Als je van kunst houdt, en van schaatsen, dan wil dat niet zeggen dat je ook van kunstschaatsen houdt.
Als fervent hardrijder op de schaats heb ik het nooit zo gehad op kunstrijders op de schaats – en die sport in zijn geheel. Ik vond het niet fijn om als je op je noren aan kwam kachelen (het ijs is zwart, het is windstil, de zon staat laag, het is snerpend koud, en op je hoofd een walkman met Eyeless in Gaza) plotseling zo’n koppel zwierende zwaaischaatsers voor je ijzers te krijgen.
(En dat was nog in de tijd voor de klapschaats.)
Naast elkaar, met de armen ingewikkeld ineengehaakt, rijden ze een soort kromme bochtjes op één voet, netjes tegelijk, en daarbij kijken ze als een klein kind dat net een grote bah heeft gedaan. Hop, we zwieren naar links, en hop, we zwaaien naar rechts – en die jongen die daar op zijn noren aan komt kachelen, die gaat maar aan de kant.
Ik houd bijvoorbeeld ook niet van ijsdansen, hoewel ik van ijs houd, en ook best van dansen. Het is een Holiday On Ice-parodie op het echte werk. IJsdansen is gewoon naar om te zien.
Met een huiveringwekkende blijdschap dansen ze over het ijs, altijd op de gruwelijkste muziek die er bestaat, van die Latijns-Amerikaanse vrolijkheidsmuziek, salsa of zo, en dan doen ze een rumba of een chachacha, van die ergerlijke blije dansen. Met een plastic glimlach van kruin tot kuit wervelen ze rond, glimlachend naar de jury, zonder iets interessants te doen met die schaatsen. Het is gewoon stijldansen maar dan per ongeluk op de schaats. Het zou ook op klompen kunnen. En na afloop blazen ze kushandjes naar het publiek en de camera’s.
Het heeft iets heel onaangenaams. Misschien omdat het allemaal zo vrolijk is en ik een enorme hekel heb aan dingen waarvan mensen zeggen: daar word je vrolijk van – alsof er niets beters te doen is.
Maar ik ben om. De Olympische Spelen hebben mij de ogen geopend. Eén koppel in het bijzonder.
De ene helft van het paar was Shizuka Arakawa, kunstrijdster op de schaats, 24 jaar, uit Sendai, Japan. Na de korte kür stond ze nog derde, achter de Amerikaanse Cohen en de Russische Sloetskaja, maar die vielen allebei een paar keer tijdens de beslissende lange kür. Ook als ze niet waren gevallen, hadden ze niet gewonnen. Want Shizuka Arakawa was superieur.
Ze zweefde over het ijs. Haar sprongen waren hoog, zo hoog dat het leek alsof ze in de lucht zou blijven hangen. Als ze neerkwam was het alsof ze op elfenvoetjes op een laag dons landde, zo soepel gleed ze van de ene sprong naar de andere. Ze was magnifiek. Ze was de elegantie in persoon. Het was Mooi.
De tweede helft van het koppel was Hans van Zetten, commentator voor de televisie. Hij begeleidde Shizuka, nee hij leidde Shizuka naar de overwinning. Terwijl op Eurosport Joan Haanappel, gewezen ijskoningin, haar gortdroge deskundige toelichting gaf, toverde Hans van Zetten bij de publieke omroep de kür van Arakawa om tot iets groots.
Na weer een fantastische combinatie van sprongen, en na weer zo’n engelachtige landing van Arakawa zocht hij naar woorden om te beschrijven wat dit kunstrijden met hem deed. Hans van Zetten zei: «Dit is tijdloos.»
Tijdloos, dat was het, dat sprookje van vier minuten op het ijs. We werden meegevoerd door het koningskoppel van deze Olympische Spelen: Shizuka Arakawa en Hans van Zetten. Zij toverde met haar schaatsen, en hij vertelde waarom dat mooi was. Met zwier.