In Den Haag was het prachtig weer toen Bram van Ojik vorige week het leiderschap van GroenLinks overdroeg aan zijn fractiegenoot Jesse Klaver. Helder voorjaarslicht, fris groen blad aan de bomen, kwinkelerende vogels en een veel jongere leider voor GroenLinks. ‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid’, om het met een dichtregel van Herman Gorter te zeggen. Dat was de boodschap, waar het zonnige voorjaarsweer toevallig zijn steentje aan bijdroeg.

Het moment van de overdracht van het partijleiderschap was goed doordacht. Op het Binnenhof waren de parlementariërs op meireces, dus was er verder weinig politiek nieuws, hetgeen veel media-aandacht garandeerde voor GroenLinks. Als het kabinet de rit uitzit, is er doordat nu al wordt gewisseld van leider voldoende tijd voor de jonge Klaver – 29 jaar – om in zijn nieuwe rol te groeien. Mocht het kabinet toch vroegtijdig vallen, dan is er al een nieuwe leider, wat intern partijgedoe voorkomt.

Maar komt er met het nieuwe gezicht ook een nieuw geluid? Breekt met de kroonprins die koning werd ook een Leuke Linkse Lente aan? Want dat is wat Klaver ambieert. Hij zet hoog in en meent het tij voor verandering mee te hebben. Klaver denkt daarbij aan het recente verzet van studenten tegen het rendementsdenken, de weerklank die de Franse econoom Thomas Piketty vindt voor zijn boodschap over de ongelijkheid tussen rijk en arm, en het gevoelen onder leeftijdgenoten die ‘echt niet meer denken dat de markt overal de oplossing voor is’, zoals de nieuwe GroenLinks-leider eind februari zei in een interview met drie linkse Kamerleden in De Groene Amsterdammer.

Je zou er bijna goede zin en nieuwe energie van krijgen, net als van het lenteweer. Maar hoe gaat Klaver datgene wat volgens hem in de lucht hangt met twee benen op de grond zetten? Niet om hier cynisch te doen – er is niks zo verfrissend als idealisme van jonge honden, het is oprechte nieuwsgierigheid van mijn kant. Niet elke lente met nieuwe geluiden leidt immers tot daadwerkelijke, positieve veranderingen. De Arabische lente en de Occupy-beweging zijn daar voorbeelden van.

Slechts één dag voordat Klaver het leiderschapsstokje overnam, kopte NRC Handelsblad binnen in de krant: ‘Hoe links in Europa zichzelf ten grave draagt’. Een paar dagen daarvoor was Labour-leider Ed Miliband na de voor zijn partij slecht verlopen Britse verkiezingen opgestapt. In Griekenland worstelt het linkse Syriza na gewonnen verkiezingen met de harde realiteit. De Franse linkse president François Hollande is niet erg populair meer. En in eigen land verloor de pvda bij de Provinciale-Statenverkiezingen flink, een verlies dat niet werd goedgemaakt door de gunstige uitkomsten voor de twee andere linkse partijen, SP en GroenLinks. Wat dan tij mee?

Dat ‘officieel’ links worstelt, klopt. De hoopvolle, ‘linkse’ veranderingen in de samenleving die Klaver bespeurt zijn er ook. Op het oog lijken die twee misschien niet samen te kunnen gaan, toch zijn ze er allebei. De worsteling van linkse politieke partijen, al dan niet aan de macht in hun land, heeft te maken met de internalisering van het vrijemarktdenken. Dat zit tot in de haarvaten van velen, ook van menige links denkende politicus en kiezer. De werkelijkheid weerspiegelt dat denken: de macht van het geglobaliseerde bedrijfsleven is groter dan die van nationale parlementen.

‘Het traditionele linkse jargon is uitgewerkt’, zei pvda-Kamerlid Martijn van Dam in datzelfde artikel in De Groene. En niet alleen het jargon is uitgewerkt, ook het daarbij horende traditionele linkse beleid, waarin het vooral draait om het vergroten van de koek en het eerlijk verdelen daarvan.

Klaver wil breken met dat jargon en beleid. Maar wat hij mogelijk als hoopvol ervaart, blijkt, hoe wrang ook, toch vaak neoliberale kantjes te hebben. Denk aan het door particulieren verhuren van kamers aan toeristen via Airbnb, of aan particulieren die taxiritten verzorgen via UberPOP. Het lijken vormen van een op idealisme gestoelde deeleconomie, maar het is vaak gewoonweg oneerlijke concurrentie waardoor er door sommigen flink winst kan worden gemaakt, tot overlast of verlies van anderen.

Misschien zijn het groeistuipen van een westerse samenleving die zoekt naar andere vormen en gedachten. Die, zoals Klaver zou willen, op weg is naar een maatschappij waarin er ruime aandacht is voor ecologie, er meer is dan geld alleen, mensen op elkaar betrokken zijn, de ongelijkheid een stuk minder groot is, en markt en groei niet de hogepriesters zijn.

De nieuwe GroenLinks-leider moet echter de waarschuwing van zijn pvda-collega Van Dam van drie maanden geleden in zijn achterhoofd houden: ‘Het is vooral een laag van progressieve mensen die Piketty’s verhaal verwelkomt, maar dat wil helaas nog niet zeggen dat het breed wordt gedeeld.’ Dit geldt ook voor de andere signalen die Klaver meent waar te nemen: die komen uit een kleine kring van veelal hoogopgeleiden.

Daar is niks mis mee. Maar dan is het Klavers taak om die kring groter en groter te maken, wil hij zijn idealen kunnen realiseren. Daarvoor is meer nodig dan een verhaal van hoop, een woord dat Klaver graag gebruikt. Macht zal hij er uiteindelijk voor nodig hebben. Verwijzen naar het studieleenstelsel, dat door GroenLinks beter is geworden, zoals Van Ojik bij zijn afscheid deed, is leuk als voorbeeld van hoe een kleine partij in het huidige politieke klimaat invloed kan hebben. Maar dat is niet waar Klaver gezien zijn ambities genoegen mee kan nemen.

Wat Klaver als hoopvol ervaart, heeft vaak neoliberale kantjes