Poesjkins De kapiteinsdochter maakt deel uit van een klein, geniaal oeuvre © State Museum Pushkin, Moskow

In eerste instantie deed Dekapiteinsdochter van Poesjkin me denken aan De woestijn van de Tartaren van Dino Buzatti. In beide romans verlaat een jonge soldaat huis en haard om ergens ver weg, in een uithoek van de steppe, een vesting te gaan bewaken. In de roman van Buzatti gebeurt vervolgens niets: de soldaten wachten op de Tartaren die nooit komen. Aan het slot van het boek is aan die situatie niets veranderd. De hoofdpersoon is zijn hele leven in de vesting gebleven en hij heeft alleen maar gewacht. Ik las het boek tien jaar geleden als een aansporing: als je zelf niets doet, verandert er ook niets. Je moet je lot in eigen hand nemen.

Bij Poesjkin ontbreken dit soort wijze levenslessen. De kapiteinsdochter is een onvervalste avonturenroman, geschreven naar het voorbeeld van Ivanhoe. Vanaf het moment dat hoofdpersoon Pjotr aankomt bij de vesting, buitelen de gebeurtenissen over elkaar heen. Of eigenlijk gebeurt dat al onderweg: eerst wordt Pjotr dronken gevoerd in een café, waardoor hij veel geld verspeelt bij het biljarten, en vervolgens belandt hij in een levensgevaarlijke sneeuwstorm. Hij wordt gered door een verkleumde vreemdeling, aan wie hij uit dankbaarheid zijn hazenpels geeft, wat later nog grote gevolgen zal hebben.

Net als Oorlog en vrede (1869) is De kapiteinsdochter (1836) een historische roman. En net als Tolstoj ging Poesjkin ongeveer zestig jaar terug in de tijd. Ze schreven bovendien allebei over een man die het grote Rusland voor even aan het wankelen had gebracht: Tolstoj over Napoleon en Poesjkin over Poegatsjov. Tolstoj was wel wat wijdlopiger dan Poesjkin, want De kapiteinsdochter lees je op een avondje uit.

Hij schreef het boek vlak voor zijn dood, toen zijn roman in verzen Jevgeni Onegin, en bijvoorbeeld ook zijn fantastische verhaal Schoppenvrouw, al waren verschenen. Poesjkins schrijverij werd nauwlettend gevolgd door het tsaristische regime. Hij was een aantal jaar verbannen geweest uit Sint-Petersburg. Sinds hij terug was, werd hij op de huid gezeten door baron Benckendorf, de chef van de geheime dienst. Aan hem schreef hij dat hij had overwogen om een historische roman over Poegatsjov te schrijven, maar dat hij vervolgens zoveel materiaal bij elkaar had verzameld, dat hij besloot om er een studie van te maken. ‘Ik weet niet of ik het zal mogen publiceren, maar durf te hopen dat dit fragment zijne majesteit zal interesseren.’ De tsaar liet antwoorden dat hij het wel wilde lezen. Het jaar daarna verscheen De geschiedenis van de opstand van Poegatsjov. En vervolgens schreef Poesjkin toch ook nog die historische roman.

Wie was die hele Poegatsjov eigenlijk? Nou, hij was de leider van een grootschalige kozakkenopstand tegen het bewind van Catharina de Grote. Zo heel veel meer hoef je daar niet over te weten om de roman te begrijpen. Vertaler Hans Boland legt het hoognodige uit in de aantekeningen achterin en Poesjkin zelf begint een hoofdstuk met een bondige beschrijving van de belangrijkste gebeurtenissen. Hij hoefde in De kapiteinsdochter niet meer te laten zien hoeveel hij over de Poegatsjov-opstand wist. Dat had hij in zijn historische studie al gedaan. Het zorgt ervoor dat je van het verhaal kunt genieten zonder dat de schrijver je allerlei geschiedkundige feitjes om de oren slingert (zoals in nogal wat historische romans gebeurt).

Er zijn wel mensen die beweren dat niet Pjotr maar Poegatsjov de eigenlijke held van de roman is. Pjotr is namelijk niet bepaald een personage van het kaliber Onegin. Eigenlijk zijn vrijwel alle bijfiguren interessanter dan hij, waarbij ik vooral genoot van zijn knecht Archip en de kordate kapiteinsvrouw, die haar man de baas is.

Ook Pjotrs vader vindt dat hij wel wat meer karakter mag krijgen. Precies om die reden stuurt hij hem niet naar Sint-Petersburg, waar hij alleen maar zou feestvieren, maar naar een verafgelegen vesting. ‘Discipline en aanpakken, dat is goed voor hem. Een beetje kruit ruiken ook. Daar wordt-ie een vent van.’

Met de volwassenwording van Pjotr zit het wel snor. Al snel wordt hij verliefd op Masja, de kapiteinsdochter. Het leidt tot een duel met een rivaal, waarbij hij, dankzij het goedbedoelde maar onhandige ingrijpen van zijn knecht, gewond raakt. Tegen de tijd dat hij is genezen, gebeurt wat in de roman van Dino Buzzati uitblijft: de vesting wordt aangevallen door de Tartaren.

