BUJUMBURA - Debbie schudt haar hoofd. ‘Wat is dit eigenlijk voor een land waar snotneuzen van zestien de dienst uitmaken?’ Normaal gesproken maakt ze zich niet meer druk over de zoveelste dag van politieke spanning in Afrika. Maar vandaag zet Debbie Buxton van de Franse hulporganisatie Terre des Hommes haar gelatenheid opzij. ‘Zelfs jochies van vijf jaar probeerden me met stenen te stoppen. En de militairen staan gewoon toe te kijken.’
Debbie heeft het over de operatie Ville Morte, zoals opstandige Tutsi-jongeren hun protestactie tegen de overwegend uit Hutu’s bestaande regering cynisch hebben genoemd. Gewapend met stenen namen ze de macht over in de straten van de Burundese hoofdstad Bujumbura. De afgelopen weken zijn hier bij gevechten tussen Tutsi- en Hutujongeren zeker zeventien doden gevallen. Op het platteland bedraagt het maandelijkse aantal slachtoffers van de etnische strijd ongeveer tweehonderd. Met de operatie Ville Morte is het lont weer een stukje verder opgebrand richting kruitvat Burundi.
‘EENS ZAL DAT VAT exploderen’, voorspelt plaatsvervangend Nederlands consul Bob Ende in Bujumbura. Hij kijkt niet meer op van een paar geweerschoten, net zo min als het hem zou verbazen dat het geweld in Burundi juist nu - nu Ville Morte achter de rug is - definitief zou losbarsten. Ende: ‘In Ruanda verwachtte ook niemand dat het zo zou misgaan. Sterker nog, de dag daarvoor was iedereen nog positief over een goede afloop.’
Ende heeft twaalf jaar in het noordelijke buurland Ruanda gewoond. In april ging hij een weekendje naar Burundi. Precies dat weekend brak de hel in Ruanda uit. Drie weken geleden ging hij voor het eerst weer terug naar Kigali. Zijn huis stond er nog, het werd zelfs bewaakt door een soldaat van het RPF, maar alle bezittingen waren verdwenen.
‘Een slachting van Ruandese omvang is in Burundi absoluut niet uitgesloten’, zegt hij. ‘De Tutsi-bevolking krijgt nu nog bescherming van het leger, maar eens zullen de Hutu’s in opstand komen. Vooral sinds de verkiezingen van vorig jaar accepteren de Hutu’s niet meer dat ze worden achtergesteld.’
Veel hangt daarom af van de vraag wie de opvolger wordt van president Ciprien Ntayamira, die samen met de Ruandese president Habiyarimana op 6 april werd gedood nadat hun vliegtuig boven Ruanda werd neergeschoten. Het voortdurende uitstel van de presidentsverkiezingen leidt tot spanningen onder de bevolking. Vooral nu de vroegere Tutsi-president Bagaza een nieuwe partij heeft opgericht, Parena, die al ferme uitspraken heeft gedaan als ‘Eerst orde, dan praten’. Bagaza was tot 1987 president van Burundi. Onder zijn leiding weigerde het land internationale hulp als deze bestemd was om de Hutu-bevolking op te leiden of anderszins te ondersteunen. Bagaza heeft zich opnieuw beschikbaar gesteld voor het presidentschap.
MET DE EERSTE vrije verkiezingen in juni 1993 kwamen de Hutu’s in Burundi voor het eerst aan de macht. Daarvoor had een minderheid van rijzige, veehoudende Tutsi’s, net als in Ruanda, de macht in het land en waren voor de meerderheid van landbouwende Hutu’s slechts ondergeschikte maatschappelijke posities weggelegd. De scheve verhouding werd nog eens aangemoedigd door de opstelling van de Belgische kolonisators, die de Tutsi’s zagen als wezens die zo geciviliseerd waren dat ze hen liefkozend prezen als zwarte Europeanen. Maar waar in Ruanda aan de macht van de Tutsi’s in 1959 abrupt een einde kwam na de door de Belgen gesteunde sociale revolutie van de Hutu’s, behielden hun stamgenoten in Burundi hun bevoorrechte positie.
Tot juni 1993. Het Frodebu (Front pour la Democratie au Burundi), een Hutu-partij, won 65 van de 85 zetels in de Nationale Vergadering. President werd de Hutu Melchior Ndadaye, met ruim 65 procent van de stemmen. Ndadaye was gematigd. In een geste van nationale verzoening benoemde hij ook Tutsi’s van de oppositionele Uprona-partij in de regering. Aan de andere kant probeerde hij meer Hutu’s op belangrijke posten te benoemen. Maar de Burundese democratie kwam al na vier maanden, in oktober 1993, op bloedige wijze aan haar einde. Het leger doodde Ndadaye en nam de macht over. De verzoenende houding van de Hutu-president vond geen genade in de ogen van het leger.
