Aan het leven is geen houden, het dijt aan alle kanten uit. Aha zó ga ik het doen. Hoe vaak ik dit niet heb gedacht het afgelopen jaar. Als de eerste de beste achterlijke debiel: aha zó ga ik het doen. Mensen zagen me al van verre aankomen, de perfecte prooi, het bolletje was in ieders armen. Weet je hoe jij het moet aanpakken? Nee nee, vertel het me, asjeblieft. Geef me het boek, de sleutel, de aanwijzing. Drie keer daags afzien onder een ijskoude douche? Nooit meer avocado eten? Gordijnen niet verticaal afhangen maar horizontaal? Moet ik hier mijn handtekening zetten, of aan de achterkant?
Brieven, ik zou iets opbouwen in de vorm van brieven, na drie brieven sloop een bekend besef de regels in, het werden gewoon mijn brieven, maar dan bedacht, en wie wil eindeloos aan brieven schaven die nooit verzonden worden? Ik heb even gedacht: beter kan het met het alfabet. Elk hoofdstuk één letter centraal zetten, en dan zo bewegen dat niemand het ziet. Het beste systeem is het belachelijke systeem. Bakken met lijsten legde ik aan met woorden, tot ik er op een dag ook zomaar weer mee stopte, bedrukt door iets wat een bedenkseltje was geworden.
Corona maakte me dit jaar meer dan ooit een beginner. Beginnen met thuisblijven, uit het raam staren, calamiteiten vermijden, nadenken, stilvallen, Crown kijken, opnieuw langs mijn boekenkast lopen. Camus, Claus, Conrad… Telkens weer beginnen met een curieuze ordening, een gouden regel, íets dat de carburateur zou doen aanslaan, het toeval indammen. Ik ben matig creatief maar een volleerd beginner, kan het als geen ander, een tijdje ergens absoluut en hard in geloven, soms een halve dag, maar ook zomaar een half jaar, c’est moi.
Dit is wat regisseur Richard Linklater tegen zijn vaste acteur Ethan Hawke zegt als hij hem zijn best ziet doen emoties op te roepen: ‘Wat ik wil is niet je geacteerde geheim, ik wil jouw geheim.’ Het leverde Hawke het definitieve inzicht op dat hijzelf genoeg was. Dat hij kon vertrouwen op het kloppen van zijn eigen hart. Boven mijn bureau hangen inmiddels drie foto’s van Hawke door de jaren heen, ik hou van dat rattige van hem, dat schonkige dierlijke, dat ielige dat hem definieert. Daarnaast heb ik nu dat stukje uit The New Yorker opgeprikt, de daverende les omcirkeld: Trust your beating heart.
Eerlijk gezegd was ik nog een B vergeten, de B van Borges, met wie ik elke dag het afgelopen jaar begon. Ik had er een speciaal mooi schriftje voor aangeschaft met eidereenden op de kaft, zo precies, zo eenvoudig getekend. Eigenlijk twijfel ik nu ik dit zo eventjes opschrijf of ik niet iets weggeef, want het was toch echt wel even een episch boek dat ik in de winkel zag, Mijn jaar met Borges, in eindeloze stapels in een sierlijke halve cirkel opgetast zoals bijna elke boekhandel dat heeft, bij de ingang. En dat met een schrijver die ik mijn hele leven al had vermeden, net even te ernstig voor mij dacht ik, net even te eh … enigmatisch.
Flauw misschien, om jezelf zoiets op te leggen, maar ik las een verhaal van Borges en schreef er dan wat over in dat fraaie schriftje van mij. Niet terugbladeren, nooit terugbladeren, zelf zeggen wat je las, wat het betekent, hoe focking moeilijk dan ook. Ik wist niet wat het fantastische idee hierachter was, behalve dat ik dus dacht dat ze me wat gingen brengen, die feniksen en feeën, die eh … fabels. Dat ze me aan andere, wat feestelijker, gedachten zouden kunnen helpen.
Ik ben mijn eigen fideelste leerling.
Godallejezus.
Had ik geweten dat Borges een verhaal schreef over iemand die in een kerker zit en die met heel haar hebben en houden op zoek is naar Het Inzicht, dan had ik denk ik gehaperd, misschien zelfs de hele heisa een halt toegeroepen. Maar nu holde ik met open ogen mijn eigen einde tegemoet, kon niet eens meer zeggen dat dit het dus was wat ik een beetje haatte aan die Borges-verhalen. Zijn gevangene vindt de sleutel, maar heeft er niets aan, want eenmaal gevonden verdwijnt ze zelf. Hij zegt het heiliger, helderder ook, maar ik mag niet terugbladeren, moet vertrouwen op mijn eigen hartenklop.