een helemaal door hem zelf uitgewerkt land. ‘Maar ja, de traditie moet worden voortgezet. Eigenlijk wil ik het liefste een beroemd cellist worden. Dat zal nog wel moeilijk worden, want Waterland heeft helemaal geen conservatorium.’
HET GENOOTSCHAP voor Geofictie ontstond tien jaar geleden toen Theo Balvers, die jarenlang stiekem op zolder aan zijn eiland Yamba had zitten sleutelen, zich opeens afvroeg of er nog meer volwassenen waren met dezelfde rare hobby. Hij plaatste een kleine advertentie met de tekst: ‘Ik doe een onderzoek naar fantasielanden. Eventueel voor genootschap’ - en kreeg zeven enthousiaste reacties.
Op basis van gesprekken met geestverwanten stelde Balvers toen een profiel van de geoficticus samen, dat op de eerste kringbijeenkomst van het alras opgerichte Genootschap voor Geofictie werd uitgesproken. ‘Geofictie ontstaat in de levensfase waarin de geborgenheid van het gezin en de begrenzing van de woonomgeving worden aangetast en de fantasievolle kindertijd verloren dreigt te gaan. Nieuwe, verwarrende werkelijkheden komen op de puber af. Een ding is duidelijk: hij kan die werkelijkheden nog niet volkomen aan. En daarom schept hij zijn eigen wereld, zijn eigen rijk, land of eiland, waarin hij kan wegdromen, een gebied dat hij wel aankan, beheersen zelfs. Het gebeurt heel intensief en kan een obsessie worden. Totdat de pubertijd verstreken is en de werkelijkheid min of meer is aanvaard. Het materiaal wordt opgeborgen, vaak ook uit schaamte vernietigd. Een nieuwe levensfase is aangebroken. Het lijkt op de definitieve vernietiging van de Verbeelding.’
Dat roept de vraag op waarom een klein deel er toch stug mee door blijft gaan na de puberteit. ‘Zijn dat dan overjarige pubers? Zijn dat mensen die de harde werkelijkheid van alledag niet willen aanvaarden? Zijn het idealisten die een andere wereld wensen? Ik weet het niet zeker, maar ik denk van wel. Het zijn mensen die deels uit de werkelijkheid willen wegvluchten, om welke reden dan ook. Het zijn romantici.’
Al snel begon het genootschap zich bezig te houden met interactieve geofictie: het met een aantal geo’s aangaan van samenwerkingsverbanden waarin ieders realiteit voortaan gezamenlijk kon worden vormgegeven, met rollenspellen en vooral via de krantjes die de afzonderlijke landen begonnen uit te geven. Het credo van het spel: alles wat als eerste wordt gepubliceerd, is waar. Dit principe leidde in de geokranten tot dolle aaneenschakelingen van staatsgrepen, oorlogsverklaringen en schandalen; een soort psychologisch Risk-spel waarbij dankbaar gebruik werd gemaakt van huurmoordenaars, louche paparazzi en dubbelspel spelende spionagediensten. Daarnaast bleven de leden afzonderlijk werken aan het steeds gedetailleerder (‘realistischer’) maken van de geo’s.
HET KLEINE GEZELSCHAP raakte in 1987 na een geestdriftig artikel in het tijdschrift Kijk opeens in een stroomversnelling. Tientallen jonge leden meldden zich aan, wat leidde tot een enorme hausse aan interactieprojecten en periodieken. Tot enkele jaren geleden de zaak even plotseling weer instortte. Kleine ruzies waren geescaleerd tot geovernietigende atoomoorlogen, sluimerende meningsverschillen ontaardden in felle woordentwisten die steeds vaker op onverkwikkelijke wijzen werden uitgevochten in het overkoepelende tijdschrift Fantas. Steeds meer mensen zegden hun lidmaatschap weer op. Tien jaar later is het oordeel van Theo Balvers over zijn collega’s dan ook een stuk harder dan in zijn allereerste profielschets. In zijn toespraak tijdens het jubileum zegt hij waarschuwend: ‘Geofictici zijn van nature individualistisch, egocentrisch en weinig verdraagzaam. Dat zie je aan hun onderlinge conflicten. Dat waren binnen het genootschap helaas veel te vaak geleide projectielen die veel schade aan personen en geo’s hebben toegebracht. Het genootschap zal zich hierop moeten bezinnen. Onze hoop is gericht op de jonge garde, die voor de positieve nieuwe impulsen zal moeten zorgen.’
Balvers draagt vervolgens de voorzittersversierselen over aan de vijfentwintigjarige Ruben van der Weijden. Deze is pas sinds twee jaar lid, maar is in korte tijd met zijn eilandengroep Mii enorm actief geworden. ‘Het Genootschap is aan verandering toe’, meent ook hij. ‘In de toekomst moeten we veel meer bijeenkomen om gewoon ongedwongen over onze landen te praten, hetgeen geofictici immers het liefste doen. Verder moeten de interactieprojecten, die overigens helemaal niet verplicht zijn, meer aan regels worden gebonden die het onmogelijk maken om op grove manier inbreuk te maken op de werkelijkheidswaarde van andersman geo. Er moet gewoon wat minder met de geo’s gesold worden.’
