Sinds het Pentagon vorige maand zijn eigen Osama bin Laden-video vrijgaf, is elk gebaar, elk lachje en elk woord van de al-Qaeda-leider uitgebreid geanalyseerd. Maar zijn tegenspeler, die in de transcriptie slechts wordt aangeduid als «Shaykh», is niet of nauwelijks bestudeerd. Dat is jammer, want hij biedt een uitzonderlijk inkijkje in de psychologie van mensen die massamoord beschouwen als een geweldig spel.
Een thema dat steeds terugkomt in de monologen van Bin Ladens gast is het idee dat ze leven in een tijdperk dat net zo groots en belangrijk is als de tijd die wordt beschreven in de koran. De oorlog van nu, merkt «Shaykh» op, is net als «in de dagen van de profeet Mohammed. Precies hetzelfde als wat er op dit moment gebeurt.» Hij vervolgt met: «Het is hetzelfde, hetzelfde als toen, zoals Abu Bakr en Othman en Ali en anderen. In deze tijd, in onze tijd.»
Het is niet zo moeilijk om hun nostalgie te verklaren met de gebruikelijke theorie dat de volgelingen van Bin Laden zijn blijven steken in de Middeleeuwen. Maar de opmerkingen van Shaykh lijken toch op iets méér te wijzen. Het is niet een ascetische middeleeuwse levensstijl waar hij naar verlangt, hij verlangt naar het idee in mythische tijden te leven, toen mensen nog goden, en oorlogen episch waren en geschiedenis werd geschreven met een hoofdletter G.
«Francis Fukuyama, je kunt mijn rug op», lijkt hij te zeggen, «de geschiedenis is nog niet geëindigd. Wij zijn de geschiedenis aan het maken, hier, en nu, op dit moment!»
Dat is een opvatting die we van vele kanten hebben gehoord sinds 11 september, een terugkeer van het grote verhaal: uitverkoren mensen, koninkrijken van het kwaad, meesterplannen en grote oorlogen. Ze zijn weer helemaal en meedogenloos terug. De bijbel, de koran, «de botsing der beschavingen», Lord of the Rings plotseling spelen ze zich af «in deze tijd, in onze tijd».
Het grootse verhaal van bevrijding is onze hardnekkigste mythe, en het heeft een gevaarlijke keerzijde. Wanneer een paar mensen besluiten hun mythe te beleven, om larger than life te zijn, heeft dat onvermijdelijk invloed op alle levens die zich ontvouwen in gewone proporties. Mensen zien er plotseling onbelangrijk uit in vergelijking tot iets anders, en kunnen gemakkelijk worden opgeofferd uit naam van een hoger doel.
Toen de Berlijnse Muur viel, namen we algemeen aan dat het epische verhaal onder het puin werd begraven. Dit was de beslissende overwinning van het kapitalisme. De ideologie is dood, laten we gaan winkelen. De theorie van het einde van de geschiedenis maakte, heel begrijpelijk, diegenen woedend wier hemelbestormende ideeën in de gladiatorengevechten sneuvelden, of het nu het wereldcommunisme was of, in het geval van Bin Laden, een imperialistische versie van de islam.
Wat sinds 11 september echter duidelijk werd, is dat het einde van de geschiedenis ook een holle overwinning bleek voor de Koude-Oorlogvoerders van de VS. Het heeft er alle schijn van dat sinds 1989 velen hun epische verhaal hebben gemist als een geamputeerd been. Zonder ideologie was winkelen niet meer dan… gewoon winkelen.
Tijdens de Koude Oorlog ging consumeren in de VS niet alleen om persoonlijk genot; het was de economische frontlinie van de grote strijd. Als Amerikanen gingen winkelen, namen ze deel aan de levensstijl die de Roden geacht werden te willen vernietigen. Als veelkleurige winkelcentra werden afgezet tegen de grauwe en lege winkels in Moskou, wilde dat niet alleen zeggen dat wij in het Westen makkelijk aan Levi’s 501-spijkerbroeken konden komen. In dat verhaal stonden onze winkelcentra voor vrijheid en democratie, terwijl hun lege schappen metaforen waren voor controle en onderdrukking.
Maar toen de Koude Oorlog voorbij was en dit ideologische decor werd weggerukt, ging de grotere betekenis achter het winkelen in rook op. Het antwoord van het bedrijfsleven was «lifestyle branding», een levensstijl promoten als merk: een poging consumentisme nieuw leven in te blazen als een filosofische of politieke daad, door krachtige ideeën te verkopen in plaats van gewoon producten. In reclamecampagnes werden Benetton-truien gelijkgesteld aan de strijd tegen racisme, Ikea-meubels aan democratie, en computers aan revolutie.
Lifestyle branding wist een tijdje het «betekenis»-vacuüm van het winkelen op te vullen, maar het was niet genoeg om de ambities van de Koude-Oorlogsheren van de oude school tevreden te stellen. Zij waren culturele bannelingen in een wereld die zij zelf hadden geschapen, gefrustreerde haviken die zich in hun meest glorieuze tijd niet hebben gekoesterd in hun nieuwe onbetwiste macht, maar mopperden dat Amerika «soft» was geworden, en gefeminiseerd, een orgie van genotzucht gepersonifieerd door Oprah en Bill Clinton.
Maar sinds 11 september is de geschiedenis weer helemaal terug, met een hoofdletter G. Winkelende mensen zijn opnieuw voetsoldaten in een strijd tussen goed en kwaad, ze dragen nieuwe beha’s van Elita met de stars and stripes en ze eten een speciale editie van M&M’s: in rood, wit en blauw. Als Amerikaanse politici hun burgers aansporen het terrorisme te bestrijden door te gaan winkelen, gaat dat niet alleen om het voeden van een wankele economie, maar om méér. Het gaat om het opnieuw verpakken van het alledaagse in het mythische.
Vertaling: Rob van Erkelens