Er zit in de reacties op het vertrek van Fidel Castro een zekere meewarigheid, een zekere sympathie. Die oude baas, met zijn eindeloze schorre speeches, die toch maar mooi die pedante Amerikanen buiten de deur heeft kunnen houden, zonder geld, zonder vrienden. En dan: is Cuba niet een heerlijk land? Gratis gezondheidszorg, meneer! Grappige oude auto’s, goedkope drank en gewillige hoeren zo ver het oog reikt! Ja, er is ook propaganda – maar ach, dat zijn maar woorden, daar gelooft niemand meer in, en in die woorden zijn bovendien de zoete echo’s te horen van een nabij verleden, toen men in Nederland ook wel droomde van een romantisch-revolutionair bestaan en van suikerriet snijden voor de goede zaak.
Als die sympathie gebaseerd is op een zekere identificatie met het kleine, stronteigenwijze landje op de lip van de grote arrogante wereldmacht, dan is dat misschien te begrijpen, al is het nog zo adolescent. Maar als die sympathie een nostalgische roes is, een nooit werkelijk bedwongen dweepzucht naar socialisme op een warm eiland, dan moet nog maar eens gezegd dat dat een bittere vergissing is.
Castro’s Cuba is een dictatuur van klasse. De rechtspraak is er een farce. De regering kan burgers gevangen zetten op grond van de suggestie van ‘gevaarlijkheid’ (‘estado peligroso’), zonder enige strafrechtelijke aanleiding. Oscár Elias Biscet, arts, christen, vreedzaam anti-abortus-activist, kreeg in 1999 drie jaar cel voor het ondersteboven hijsen van de Cubaanse vlag, en in 2002 nog eens 25 jaar wegens ‘misdaden tegen de soevereiniteit en territoriale integriteit van Cuba’. Die veroordeling was onderdeel van de arrestatie van 75 intellectuelen – bibliothecarissen, schrijvers, journalisten – op beschuldiging van samenwerking met de Amerikaanse ‘ambassade’ in Havana. Straffen varieerden van 15 tot 28 jaar.
Vervelend, zegt de vakantieganger, maar die Castro verdwijnt, en daar zal dus wel verandering in komen, nietwaar? Die gedachte werd ook uitgedrukt door de veteraan-cartoonist Behrendt, die Castro afbeeldde als stervende dinosaurus op een kerkhof van dino-dictators. Alsof dat oude orwelliaanse despotisme ten dode is opgeschreven. Saddam hangt al; het wachten is op Mugabe en Kim Jong-il.
Valse hoop. Castro is niet de laatste van een uitstervend ras; zijn traditie zet zich voort in de camouflage van de autocratische bestuurders van de moderne markteconomie die, als zij maar wortel kan schieten in een samenleving, onafwendbaar zal leiden tot de ontwikkeling van burgerlijke vrijheden en volwaardige democratie – althans, dat houdt bijvoorbeeld de semi-autocratische regering van Maleisië haar burgers voor. De regering voorziet een proces waardoor Maleisië in 2020 een volledig ontwikkeld land zal zijn, en laat daarbij in het midden of Maleisië dan ook een meerpartijenstelsel zal krijgen, vrije pers, onafhankelijke rechtspraak en het herstel van burgerlijke vrijheden. Economie en stabiliteit komen eerst. Zie ook onder Dubai, Singapore, Egypte, Marokko, Kazachstan of China.
Dezelfde afweging bracht de Russen ertoe de fragiele vrijheden van het post-Gorbatsjov-tijdperk weg te schenken in ruil voor een stabiele valuta, gegarandeerde pensioenen en veiligheid op straat. De presidentsverkiezingen van volgende week demonstreren de volstrekte uitholling van de democratische grondslag van de Russische staat, en de bestendiging van een semi-dictatuur. ‘Semi’, want niet álle vrijheden zijn opgeheven. Je kunt in Rusland demonstreren, in zeer klein verband, je kunt publiceren, het internet is vrij. ‘Dictatuur’, omdat het – zoals The New York Times deze week in pijnlijk detail beschreef – onafhankelijke kandidaten en partijen met brute middelen onmogelijk gemaakt wordt aan de verkiezingen deel te nemen. Omdat de televisie en de meeste andere media vast in handen van de staat zijn. En omdat in Rusland weer af en toe de psychiatrie wordt ingezet, om lastige types uit de roulatie te nemen.
Daar wordt tegen gewaarschuwd, zeker. Het is opvallend dat daarbij bijna geen ander vocabulaire ter beschikking staat dan dat van de oude Koude Oorlog – sommigen, als de publicist Edward Lucas, waarschuwen zelfs voor een nieuwe. Al de oude kretologie wordt daarbij van stal gehaald: onderdanigheid en despotisme zouden de Rus in de genen zitten; militaire strategieën uit de sovjettijd zouden nog altijd geldig zijn, de verslapping van de laatste jaren betekent niet dat Poetin en de zijnen niet nog altijd uit zijn op de herinlijving van de Baltische staten, enzovoort. Het is een vorm van ouderwets bang maken, dat grotendeels voorbijgaat aan de krachtige Europa-gerichtheid van de Russen en de almaar toenemende integratie van de economieën. De Russen kunnen dat gas niet zomaar afsluiten; ze kunnen niet zonder de inkomsten. En de stoere ketelmuziek over raketten en de patrouilles van lange-afstandsbommenwerpers is grotendeels dat, ketelmuziek: het Russisch militair apparaat is verouderd, dronken, apathisch.
Het is niettemin spijtig dat die autocratische trend in het Westen tot weinig assertiviteit leidt – sterker nog: het autocratische, zakelijke model lijkt een sterke charme uit te oefenen, op onzekere politici, om te beginnen die in Brussel. In Kuala Lumpur, daar zijn de straten schoon!
Dat is een zorgelijke trend. Het is fijn, voor een land, als de treinen er op tijd rijden en de autobanen blinken in de middagzon. Het is fijn, dat de Russen ook een overdekte schaatsbaan hebben gebouwd. Het is leuk, dat je in Cuba goedkoop naar de hoeren kunt. Maar er zijn belangrijker dingen.