Entropie is een begrip uit de thermodynamica, dat ooit werd uitgelegd als ‘het differentiaal van een grootheid die afhangt van de configuratie van het systeem’. Wat dat exact betekent weet ik ook niet precies, maar het bekendste voorbeeld zijn ijsblokjes in een glas die wegsmelten tot er geen verschil meer is tussen het ijs en de drank. Alles vervalt, alles gaat op in elkaar, loopt door elkaar heen. Voor Thomas Pynchon, schrijver van een aantal iconische romans waarin politiek, popcultuur, wetenschap en psychologie met elkaar versmelten, is dat een literair manifest. Wat begint als een plot wordt door een overdaad aan informatie weggespoeld. Want dat is hoe het volgens Pynchon is om als mens te leven in de westerse informatiesamenleving.
Ik ben nu halverwege Zo hadden we het niet bedoeld van Jesse Frederik en moest aan entropie denken. Bijna nog meer dan de toeslagenaffaire is zijn werkelijke onderwerp het doorlopende ge-haasje-over tussen politiek en media, waarbij de politiek op elke mediarel reageert, en de media vervolgens weer verslag doet van de reactie. En media zijn primair gebiologeerd door wie faalt en wie slaagt, door wie goed doet en wie kwaad. Politici proberen met man en macht aan de juiste kant te staan.
Frederik schrijft: ‘Het gaat over het spelletje, niet over wat er op het spel staat. (…) Je kunt dat de media verwijten, maar wij – de kiezer, de kijker – doen daar evengoed aan mee. We klagen over het gebrek aan inhoud op de televisie of in de politiek. Maar zo gauw een Kamerlid het heeft over de fijnere details van artikel 26 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen zappen we gauw terug naar die vrolijke duider die zo leuk vertelt over die stotterende staatssecretaris.’
Frederiks ‘wij’ betekent natuurlijk ‘jullie’ – jullie zappen weg. Maar Frederik zit dan ook bij De Correspondent, het journalistieke platform geschoeid op de dogma’s van Rob Wijnberg. Gebod nummer één is dat het nieuws slecht voor je is, de verblindende waan van de dag, met de eeuwige oneliner: ‘Nieuws vertelt je wat er vandaag gebeurt, maar zelden wat er iedere dag gebeurt.’
Paradoxaal genoeg is Zo hadden we het niet bedoeld daar zowel het bewijs als het tegenbewijs voor. Het bewijs, want Frederik brengt die dynamiek tussen media en overheid fijntjes in beeld. Het tegenbewijs, want tsja, zonder dat nieuws had hij nooit van de toeslagenaffaire gehoord, en kon zijn boek niet rusten op tientallen krantenartikelen en tv-items. Als er op de wereld alleen Correspondenten rondliepen, hadden we nu nog niet geweten waarom zoveel mensen een gek kuchje hadden en al weken hun smaakgevoel missen – en trouwens, heb jij nog weleens iets van oma gehoord?
Waar Frederik zich tegen verzet is dat journalistiek zo snel een sturende verhalende vorm krijgt, waarin een nadrukkelijke rolverdeling wordt opgelegd, tussen slachtoffer, dader, goede intenties, kwade intenties. Alsof elke journalistieke casus een whodunit is. Terwijl er in werkelijkheid veel vaker sprake is van een systeemfout die voor problemen zorgt.
Het probleem van een verhaal is dat je er zo moeilijk aan ontkomt. Zo heeft Thomas Pynchon nog nooit een interview gegeven, de laatst bekende foto van hem stamt uit de jaren vijftig. Wie weet is hij allang dood. Het idee is, heeft zijn uitgeverij al vaker laten weten, dat Pynchon niet de rol wil spelen van schrijver als mediafiguur, dat hij liever verdwijnt achter zijn boeken. De ironie is hier natuurlijk dat door te verdwijnen, Pynchon alleen maar zichtbaarder is geworden: het heeft een cultfiguur van hem gemaakt, waar boekennerds nóg benieuwder naar zijn.
In die zin werkt Frederiks heldere betoog bijna tegen hem. Hij begint concreet, in 2013, als Brandpunt een smeuïge reportage draait in een Bulgaars gehucht, waar een man met een druipsnor met oranje ING-pinpasjes zwaait. ‘De pinautomaat’ noemt het dorp hem, omdat hij voor iedereen duizenden frauduleuze Nederlandse toeslag-euro’s pint. Daar – en bij de verontwaardiging die hierop in Nederland volgt – begint voor Frederik het nodeloos hard vervolgen van potentiële toeslagfraudeurs, waardoor vorige maand het kabinet viel. ‘De goeden zullen onder de kwaden lijden’, zei de onder druk gezette staatssecretaris nog.
Hier dacht ik dus aan entropie. Voor Frederik is de Bulgaarse druipsnor de waan van de dag, de vier miljoen die ten onterechte naar 805 Bulgaren ging is maar 0,006 procent van alle toeslagen. Het punt van de waan van de dag is dat het vaak zelden de waan van die dag is. Vaker is het de waan van het jaar, de waan van het decennium. Het is de waan die voortkomt uit een politiek klimaat waarin sinds Janmaat en Fortuyn wordt geroepen dat ‘de buitenlanders’ hier hun zakken vullen, het is de waan die hoort bij een neoliberaal geloof in de maakbare mens die zijn eigen broek hoort op te houden. De waan die hoort bij onze impliciete ideeën over ‘De Pool’ en ‘De Turk’ en ‘De Joegoslaaf’. Het is de waan van een hele generatie die onder zware werkloosheid opgroeide in de jaren tachtig, bij hun diploma-uitreiking een uitkering kreeg, en zich vervolgens zorgen maakte over hoe in de uitdijende samenleving de verzorgingsstaat overeind kon blijven. In een Brandpunt-fragment versmelten decennia oude angsten en idealen. Entropie dus.