Er staan vandaag een heleboel stoelen in de kamer, bijna allemaal zijn ze bezet. Iedereen is druk in gesprek, in groepjes of in tweetallen. Ik zit naast mijn oom, hij wordt al aardig grijs, maar ik weet nog goed dat ik als kind altijd tegen hem op keek. Het is een grote man met een indrukwekkende stem, daarnaast waren er nog andere, en ik denk voor mij toen belangrijkere, redenen om hem onbewust op een voetstuk te zetten. Hij had altijd al een grote auto en een goede baan, hoewel ik er niets van begreep wat die baan inhield. Toen ik wat ouder werd, imponeerde hij me nog meer, hij wist op elk onderwerp iets te vertellen dat boeide, had een mening en een inzicht dat voor mij nieuw was.

In tegenstelling tot vroeger vraag ik mij nu af hoe kan ik zo snel mogelijk van deze stoel wegkomen, ergens anders gaan zitten, of misschien wel helemaal vertrekken. Maar het is pas negen uur. Dat kan ik niet maken, op een verjaardag zo vroeg vertrekken zonder reden.
Mijn oom is voor mij exemplarisch voor de mensen, laat ik ze maar even critici noemen, die in hun verhaal alleen maar toestaan dat je bondgenoot van hun kritiek wordt. Ze geven niet de indruk een oplossing te willen en willen al helemaal niet zelf over een oplossing meedenken of meedoen. Hun kritiek is een soort troeteldier, dat je onder geen enkele voorwaarde van ze mag afnemen. De onderwerpen zijn legio: het verval van ons onderwijs, zorgstelsel of de maatschappij in het algemeen, het integratieprobleem, het duurder worden van de benzine, eten, of eigenlijk alles wat duurder wordt, de onveiligheid op straat, het verlies aan solidariteit, etc, etc. Maar het opmerkelijke is, dat er naast het ontkennen van een mogelijke oplossing, door er consequent niet over te praten, de schuldigen wel bekend zijn. Overigens zijn zij zonder enige twijfel de schuldigen. Het zijn meestal abstracte instanties of mensen die op een dergelijk grote afstand staan, dat ze niet bereikbaar zijn. Het gaat dan om de overheid, de politici, of de gehele politiek, of de topmanagers. Het doet mij denken aan de hooge heeren uit de boeken van Nescio. Mensen die rijk worden ten koste van ons en die bewust er voor kiezen om de maatschappij kapot te maken. Hun leven wordt gekenmerkt door succes, zelfverrijking, macht en onschendbaarheid.

Ik heb de overtuiging dat in oorsprong ieder mens gelijk is, met als direct gevolg dat de mening van iedereen ook telt. Maar ik moet bekennen dat ik het laatste toch niet altijd zo beleef. Hoe extremer de oom, hoe minder zijn mening telt voor mij. Ik word misselijk van zijn betoog, omdat zijn eigen verantwoordelijkheid geheel verdwenen lijkt te zijn en er geen ruimte is om met wederzijds begrip te discusseren over hoe wij zelf het beter zouden doen. Daarnaast geloof ik heel sterk dat mensen niet bewust de politiek in gaan om de maatschappij kapot maken, maar juist het tegenovergestelde. Mensen gaan over het algemeen met overtuiging de politiek in om de wereld te verbeteren.

Dat wil nog niet zeggen dat er in mijn ogen geen fouten worden gemaakt of de focus in een heleboel gevallen te veel verschuift van het bewust verbeteren van de wereld naar het verkrijgen van zoveel mogelijk macht. Het gaat zelfs nog wat verder bij mij, ik vind dat de voorbeelden van mijn oom over zelfverrijking zijn oorsprong vinden in de menselijke aard. Ik ben er van overtuigd dat zelfverrijking op grote schaal plaatsvindt, omdat het een menselijke eigenschap is om altijd naar meer te streven op het materiële vlak. Op uitzonderingen als Mahatma Gandhi na, bezitten we deze eigenschap allemaal in mindere of meerdere mate. Met deze acceptatie in het achterhoofd zouden we er dus in de maatschappij consequent voor moeten zorgen dat mensen niet individueel of met kleine groepjes in de positie komen om zichzelf exorbitant te verrijken. Een ander voorbeeld, waar ik het inhoudelijk ook met mijn oom eens ben, is de combinatie van enorme kostenstijgingen in de zorg van de afgelopen jaren en kwaliteitsvermindering. Absurd en onbegrijpelijk vind ik het. Ik vraag me af wat de oorzaak is van deze verschijnselen en hoe is dit nu op te lossen. Over die vragen zou ik het gesprek willen voeren.

Het gesprek met mijn oom wil ik dus niet vermijden, omdat ik het met hem oneens ben over de inhoud. Ik ben het juist op heel veel onderwerpen met hem eens. Maar zijn mening is voor mij not done, door de keuzes die hij in zijn betoog maakt met betrekking tot het weglaten van oplossingen en verantwoordelijkheden.

Ik vraag me tijdens een dergelijk gesprek met mijn oom vaak af of ik hem nu moet vertellen hoe ik zijn betoog ervaar. Vaak sputter ik wat tegen dat het te gemakkelijk is om het probleem zo neer te leggen. Het enige effect is, dat hij voelt dat ik zijn mening niet wil horen of niet vind kloppen. Hij wordt nog feller om te vertellen dat de hooge heeren het foute doen. Waarschijnlijk telt voor hem omgekeerd mijn mening niet. Want hij kan er toch niets aan doen. Hij is toch niet in staat om iets te veranderen aan de hogere kosten in de zorg. Het overkomt hem alleen maar.

Ik kies er dan ook regelmatig voor om het gesprek te stoppen of een ander onderwerp aan te snijden. Een gesprek waarin twee mensen met elkaar praten, maar waarbij voor beide, de andere mening niet telt, is zinloos voor mij. Tevens voel ik me machteloos, als de ander mijn mening niet wil horen. Maar ja, ik ben daarin niet de enige.

Ik kies er voor om nog niet te vertrekken, maar een gesprek met iemand anders aan te gaan. Het kan toch niet zo zijn dat de hele kamer vol zit met ooms die boos zijn op de hooge heeren. Ik ga op zoek naar een oom waar ik mee kan discusseren over hoe wij vraagstukken zouden oppakken als we zelf een hooge heer zijn.