Op Radio 4 zomaar een koorwerk van de zestiende-eeuwse Brit Thomas Tallis (1505-1585). De raadselachtige meester, die alle godsdienstevoluties van de Britse reformatie overleefde, haalde de eeuwigheid met zijn breinbrekende veertigstemmige motet Spem in alium. Weids reflectief, een soort vocale Bruckner-symfonie, maar dan ruim vier eeuwen ouder. Ook op de korte baan kon hij die lange adem kwijt. Het in vergelijking met dat monument eenvoudige, syllabische O Nata Lux trekt binnen een minuut of twee dezelfde virtuele ruimte op. Een kathedraal van zachte, stille klank, donker maar transparant als een oud woud waar je onder de ruisende toppen vrij doorheen kunt lopen. Wat een ongelooflijke muziek met die vreemde, dissonante cadensformules, wat ongelooflijk goed uitgevoerd. Legato en dictie tonen de slijtvastheid van de Engelse koortraditie. Welvende woorden, soepele ritmen. De sopranen werpen verstrooide, zachte lichtstralen over de bassen, met de reflecties van een bladerdek dat meeruist als een grondtoon.

Het ensemble heet Ora. Het werd onder leiding van de befaamde Britse koordirigente Suzi Digby vier jaar geleden opgericht, maar klinkt alsof het eeuwen staat. Het heeft een bijzondere missie. In de overtuiging dat we leven in de ‘tweede gouden eeuw van de koormuziek’ – de eerste was de zestiende – combineert het meesterwerken uit de Renaissance met hedendaagse opdrachtwerken die aansluiten bij de renaissancetraditie. Concerten worden door een eigen team geënsceneerd. Ora wil de komende tien jaar honderd opdrachten verlenen aan honderd componisten van koormuziek. Van de dertig die nu als ‘Ora composers’ op de website staan zijn er al zeventien vastgelegd op cd – en Ora maakt er twee per jaar. Het lijkt me een aanbevelenswaardige koers voor symfonieorkesten die hun oude koeien maar niet kunnen loslaten. Het is voortbouwen op schouders van reuzen, het continuüm herstellen dat het wezen vormt van een levende muziekgeschiedenis.

De cd Many Are the Wonders oormerkt de methode. In 24 tracks wisselen Tallis-miniaturen en opdrachtcomposities elkaar af, met als ruggengraat Tallis’ bijdragen aan Archbishop Parker’s Psalter, Engelstalige psalmzettingen voor de Anglicaanse bisschop van Canterbury. De sprongen in de tijd verlopen merkwaardig vloeiend. Dat ligt enerzijds aan de bindende werking van de ronde, kruidige koorklank, anderzijds aan de (op Steven Stucky na) levende opdrachtcomponisten, die stilistisch in de sfeer van het gedekt sacrale blijven en weinig aanstalten vertonen om hun pan-tonale kaders te verlaten.

Witte raaf is het gospelachtige titelwerk van de zwarte Britse componist Ken Burton. O Light of Light van de Britse filmcomponist Harry Escott, Night Prayer van gitarist/improvisator Alex Roth, Tallis Canon van Robert Chilcott en Psalm 150 van de Britse componiste Kerry Andrew zijn vrij traditionele stukken. Van zowel Roth als Andrew, ook multi-instrumentaliste in het wonderlijke jazz-en-meer-bandje DOLLYman, had je iets gepeperders verwacht. Anderzijds vermoed ik, en dat zou iets over het 21ste-eeuwse horen zeggen, dat we stilistische verschillen tussen toen en nu minder pregnant waarnemen dan luisteraars van, zeg, een eeuw geleden. In de encyclopedische muziekcultuur van nu luister je minder vanuit de normen van de tijd, die er sowieso niet meer zijn, want het besef van stijlen en tijdvakken lost op in die post-historische gewaarwording van tijdloze wijding. Je hoort die 24 composities als één stuk, samen je wereldbeeld. Vreemd indringende ervaring. Zéér aanbevolen.


Ora, Many Are the Wonders, Harmonia Mundi