De kinderen van Møkum, en ik, regie Dikla Zeidler © BNNVARA

Een dozijn leuke Amsterdamse tieners, vrienden, net van school, kraakt in 2019 een pand om daarin te wonen, te feesten en te chillen. Dat wekt de belangstelling van de documentairemaakster Dikla Zeidler, die meent te zien dat die groep door revolutionair elan wordt bezield. Aan het begin van hun avontuur produceerden de jongeren namelijk een manifestje waarin ze zeiden de stad te willen bevrijden van ‘kapitalistische ziektes’. Amsterdammers als zij zouden gewoon in hun eigen stad moeten kunnen wonen.

De film duikt gretig in het beweeglijke en lawaaierige wereldje van de jongeren (kinderen, eigenlijk) die in hun pand de boel aanvegen, matrassen leerleggen, een keuken inrichten en daar samen het prachtige devies uit Ja Zuster, Nee Zuster zingen: ‘Laten we allemaal doen wat we willen – zonder te schreeuwen en zonder te gillen.’ Vervolgens blijkt het ze vooral om schreeuwen en gillen te doen. Er worden feesten gegeven met lekkere rauwe muziek, er worden wat malle performances gehouden en verder wordt er vooral gedanst, gedronken, geblowd, gedronken, en nog meer geblowd. Seks wordt niet getoond, maar daar zal geen gebrek aan zijn geweest. Je gunt het ze allemaal van harte, een plek om uit te razen en te experimenteren.

Wat de groep echter in de verste verte niet is, is een protestbeweging. Zeidler is (getuige haar voice-over) de enige die denkt dat deze groep zich ‘tegen het laffe gedrag en de onverschilligheid van hun leeftijdsgenoten’ keert en een ‘activistische krakerscollectief’ wil vormen. Dat blijkt nergens uit. Er wordt vergaderd maar er is geen sprake van enige organisatie, laat staan van strategie. De meeste van de gesprekspartners zijn glazig teut of stoned. Als de elektriciteit wordt afgesloten waaiert het gezelschap uiteen, want niemand heeft de sjoege om daar iets op te vinden.

Zeidler heeft eerder een langere film gemaakt, Samar, vliegen we of vallen we?, over het leven in een kibboets in Israel, ooit gegrondvest op ‘sociaal-anarchistische idealen’. Je zou denken dat ze daardoor een idee heeft over hoe je zo’n gemeenschap onderzoekt en portretteert, maar hier raakt ze verstrikt in de vrolijke bubbel van haar krakertjes en ze houdt domweg op met goed luisteren en goed kijken. Als Zeidler vraagt waar toch de ‘acties’ van de ‘beweging’ blijven dan lachen de jongeren haar vierkant uit: ‘Ik heb dus niet soort van de tijd en ruimte in mijn hoofd om dat soort shit dus ook te doen.’

Op de aftiteling vond ik geen Ibrahims en geen Aisha’s, wel een Storm, een Pien, een Josephine, een Adam, twee Emma’s en twee Finns, e.d. Ik gok dat de meesten van hen op het Gerrit van der Veen College hebben gezeten, een fijne witte ‘cultuurprofielschool’ in Amsterdam-Zuid, hun keurige accent is er naar. Het zou oneerlijk zijn om die kinderen te verwijten dat ze maar luie ongeïnspireerde hedonistjes zijn: ze wilden gewoon een zorgeloze ‘playground om je ding te kunnen doen’, een tussenjaar in eigen stad.

De kinderen van Møkum, en ik, Dikla Zeidler, BNNVARA, NPO 2, 1 februari