Nieuwe statuten om deze veranderingen ook daadwerkelijk te kunnen doorvoeren, zijn inmiddels in de maak. Verder zijn er vooral hard nieuwe leden nodig. Momenteel zijn het er zo'n veertig, ooit een stuk of zestig. Van der Weijden doet zijn best om nieuwe leden te werven door zo veel mogelijk de positieve aspecten van geofictie te benadrukken. Van der Weijden: ‘De geoficticus is een homo universalis die zich door middel van fictie bezighoudt met de realiteit. Wil je je geo een beetje kloppend krijgen, dan moet je van alles weten over geschiedenis, taal, religie, filosofie, cultuur, recht, politiek, cartografie, technologie, het uitgeversvak en noem maar op. Zo word je een door anderen erkende koning van je eigen universum. Dat is prachtig, toch?’
Het voornaamste vereiste bij de ledenwerving - aandacht van de media - is volgens geofictici het grootste probleem. Want op het artikel in Kijk na stond de persaandacht in de loop der jaren vooral in het teken van verstrooiing en komkommertijd. Het respect dat beroemde geofictici als Plato, Swift, C. S. Lewis, Huxley, Orwell en Tolkien krijgen, staat in schril contrast tot de oppervlakkige en smalende behandeling die de minder bekende geofictici krijgen. Inderdaad hangt er rond geofictie een waas van kinderachtigheid en knulligheid. Van der Weijden: ‘Als ik het wel eens vertel, gaat iedereen altijd eerst lachen. Dan komen de vooroordelen los: kinderachtige mannen die gekleed in Ku-Klux-Klan-achtige pakjes met elkaar koninkje spelen.’ Ton van der Lingen: ‘Ik was zo stom om het een keer op mijn curriculum vitae te zetten. Je had die blikken moeten zien. Ik zou dit dan ook iedereen met klem willen ontraden.’
Toch maakt ook de koning van Waterland het de pers niet makkelijk met zijn op een schriftelijke enquete gebaseerde profiel van de geoficticus: ‘De gemiddelde geoficticus is een mannelijke, hoog opgeleide, onaangepaste eenling. Hij is een sociaal sterk gefrustreerd persoon, gevangen in het spanningsveld tussen zijn sociale behoefte en het daadwerkelijke aantal menselijke contacten. Hij wilde in de wereld staan, maar sloot zich op in zijn geo, waar de voornaamste emotionele binding mee wordt aangegaan. Ze leeft echt!, lees je vaak, je kunt in haar rondreizen en boven het aardse gewriemel staan. Als je naar de meer verborgen gevoelens van de geoficticus kijkt, vind je het uitleven van frustraties en het botvieren van almachtsfantasieen agressie als belangrijkste motieven voor de geofictie. Eigenlijk wil ik escaleren, oorlog voeren en heersen! Het lijkt erop dat binnen de samenwerkingsverbanden een hoop mensen in plaats van gezellige kaartjes uittekenen elkaar veel liever onder de tafel zouden willen schoppen.’
Toch is dit juist de uitdaging van interactieve geofictie. Bezinning op het eigen gedrag en het geven van een eerlijk beeld van geofictie, inclusief de onderhuidse frustraties en agressie, is waarschijnlijk de beste zet die het noodlijdende genootschap kan doen. Want als de profielen juist zijn, zal de potentiele geoficticus zich hier alleen maar in herkennen. Bovendien wordt niemand geoficticus - iedereen is het al. Volgens de stellige overtuiging van de naar buiten getredenen moeten er in Nederland duizenden zielsverwanten leven, almachtig, verborgen en soms in diepe schaamte op kamertjes spelend met het universum dat alleen van hen is. En niemand van hen zit te wachten op mooie reclamepraatjes. Het enige wat je ze kunt vragen is of ze samen met anderen met hun universum willen leren omgaan. Want interactieve geofictie is geen spelletje, maar een confronterende groepstherapie voor mensen met almachtigheidswanen. Een uitdaging voor die verborgen goden die in hun hart eindelijk op de aarde zouden willen nederdalen, om niet meer als goden, maar als profeten de realiteit van hun universum te verkondigen.
Koning in het eigen universum
Voor meer informatie: Genootschap voor Geofictie, 020-6908910.
Geofictie. Het ontwerpen van een eigen land, compleet met een geschiedenis, spoorboekjes en… atoomoorlogen. Zijn geofictici een soort romanschrijvers of pubers met almachtsfantasieen? Het Genootschap voor Geofictie vierde haar tiende verjaardag.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1994/44
www.groene.nl/1994/44