Wie nog lacht om met digitale camera’s bewapende Amerikanen en Aziaten die in een weekje ‘Europa doen’, doet er goed aan even de geschiedenis in te duiken. In 1938 waren het de Nederlandse groepen die het snelst van allemaal reisden. ‘Onze reisgezelschappen met leider, komen des avonds laat aan te bijv. München om terstond al den volgenden morgen vroeg, na het hals over kop versturen van de briefkaarten, verder te trekken met het volkomen tevreden gevoel “Beieren te hebben leeren kennen”.’
De tijd dat een duur paspoort voorbehouden was aan een kleine elite was in 1938 allang voorbij, zo lezen we in De Groene Amsterdammer van 20 augustus dat jaar. ‘De kuddetoeristen en de toeristenkudden’ heet het artikel. Het nieuwe toerisme werd mogelijk gemaakt door de opkomst van goedkope massareizen. ‘Voor een gemiddelde van 9 gulden per dag (vervoer plus bed plus drie maaltijden, zonder drank) kan men vandaag den dag de wereld zien, mits…mits men kuddewezen is, een wezen dat niemand meent te wezen, maar iedereen is.’
Net als in het dierenrijk is het binnen de mensenkudde allerminst pais en vree. Reisclubjes vormen volgens de auteur een ‘oneenige eenheid’. ‘Gekibbel om de beste plaatsen aan tafel of aan het treinraampje of voorin de autocar hoort tot het dagmenu.’ Tenzij het om geld gaat. Dan smelt de ruziënde mensenmassa samen tot één brok verontwaardiging. ‘Ontroerend zijn zij het eens, dat een leiders- of chauffeursfooi niet tè hoog mag zijn, dat de museumentréetjes voor rekening van het reisbureau behoorden te zijn, dat zekere excursies niet aan de ophemelende aanbevelingen in het reisprogram beantwoorden.’
De Spaanse Costa’s en Turkse badplaatsen moesten in het Nederland van voor de oorlog nog ontdekt worden. Maar de zomerse volkverhuizing was al een feit, stelde de schrijver smalend vast. ‘Massatempotoerisme. Namaakluxe. Avontuur in blik.’
***
Bezoek het historisch archief van De Groene Amsterdammer en blader door de eerste 64 volledige jaargangen, van 1877 tot en met 1940. http://193.67.146.137/dga/