Deze week werd de biografie van Wim van Hanegem gepresenteerd. De eerste druk was in een paar uur uitverkocht. Willem van Hanegem, de Kromme, de man met de afgezakte kousen, de regisseur op het middenveld van Feyenoord en het Nederlands elftal. Willem van Hanegem, die de eerste voetballer was die een echte voetbalvrouw had, Truus, dat wil zeggen een echtgenote die ook in de schijnwerpers stond en een persoonlijkheid was. Willem en Truus, een geliefd koppel bij het volk, dat dan ook zeer geschokt was, en verbolgen, toen Willem er vandoor ging met een jonge blondine en Truus liet zitten met de kinderen.
Willem van Hanegem begrijpt de grote belangstelling voor het boek over zijn leven goed. In zijn column in een ochtendkrant schrijft hij: ‘Volgens mij heeft het succes van mijn boek ook te maken met de hang naar nostalgie van een heleboel mensen. (…) Bovendien loopt mijn verhaal parallel met de eerste internationale clubsuccessen in Nederland; Feyenoord won als eerste de Europa Cup en de Wereldbeker. En in 1974 haalde het Nederlands elftal voor het eerst de finale van het WK (…) Zo ontstaat vrolijke nostalgie waar mensen graag doorheen bladeren.’
Vrolijke nostalgie, daar bladeren de mensen graag doorheen. Want Willem heeft natuurlijk gelijk. In zijn tijd, zijn tijdperk als voetballer – van grofweg eind jaren zestig tot eind jaren tachtig – liggen gedenkwaardige, monumentale, legendarische momenten. De kern van het moderne Nederlandse voetbal ligt daar. Alle redenen waarom de mensen van Oranje houden komen daar vandaan.
In Willems tijd liggen de Ur-Szenen van de voetballiefhebber van vandaag, wiens leven nooit meer hetzelfde zou zijn nadat hij ze had aanschouwd. Hij is erdoor beïnvloed, er definitief door gevormd. Door al die archetypische momenten en wedstrijden.
Er is bijvoorbeeld nog nooit zo verloren als in de WK-finale van 1974. Elke nederlaag is sindsdien slechts een afgeleide, een variatie op een thema. De momenten uit het tijdperk-Van Hanegem zijn als de ideeën van Plato, de momenten na Willems tijd slechts de afschaduwingen ervan, de concrete, aardse manifestaties van de abstracte, eeuwige oer-vormen.
In die tijd liggen heel veel Moeders Aller Dingen. De Moeder Aller Trainers, bijvoorbeeld, was Rinus Michels. De Moeder Aller Frêle Linksbuitens: Coen Moulijn. Moeder Aller Keepers: Jan van Beveren. Voor de Moeder Aller Vernederende Overwinningen tekende Ajax, toen het Bayern München met 5-1 afdroogde.
Een echte regenwedstrijd, dat is er maar één. Nederland-Brazilië op het WK van 1974. Mistwedstrijden: Ajax-Liverpool in 1966 is onovertroffen. De ultieme lob: Ove Kindvall (in 6 mei 1970 in Milaan tegen Celtic).
Het archetype van de opmerkelijke, ietwat hulpeloze maar zeer waardevolle speler: Joop van Daele met zijn brilletje. Spectaculaire gebeurtenissen met dieren: keeper Eddy Treijtel die een meeuw uit de lucht schiet met een uittrap.
De ultieme vedette is Johan Cruijff. De ultieme scheidsrechter Frans Derks. De ultieme verdediger Theo Laseroms. De oer-middenvelder is Wim Jansen (passje breed).
Het zit muurvast in ons geheugen, en dat kun je niet zeggen van, bijvoorbeeld, Nederland-Luxemburg uit weetikveel.
Het zit er allemaal. Ook dankzij de kleurentelevisie. Die begon in Willems tijd.
Of ze toen al een tenue heetten weet ik niet, maar begin jaren zeventig bleken de shirts en voetbalbroekjes opeens met hun tijd mee te gaan. Oranje droeg niet meer de nondescripte hobbezakken van Bep Bakhuys (waar de kleding van vandaag op lijkt), maar modieuze, scherp gesneden outfits. En de ultieme manifestatie daarvan: de broeken van 1974.
Niemand zou er nu dood in gevonden willen worden, maar geen haan die er toentertijd naar kraaide. Waarschijnlijk liep iedereen er zo bij op het sportveld. En ook die shorts zitten in ons geheugen vast als in beton. Ze zijn misschien wel de belangrijkste reden dat we de scène meteen voor ons zien als we horen: Nederland-Schotland 1978, Johnny Rep.
We zien de goal van Rep, schitterend, we zien hem wegrennen en juichen, we zien hem omhelsd worden door de anderen. En we zien de broekjes. Ze zijn kort. Ze zijn strak. Ze zijn smal. En niet echt mooi. De spelers lijken anders te lopen dan anders. Het juiste woord is: parmantig. Het laatste woord waarmee een hedendaagse voetballer beschreven wil worden: parmantig.
Maar het waren parmantige broekjes. En de vrolijke nostalgie, waar wij graag doorheen bladeren, draait om die broekjes. Ur-broekjes. Ze hebben voorgoed het beeld van de Oranje-speler bepaald. In die broeken waren we de beste. We wonnen. We speelden totaalvoetbal. Iedereen was bang voor ons. Voor de kromme Willem van Hanegem. En zijn broek.