Maar was het leger, dat voor ongeveer 85 procent uit Tutsi’s bestaat, dan niet blij dat de Hutu-president zijn kabinetsposten gelijkelijk verdeelde onder Hutu’s en Tutsi’s? Nee. En vanuit het oogpunt van een etnisch homogeen leger zoals dat van Burundi, is dat antwoord niet eens zo verwonderlijk. Decennia lang heeft de Tutsi-minderheid de strijdkrachten in het land beheerst. Dat gaf macht en zekerheid. Maar nu was daar opeens een Hutu die utopische wartaal sprak over gelijke kansen voor alle bevolkingsgroepen. Gelijke kansen stond in de ogen van het leger gelijk aan het einde van de Tutsi-hegemonie. Of erger: de ondergang van het volk.
‘DE STAATSGREEP had nog twee andere oorzaken’, analyseert Hugh Johnstone, delegatiechef voor de Europese gemeenschap in Burundi. ‘Ndadaye riep Hutu’s die in 1972 voor het Tutsi-bewind waren gevlucht op om terug te keren en hun oude bezit op te eisen. Dat maakte de nieuwe eigenaren, Tutsi’s, bang. Daarnaast konden velen gewoon niet accepteren dat ze geen regeringsbevoegdheid meer hadden. Dat laatste is typisch. De houding van: wij willen graag democratie, maar wel op onze manier.’
Die opvatting van democratie is de oorzaak van de huidige politieke impasse in Burundi. Nog steeds bakkeleien regering en oppositie over de opvolging van Cyprian Ntayamira. Gezien de uitkomst van de verkiezingen van vorig jaar ligt de keuze voor een president uit het Frodebu (lees: uit Hutu-kringen) voor de hand. Maar niet iedereen denkt daar zo over.
‘Er zijn mensen achter de politieke schermen die het goed zou uitkomen als er een zodanig chaotische situatie ontstaat dat het leger wel moet ingrijpen’, zegt een buitenlandse diplomaat. ‘En dan kan de uitkomst van de verkiezingen van vorig jaar gewoon worden vergeten.’ Dat zou volgens sommige waarnemers ook de reden zijn waarom het leger aanvankelijk passief bleef toekijken toen Tutsi-jongeren tot operatie Ville Morte overgingen.
HUTU-MACHT, TUTSI-MACHT. De politieke strijd in deze regio lijkt voorlopig nog met etnische in plaats van ideologische wapens te worden gevoerd. Dat frustreert zelfs optimisten als Damien Nzabakira. Begin juli kwam hij met een aantal vrachtwagens vol ouderloze kinderen uit Ruanda naar Bujumbura. Ze waren op de vlucht voor de Interhawamwe, de gevreesde Ruandese Hutu-militie. In Bujumbura is Nzabakira nu hoofd van het geimproviseerde weeshuis voor Ruandese kinderen. Hij denkt dat de onrust in Ruanda en nu dus ook in Burundi alleen kan worden opgelost als men de tribale identiteit eindelijk eens als een zaak van minder belang gaat zien: ‘We moeten een natie smeden van Burundezen en Ruandezen. De mensen moet op jonge leeftijd worden bijgebracht dat ze Burundees zijn en pas daarna Hutu of Tutsi. Dat kan lukken als er mensen aan de macht komen met dat ene objectieve doel: het creeren van een natie.’
Iedereen gelijke kansen, vindt Nzabakira. Maar niet door een gelijke verdeling van Hutu’s en Tutsi’s op belangrijke posten in de samenleving. Daarmee verminder je het belang van de etnische afkomst immers niet. ‘Een quota-systeem helpt helemaal niets. Het leger bijvoorbeeld zou bij de selectie van aanstaande militairen gewoon niet moeten kijken of ze Hutu of Tutsi zijn. Het zou eerder moeten kijken naar het gedachtengoed van deze jongens. Zien ze zichzelf als Burundees? Willen ze het hele volk van het land beschermen, en niet alleen hun eigen stam? Dat moeten de belangrijkste toelatingsvoorwaarden zijn.’
DAMIEN NZABAKIRA had een Hutu-vader en een Tutsi-moeder. Zijn voorkeur voor het derde alternatief - de natie - ligt voor de hand. ‘En velen zien dat uitgangspunt ook wel zitten, als het maar tot vrede leidt. De mensen willen niet vechten.’ Dat de bevolking die wens nog niet kenbaar heeft gemaakt, ligt volgens Nzabakira aan het ontbreken van een politieke partij die zich sterk maakt voor die zaak. ‘Maar als er een partij zou worden opgericht voor mensen die zich zowel Hutu als Tutsi voelen, zou deze ongetwijfeld winnen.’
Julienne gelooft daar niet in. Ook zij heeft zowel Hutu- als Tutsi-bloed. ‘Dat is onmogelijk. Je bent Hutu of Tutsi. Vroeger konden Hutu’s en Tutsi’s gewoon met elkaar trouwen, maar vandaag de dag hoef je dat niet meer te proberen. Je bent uitschot.’ Julienne komt net van de kruidenier, het enige buurtwinkeltje dat in deze gespannen dagen open is. Buiten valt de schemering in. ‘Heb je die jongens daar gezien?’ vraagt ze. ‘Mijn vader is Hutu, dus officieel ben ik dat ook. Dat zouden zij eens moeten weten.’
