De sociale top in Kopenhagen is in zekere zin kenmerkend voor het proces waar de Verenigde Naties zich in bevinden: een gevecht om legitimering. De legitimering van peperdure, arbeidsintensieve conferenties, een trage bureaucratie en een verre van toereikend optreden in ‘s werelds brandhaarden. In westerse landen circuleert een voorstel om te komen tot een moratorium op grote internationale conferenties. In plaats daarvan zou beter kunnen worden gekeken wat die duizenden resoluties die de VN plechtig hebben aangenomen in de vijftig jaar van hun bestaan nu eigenlijk hebben opgeleverd. De vraag stellen is haar beantwoorden. Of, zoals een Deense krant stelde: 'De vraag die deze dagen op de lippen brandt van journalisten, commentatoren en andere aardige mensen, is uiteraard: wat voor goeds kan een top als deze doen voor zo'n alarmerende toekomst? Het antwoord is even simpel als ontmoedigend: niets.’
En alarmerend is de toekomst: een derde van de bevolking in de ontwikkelingslanden leeft in absolute armoede. Ondervoeding bedreigt daar de fysieke en psychische gezondheid van een op de drie kinderen. Zo'n 1,3 miljard mensen hebben geen toegang tot minimale benodigde hoeveelheden schoon water. In 1992 stierven zes miljoen kinderen aan de gevolgen van longontsteking en diarree. De middelen van bestaan van een miljard mensen wordt bedreigd door de achteruitgang van het milieu. Drieentwintig miljoen mensen staan geregistreerd als vluchteling. In de afgelopen tien jaar werden tussen de tachtig en negentig miljoen mensen meer of minder vriendelijk ‘verplaatst’ ten behoeve van infrastructurele projecten. Honderd miljoen kinderen zijn dakloos en thuisloos. Om maar wat te noemen.
De meeste van deze problemen zijn, in tegenstelling tot wat veel mensen denken, vrij eenvoudig op te lossen. De kennis, de ervaring en de middelen zijn voorhanden om bijvoorbeeld longontsteking en diarree te genezen. Er liggen al jaren veelbelovende plannen in de la om het beschikbare water duurzaam te gebruiken en alle mensen te voorzien van tenminste een zekere hoeveelheid drinkwater. Maar de politieke wil ontbreekt.
De vraag is of een conferentie als deze die politieke wil versterkt. In een pathetische openingsspeech claimde de Chileense VN- ambassadeur Juan Somavia dat het simpele feit dat de conferentie plaatsvindt, een teken is dat ‘de Verenigde Naties hun hart terugkrijgen’. Boutros Boutros Ghali deed zijn best de verwachtingen te temperen: ‘Vreselijke ziekten genees je niet in een paar jaar.’ Dat klinkt allemaal wel erg obligaat.
Toch kan het geen kwaad om, ondanks alle vergadermoeheid na Rio, Wenen en Cairo, te bedenken dat conferenties als deze tien jaar geleden onvermijdelijk waren vastgelopen in een loopgravenoorlog tussen de supermachten. De haast euforische stemming tijdens en na de wereldevolkingsconferentie in Cairo had, naast de klinkende overwinningen die door de vrouwenbeweging althans op papier werden geboekt, veel te maken met de verandering van de internationale dialoog die ineens over veel interessantere zaken ging dan jarenlang het geval was geweest.
Inmiddels blijkt in Kopenhagen, geheel volgens de verwachting van alle realistische beschouwers, dat rijke landen niet bereid zijn de barrieres op te ruimen die een werkelijke uitroeiing van de allerergste armoede wereldwijd in de weg staan. De schuldenproblematiek wordt hier niet opgelost; veel landen lijken niet bereid hun budgetten te verschuiven in de richting van het zogenaamde twintig-twintigvoorstel. Dat voorstel behelst een overeenkomst waarin rijke landen zich verbinden twintig procent van het ontwikkelingssamenwerkingsgeld te besteden in de sociale sector als ontwikkelingslanden zich verbinden om ook twintig procent van hun budget in de sociale sector te besteden.
En bovendien wordt het beleid van de Wereldbank hier niet gemaakt en ook niet gewijzigd. De verschuivingen in standpunten zijn met het blote oog nauwelijks waarneembaar, het werkelijk ondoordringbare VN-jargon maakt dat het geheel ook niet betrouwbaarder oogt voor de geinteresseerde leek. De Wereldbank, die het zat is om voortdurend vanaf vrijwel ieder podium ter wereld in meer of minder diplomatieke bewoordingen voor rotte vis te worden uitgemaakt, heeft in Kopenhagen een bescheiden tegenoffensief ingezet. ‘Een procent vermindering van de militaire uitgaven levert genoeg geld op om vijftig miljoen kinderen van basiseducatie te voorzien, een vermindering van 2,5 procent is genoeg om alle 130 miljoen kinderen die nu thuis zitten naar school te sturen’, zo zei een woordvoerder. Dat mag dan geen excuus zijn voor de ravage die de Wereldbank in delen van Afrika heeft aangericht met de structurele aanpassingsprogramma’s, maar het is wel waar. En het is goed dat erover wordt gepraat. De onwil van rijke landen om de schuldenproblematiek aan te pakken is hardnekkig, maar een conferentie als deze is wel weer een aanslag op het imago van het rijke Westen als goede gevers. Dat kan zelfs een land als de Verenigde Staten niet eeuwig volhouden. En als Boutros Boutros Ghali bijna binnensmonds zegt dat ‘democratie de missing link is tussen vrede en ontwikkeling’, dan wordt er eindelijk gezegd dat de Noord- Zuidtegenstelling weliswaar belangrijk maar niet allesbepalend is. Net zoals de uitroeiing van armoede niet alleen een kwestie is van geld.
Kortom, de structuren van de internationale gemeenschap zorgen niet voor de revolutie, als die al gewenst is. Het is allemaal niet veel, het is misschien verre van genoeg, maar een constatering blijft overeind: de wereld heeft alleen dit platform, en geen ander en geen beter.
Dat neemt niet weg dat de weekhartigen onder ons de zoute haringen regelmatig in de keel blijven steken bij de discussies over extreme armoede in extreem luxueuze omstandigheden. Komend weekend, als meer dan honderd regeringsleiders en staatshoofden hier een vertoning weggeven, zal de eetlust ons wel geheel vergaan. Tenminste een deel van die lieden zijn immers onderdeel van het probleem, niet van de oplossing.