Zal het lukken om zonder de koningin een kabinet te formeren? Het zou een blamage zijn voor de voorstanders van het koningsloos formeren als ze toch de hulp van het staatshoofd in moeten roepen. Dat zou overigens geen unicum zijn. In 1971, want zo lang bestaat de mogelijkheid eigenlijk al, moest reeds na één dag koningin Juliana toch aan de slag. De politieke partijen konden het er toen niet over eens worden om de fractievoorzitter van de grootste partij, pvda-leider Joop den Uyl, aan te wijzen als formateur.
Nu gaat de Kamer dus voor de herkansing. Wat in 1971 een experiment was dat mogelijk werd gemaakt door een motie van kvp’er Eric Kolfschoten is sinds dit jaar op initiatief van d66 formeel vastgelegd in het reglement van orde van de Tweede Kamer. Tegen de zin overigens van vvd, cda, ChristenUnie en sgp, die met samen 59 zetels in de ‘oude’ Tweede Kamer de verandering echter niet konden tegenhouden.
Je zou kunnen zeggen dat het schrappen van de rol van de koningin past in een proces. In de loop van vele decennia was het al steeds meer het parlement geworden dat bepaalt wie er (in)formateur wordt en met welke opdracht hij aan het werk moet. De koningin begeleidde dat proces echter nog wel. Maar daarop werd steeds vaker kritiek geuit. Ze zou te veel haar politieke voorkeuren laten prevaleren. Of die kritiek terecht was of niet, door haar buiten het formatieproces te zetten kan het staatshoofd geen onderwerp van discussie meer zijn.
Het koningsloos formeren is volgens de voorstanders bovendien goed voor meer openheid en voor de democratie. Maar juist daaraan zou het de komende dagen wel eens kunnen ontbreken. Pas nadat volgende week donderdag de nieuwe Tweede Kamer is geïnstalleerd, kan er door de fracties in het openbaar worden gedebatteerd over wat ze de meest wenselijke coalitie vinden en over de persoon aan wie ze willen vragen die eerste informerende gesprekken te voeren. Maar de partijen zitten tot die tijd natuurlijk niet stil. Erg open lijken die eerste onderlinge contacten echter niet te worden.
In het nieuwe reglement van orde had de Kamer kunnen vastleggen dat bijvoorbeeld de Kamervoorzitter of de fractievoorzitter van de grootste partij direct na de verkiezingen aan de slag gaat met het horen van alle partijen en dat partijen dan vervolgens zelf bekend maken, net zoals in het verleden na hun bezoek aan Noordeinde, aan wat voor soort coalitie ze denken. Maar dat heeft de Kamer niet gedaan. De sgp schreef daarom onlangs in de Volkskrant te vrezen voor ‘een politiek-staatsrechtelijke wildwest’.
Is de Kamer vergeten te regelen wie het voortouw moet nemen? Dat is niet aannemelijk. Waarschijnlijker is dat de voorstanders daar in de openheid van het toenmalige debat over het reglement van orde hun vingers niet aan wilden branden.
En hoe groot was eigenlijk de openheid daar waar dat in het recente verleden al kon? Bij de presentatie van het boek De kabinetsformatie in vijftig stappen afgelopen voorjaar wees voormalig voorzitter van de Raad van State, Herman Tjeenk Willink, erop dat bij de kabinetsformatie van 2010 de Kamer heeft nagelaten te debatteren over het verslag van een informateur, terwijl die mogelijkheid al jaren bestaat. Politici gaven liever commentaar in de media, zei Tjeenk Willink: ‘Spinnen in plaats van politiek debat.’
Die informateur waar Tjeenk Willink naar verwees was hij overigens zelf. pvv-leider Geert Wilders leverde toen commentaar door om diens ontslag te vragen.
Nog een voorbeeld waardoor je gaat twijfelen of openheid wel de werkelijke reden is voor het schrappen van de rol van het staatshoofd is de gang van zaken na de val van het kabinet-Rutte. De Tweede Kamer heeft dit voorjaar niet gedebatteerd over de vraag of het wenselijk was een nieuw kabinet te formeren zonder eerst naar de stembus te gaan. Toch had de Kamer nog maar een maand daarvoor in dat vernieuwde reglement van orde die optie zelf vastgelegd. Dat vvd en cda inschatten dat geen enkele partij hen na het gedoogavontuur met Wilders voor de nog resterende twee jaar aan een meerderheid wilde helpen, was geen reden om dat niet in alle openheid duidelijk te laten worden. De grote voorstanders van openheid, d66 en GroenLinks, vroegen echter ook niet om een debat. Waarschijnlijk had dat een Lente-akkoord in de weg gezeten. Dat laatste vroeg immers om samenwerking met vvd en cda, in een debat over mogelijke nieuwe coalities hadden d66 en GroenLinks openlijk afstand van die twee moeten nemen, want met ze regeren wilden ze niet.
Coalitievorming na de verkiezingsstrijd is eigenlijk het tweede deel van de strijd om regeringsdeelname. En hoewel de vraag dan is wie met wie wil samenwerken, is uiteindelijk ook dat een gevecht om de macht, zeker als een uitslag verscheidene coalities mogelijk maakt. Dat zoeken naar macht door het aftasten van waar compromissen mogelijk zijn, gaat echter niet goed samen met openheid.
Juist daarom zijn er goede afspraken en geschreven en ongeschreven spelregels nodig. Want de grootste schade die zou kunnen ontstaan is niet het hangende-pootjesscenario, zoals het toch weer een beroep moeten doen op de koningin inmiddels al is genoemd. En het ergste zou ook nog niet zijn dat door een eventuele chaotische gang van zaken kiezers denken dat ze maar wat doen daar in Den Haag.
Het ergste zou zijn dat een ondoorzichtige gang van zaken de vraag oproept of het formatieproces wel democratisch verloopt. Slechts één partij hoeft te roepen dat de procedures niet helder zijn of dat ze wordt buitengesloten en het leed is geschied, of het verwijt nu terecht is of niet. Dan zou juist het tegendeel zijn bereikt van wat werd beoogd.