Uitmarkt! Graag een voorbeschouwing over het nieuwe seizoen. Waar kijkt u zoal naar uit, meneer de toneelverslaggever? Ik had er na de subsidietombola van de afgelopen week even he-le-maal geen trek meer in! Eén interview met de directeur van het kersverse Nederlands Fonds voor de Podiumkunsten (NFPK) George Lawson en ik kreeg enorme zin om een dampende koeienvlaai bij hem door de brievenbus te schuiven. Aangezien ik van het toneel ben, haal ik een toneelvoorbeeld uit het vraaggesprek (NRC Handelsblad, 21 augustus) en wel over het dreigende verdwijnen van de Theatercompagnie en haar artistiek leider Theu Boermans. Ik citeer: ‘Op basis van Boermans’ plan is door het fonds gezegd: het kan niet, het is niet realistisch. Zijn ooit fameuze spelersensemble bestaat nauwelijks meer. Zijn ster is verbleekt: als artistiek leider, niet als regisseur. We zeggen het met pijn in het hart, want hij is een eminent kunstenaar. Maar hij zal ongetwijfeld nog lang als regisseur aan het werk blijven. Boermans krijgt zijn balboekje moeiteloos vol.’
Ik ga voorbij aan het dogma van realisme – ‘soyez réalist, demendez l’impossible’ zou ik riposteren, maar dat zal meneer Lawson wel te romantisch vinden. Ook ga ik voorbij aan de schaamteloze hoogmoed en het dédain waarmee de ‘eminente’ kunstenaar Theu Boermans hier wordt toegesproken – fatsoen in de omgangsvormen is door de Haagse kunstambtenarij al enige tijd geleden bij het grof vuil gezet. Maar een beetje historisch besef is toch wel het minste dat je van deze ambtenaren (met hun overvolle archieven en vette secretariaten) zou mogen verwachten.
Laat mij het geheugen van Lawson c.s. opfrissen. Dat fameuze spelersensemble van Theu Boermans is er eerder ondanks dan dankzij de subsidiënten gekomen – ze lieten Boermans’ groep De Trust eindeloos in wachtkamers zweten, met steeds net genoeg geld om het hoofd boven water te houden en iets te weinig om aan de hongerdood te sterven (een in Nederland overigens gebruikelijke martelmethode voor kunstenaars). Toen er een beetje rust in de tent leek te zijn gekomen werd Boermans’ ‘fameuze spelersensemble’ binnen ambtelijke peeskamertjes gedwongen te fuseren (met Art&Pro van Frans Strijards) tot de Theatercompagnie. Op straffe van vroegtijdig van de kaart te worden geveegd. Van dat soort maffioos achterkamergekonkel wordt een ‘fameus spelersensemble’ echt niet fameuzer.
In 2006 bedachten de werkgevers van de rijkste toneelgezelschappen het plan van de zeven stadsgezelschappen. Iedereen die een beetje met een zakjapanner kan omgaan vroeg toen: wie gaat dat betalen en wie moeten er weg? Dodelijke stilte in Den Haag. Weliswaar lag daar al enige tijd een kamerbreed gesteunde motie om het niveau van de landelijke kunstsubsidiëring van 0,05 procent tot één procent van de totale rijksbegroting (niveau: ontwikkelingshulp) op te krikken. Maar die motie is nooit uitgevoerd. In plaats daarvan kregen we te maken met een minister van Cultuur die goochelde met ingenieuze rekenmodellen waaruit moest blijken dat de kunsten er onder zijn regime budgettair enorm op vooruit gingen. Een grandioze leugen die hij tot in zijn uitzending van Zomergasten volhield, vergezeld van de mededeling dat die kunstenaars ook altijd iets te zeuren hebben.
Daarna gokte Theu Boermans twee keer verkeerd: 1) Amsterdam zou ruimte bieden aan twee stadsgezelschappen, Toneelgroep Amsterdam én de Theatercompagnie; 2) zo niet, dan zou het Nederlands Fonds voor de Podiumkunsten tenminste ruimte maken voor de Theatercompagnie. Twee keer misgegokt. Boermans en de zijnen staan nu met lege handen. Ze gaan naar de rechter. Vergeefs, zo zal blijken. Ieder A4’tje dat Den Haag over kunst uitpoept lijkt tegenwoordig door minstens drie advocatenkantoren tegen het licht gehouden. Maar ja, de ‘eminente’ kunstenaar Theu Boermans komt heus wel aan de bak. George Lawson (NFPK): ‘Hij krijgt zijn balboekje moeiteloos vol.’ Het stond er niet, maar dat volle balboekje zal in de perverse fantasie van Lawson ongetwijfeld ook gelden voor Louis Andriessen, Reinbert de Leeuw en Willem Breuker. Oude eiken kappen en heel veel fluitekruid zaaien, daar komt cultuurbeleid anno 2008 ongeveer op neer. Een jaar of tien geleden dachten we dat het niveau van het beledigen van kunstenaars wel zo ongeveer een dieptepunt had bereikt. Blijkt niet waar. Het wordt alleen maar erger. Vanachter hun mahoniehouten bureaus hoor ik de kunstambtenaren in een dreigend dreunende koorzang al de beruchte variant op Goethe’s dichtregel ten beste geven: ‘Kennst du das Land wo die Schlaraffen* blühen/ Du kennst es nicht?!/ Du willst es kennenlernen!!’
* Schlaraffe – luilak