Weten ze dat? ‘Hutu’s vormen de meerderheid, dus het gebeurt vaak dat Hutu-mannen met Tutsi-vrouwen trouwen’, zegt een van de Tutsi-jongens bij kruidenier La Boutique gelaten. ‘Er zijn hier veel problemen’, mompelt een van hen. Dat is alles wat ze kwijt willen. Ze hebben geen zin om te praten. In deze wijk is het rustig, zeggen ze.
Dat klopt. Quartier Zeinette is een sjieke buurt vol grote huizen, omgeven door grote hekken en bewakers. De afgelopen dagen waren de schoten in nachtelijk Bujumbura slechts in de verte te horen. Maar zelfs Quartier Zeinette kan zich niet geheel van de werkelijkheid van Burundi afsluiten. Er wonen alleen Tutsi’s. Vlak na de staatsgreep van vorig jaar oktober ontstak de Hutu-bevolking in woede en vermoordde door het hele land duizenden Tutsi’s. De represailles van het leger waren even hard. Conservatieve schattingen houden het aantal slachtoffers op vijftigduizend, gelijkelijk verdeeld over Hutu’s en Tutsi’s. Het was de prijs die men blijkbaar wilde betalen om het land om te toveren in een keurig etnisch opgedeeld geheel.
Als de avond al vergevorderd is en de koelkast van La Boutique leeg, lijkt het gevoel van de jongeren in Zeinette sterker te worden dan het verstand. ‘Het zal je niet lukken te achterhalen wat Burundezen denken’, begint een van hen, een student aardrijkskunde. ‘Wij zijn zeer gesloten. Uit voorzorg. Wij vertrouwen niemand. Dit is Afrika, niet democratisch Europa. De grootste oorzaak van de problemen in Burundi is onze geslotenheid. Wij zeggen niet wat we denken en accepteren dat van elkaar.’
Dat hij dat toegeeft, is al heel bijzonder, zegt hij. En hij zal doorgaan, hij zal de waarheid proberen te vertellen. ‘Mijn ouders zijn na de staatsgreep in oktober allebei vermoord. Zo is het.’ Meer krijgt hij niet uit zijn keel. Om zijn tranen te onderdrukken zet hij het flesje bier aan zijn mond.
‘Goed, dus jullie willen weten wat wij denken?’ zegt een meisje even later na lang aandringen. ‘Wij denken dat iedereen altijd maar praat over het Tutsi-leger, en dat zij de macht zouden hebben. Dat is niet waar. De regering heeft de macht, en die bestaat uit Hutu’s. Vanaf oktober heeft de Frodebu-partij allemaal Hutu’s op belangrijke posten geplaatst. Daarom ben ik voor de oppositie, de Tutsi-oppositie.’ Haar huis zit vol met familie: broers, nichtjes, neven van haar man. ‘Uit hun woningen verdreven. Daar leven nu Hutu’s.’
RENT BURUNDI met open ogen dezelfde afgrond in als haar buurland? De dagelijkse werkelijkheid in het land geeft vooralsnog geen aanleiding tot een andere conclusie. De internationale diplomatieke gemeenschap in Bujumbura, voor zover nog aanwezig, heeft geen ander gespreksonderwerp meer. ‘Wij praten over pragmatische oplossingen, maar wat heb je daaraan als de bevolking niet zo denkt?’ vraagt een invloedrijke westerse diplomaat zich af.
Is militair ingrijpen een optie, net zoals in Ruanda en Somalie? De secretaris-generaal van de VN, Boutros Ghali, heeft het idee geopperd een vredesmacht in Burundi te stationeren. De westerse diplomaat ziet het er niet van komen: ‘De beelden van die gedode Amerikaanse soldaat die door de straten van Mogadishu werd gesleept, hebben veel losgemaakt. Het Westen wil zijn zonen niet zien sterven in een of ander land ver weg, waar bovendien economisch niets te halen valt.’
Presidentskandidaat Charles Mukasi, leider van de grootste oppositiepartij Uprona, is absoluut tegen een VN-interventie. ‘Zo'n vredesmacht zou onherroepelijk een burgeroorlog veroorzaken’, voorspelt hij. ‘De bevolking zou denken dat een buitenlands leger partij kiest. Het zal de onderhandelingen afremmen en we zullen elkaar uitmoorden. Bovendien, wat kan zo'n interventie hier doen? Ze kunnen toch niet het hele land controleren. Als er wordt gemoord, zullen ze altijd te laat zijn. We kunnen elkaar hier in twee uur uitmoorden.’
Wat dan te doen? De westerse diplomaat: ‘Wij zeggen onderling wel eens dat we gewoon zouden moeten vertrekken en een telefoonnummer achterlaten dat ze kunnen bellen als ze zijn uitgevochten.’
Dit artikel is tot stand gekomen met medewerking van de NCO.
Kruitvat burundi
De spanning is even afgenomen, maar het kan ieder moment weer mis gaan in Burundi. Volgende week wordt de nieuwe president van het land gekozen. Of het nu een Hutu of een Tutsi is, hij zal omstreden zijn. En ieder straatgevecht is een stapje dichter bij de burgeroorlog.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1994/35
www.groene.nl/1994/35