
Moussorgski’s pianocyclus Schilderijen van een tentoonstelling (1874) is in Ravels schitterende orkestbewerking het meesterwerk dat je nooit meer wilde horen – om redenen waaraan het stuk onschuldig is. De allergiebron is het boze vermoeden dat het paradestuk zijn populariteit te danken heeft aan zijn uitlegbaarheid.
Begin 1874 bezoekt Moussorgski in Sint-Petersburg een overzichtstentoonstelling met werk van zijn in augustus 1873 overleden vriend, architect en beeldend kunstenaar Viktor Hartmann. Een paar maanden later zet hij zijn impressies op papier in een pianosuite die reflecties op Hartmanns deels verloren tekeningen en aquarellen aan elkaar kit met als ‘promenades’ betitelde tussenspelen, voortsjokkend met de bedachtzame pas van de betrokken toeschouwer. Hartmanns onderwerpen, vaak geïnspireerd door buitenlandse reizen, zijn anekdotisch divers. Een gnoom, een oud kasteel, de Parijse catacomben, kijvende vrouwen op de markt van Limoges, een Poolse ossenwagen, een portret van twee joodse mannen. Een ballet van kuikens in de eierschalen, naar Hartmanns decorschetsen voor Petipa’s ballet Trilby. En als uitsmijter de grote poort van Kiev, naar Hartmanns nooit gerealiseerde ontwerp voor een heldenpoort. Daar lusten de mensen wel pap van. De Schilderijententoonstelling is een zondagochtendconcert voor een zaal vol 50Plus-stemmers, op televisie leuk en leerzaam toegelicht door een olijke presentator.
Terwijl het zo’n intrigerend beweeglijk, radicaal werk is. Het psychologisch beslissende moment komt na de Catacomben. De eerstvolgende wandeling wordt zelf beeld, zelf karakterstuk. Moussorgski ziet in Hartmanns knekelhuis de schedels liggen die in zijn voorstelling beginnen te gloeien. Naar de titel spreekt hij zich uit cum mortuis in lingua mortua, ‘met de doden in een dode taal’. Zijn schilderijententoonstelling beschrijft een kijkoperatie waarin de toeschouwer door de poort van de fantasie zelf de geziene wereld binnentreedt, als een lezer die onderweg verandert in een personage. Aan de vooravond van Tsjaikovski’s grootse, maar conventionele symfonische gevechten met het noodlot creëert landgenoot Moussorgski intuïtief een volstrekt nieuwe, grillige, van spleen gevrijwaarde vertelvorm.
Waarom zou je aan de tientallen opnamen van de Ravel-versie een volgende toevoegen? Wel als je François-Xavier Roth heet en beschikt over een eigen ensemble, Les Siècles, dat repertoire van Rameau tot Boulez op authentieke instrumenten speelt. Deze Schilderijententoonstelling wordt uitgevoerd op instrumentarium van Franse orkesten uit Ravels tijd. Dat levert een voor de harmonische diepte vruchtbare, bij moderne turbo-ensembles licht verstoorbare balans op tussen hout, koper en strijkers. Ik val voor het soms prachtig mistige, ochtendnevelige van de strijkers, die onderweg naar de grote climax in de poort van Kiev het klankcorpus omvatten als een halo. Voor het ondanks groot elan en digitale ritmische precisie retrospectieve totaalgeluid, minder excessief briljant dan bij een doorsnee toporkest onder alweer een showman. Anderzijds, die specifieke sound had Roth er met zijn ‘normale’ symfonieorkest in Keulen ook wel uit gekregen. Wat dit bijzonder maakt is onbenoembaar inlevingsvermogen; dat een groot dirigent hier zo helderhorend in de huid kruipt van een geniale observator anno 1874. Hij wordt de componist die in de picturale Hartmann-spiegel zichzelf en de muziek heruitvindt. Je hoort van begin tot eind de manisch kinderlijke verwondering van Moussorgski’s kijken. Het zit in onnoembare details: een lichte aarzeling, de kleine pijnscheut van een groot verlies, die dringende weemoed. Volgt een van de beste uitvoeringen van Ravels La valse die ik ooit hoorde. Grijp hem, Concertgebouworkest. Dit is de man.
François-Xavier Roth, Ravel: La valse; Moussorgsky: Pictures (Harmonia Mundi)