Poesjkins dood had zo uit een van zijn boeken kunnen komen. Alle elementen waren er: liefde, verraad en een duel

Het is niet verbazingwekkend dat De kapiteinsdochter zo vaak is verfilmd (vijf keer). De roman bevat alle ingrediënten voor een spannende actiefilm. De inname van de vesting door de mannen van Poegatsjov wordt anderzijds zo beeldend beschreven, dat je de film niet meer nodig hebt. Binnen een mum van tijd is het gepiept: de kapitein bungelt aan de galg en zijn vrouw wordt met een sabel neergeslagen. Pjotr wordt gespaard door Poegatsjov, omdat de rebellenleider die vreemdeling blijkt te zijn aan wie hij zijn hazenpels had gegeven.

Alle actie kan niet verbloemen waar het in de roman vooral om gaat: de liefde tussen Pjotr en Masja. In die zin verschilt Poesjkins laatste boek niet van zijn debuut, het ook al zo mooie en opvallend hengstige sprookje Roeslan en Ljoedmila. In beide boeken worden twee geliefden van elkaar gescheiden en komen ze helemaal aan het einde toch weer bij elkaar, hoewel dat gezien het aantal tegenslagen haast niet meer mogelijk lijkt.

Het happy end van De kapiteinsdochter contrasteert wel met de droevige afloop van Jevgeni Onegin. Juist omdat in die roman de geliefden níet bij elkaar komen, is het einde zo aangrijpend en blijft het tragische lot van Onegin je je leven lang bij. Een dergelijke impact heeft de liefde tussen Masja en Pjotr niet. Interessanter is de haast vriendschappelijke band die Pjotr met Poegatsjov opbouwt, hoewel ze elkaars vijanden zouden moeten zijn.

De ontroerendste scène in de roman is die tussen een vader en een dochter, als Masja afscheid neemt van de kapitein, die niet lang daarna aan de galg zal hangen. ‘Leef gelijk je moeder en ik hebben geleefd’, zegt hij tegen haar, ‘met een stem die ineens heel anders klonk’. Poesjkin beschrijft het allemaal perfect. Zeker als je een dochter hebt (of bent, denk ik) kun je deze passage niet met droge ogen lezen. Hij staat precies in het hart van het boek en hij geeft de titel een onverwachte extra betekenis, die het hele boek ineens iets hartverscheurends geeft.

En dat terwijl de roman tot die tijd zo luchthartig was, wat vooral komt door Poesjkins humorvolle en speelse manier van schrijven. Op iedere pagina staat wel iets waardoor ik even moest glimlachen. Ergens in het begin wordt beschreven hoe Pjotr als kind een vlieger maakt van een wereldkaart en hoe ondertussen zijn dronken leraar door zijn vader de mantel wordt uitgeveegd. Poesjkin beschrijft dit zo heerlijk en Boland heeft het zo heerlijk vertaald, dat ik deze alinea wel zes keer heb teruggelezen.

Die speelsheid wordt versterkt doordat ieder hoofdstuk begint met een vrolijk en aanstekelijk motto. Zoals deze, ter aankondiging van het duel: ‘Kom, en garde, want ik zal je krijgen/ En heel netjes aan mijn degen rijgen.’ En deze, als Poesjkin de voorgeschiedenis gaat vertellen: ‘Jongelui, luister maar goed/ Naar wat wij, oudjes, gaan vertellen.’

Dekapiteinsdochter is een elegante, beknopte en tegelijk grootse roman. Gogol noemde het boek ‘beslist het beste Russische werk in het verhalende genre, waarbij vergeleken al onze romans en verhalen wee gezwets lijken’.

Het blijft toch gek: eigenlijk alles wat Poesjkin geschreven heeft, of het nou sprookjes, gedichten of verhalen zijn, is geweldig om te lezen en toch is hij (buiten Rusland dan) minder populair dan de schrijvers die na hem kwamen: Gogol, Toergenjev, Tsjechov, Dostojevski en Tolstoj. Het zal wel komen doordat hij vooral bekendstaat als dichter en omdat zijn meesterwerk, Jevgeni Onegin, niet in proza maar in poëzie is geschreven. Voor de Russen is Poesjkin wat Shakespeare voor de Engelsen is, Goethe voor de Duitsers en Dante voor de Italianen. Hij werd slechts achtendertig jaar oud, leefde hartstochtelijk en slaagde erin om haast en passant een klein maar geniaal oeuvre te schrijven. En dan stierf hij ook nog op een buitengewoon chique manier.

Het verhaal over zijn dood, dat natuurlijk heeft bijgedragen aan de mythevorming, had zo uit een van zijn boeken kunnen komen. Ik heb het altijd frappant gevonden hoezeer die geschiedenis leest als een verhaal dat hij zelf geschreven had kunnen hebben. Alle vertrouwde Poesjkinelementen waren erbij aanwezig: liefde, verraad, rivaliteit en een duel.

Poesjkins vrouw Natalie had twee zussen, Alexandrine en Catherine, die bij hen in huis woonden. Poesjkin had een verhouding met Alexandrine. Catherine was getrouwd met Georges d’Anthès, een Frans-Russische officier, die echter vooral geïnteresseerd was in Natalie. Dit laatste leidde na een enigszins ingewikkelde intrige tot een duel met Poesjkin. D’Anthès loste zijn schot te vroeg en raakte de schrijver in de buik. Nadat Poesjkin was neergestort in de sneeuw, richtte hij zich nog op, schoot D’Anthès in de arm en riep: ‘Bravo!’ Hij werd naar huis gereden in de koets van de Nederlandse diplomaat Van Heeckeren. In tegenstelling tot Pjotr uit De kapiteinsdochter herstelde hij niet van zijn verwondingen.