En natuurlijk iedereen die zich in een grote boog om je heen probeert te bewegen, met paniek in de ogen als dat niet gaat, bijvoorbeeld omdat er iemand in een fluorescerend hesje wc-papier staat in te ruimen, druk met zijn collega het weekend doornemend, alsof er potjandorie niks aan de hand is.
Ongemak en absurdisme verpakt als tijdelijke realiteit; het is normaal gesproken het huismerk van menig hedendaagse kunstenaar. Niet zo gek misschien dat ik bij mijn bijna dagelijkse bezoekje aan de corona-Jumbo zo vaak moet denken aan het werk In Two Minds van Aernout Mik uit 2003.
Mik had hiervoor de erezaal van het Stedelijk Museum omgetoverd tot een heuse supermarkt, zij het een wat armoeiige: onder een smoezelig systeemplafonnetje met flikkerend tl-licht stonden ijzeren stellingkasten gevuld met blikken maïs, zakken rijst en pakken spaghetti, cornflakes, luiers, waspoeder, olijfolie, enzovoort. Op de vloer lagen her en der wat houten kistjes en stond er een koelinstallatie gevuld met zakken ingevroren doperwten.
Dit was natuurlijk geen doorsnee buurtsuper; wie het werk van Mik een beetje kent, weet dat elke houvast al bij voorbaat is verdampt. De ruimte werd in het midden gescheiden door een glazen wand, waarachter acteurs van Toneelgroep Amsterdam samen met vijftien figuranten een merkwaardige choreografie opvoerden: in paren of samengeklonterd in groepen bewogen ze raadselachtig traag door de winkel, terwijl een enkeling doelloos aan een closetrol peuterde.
Om de zoveel minuten werd dit wonderlijke schouwspel onderbroken door een video die eerder in deze ruimte was opgenomen en op de glazen wand werd geprojecteerd. Daarin werd de orde ruw verstoord doordat de acteurs het op een plunderen zetten, terwijl een andere scène de verstilde concentratie liet zien waarmee ze verschillende producten tot stof verpulverden. De slotscène speelde zich, totaal off topic, af in een golfslagbad bij nacht.
Vreemd natuurlijk, uiterst vreemd. Maar zonder dat het écht absurdistisch werd; de associatie met Beckett, die verleidelijk is bij Mik, is een stap te ver. Uiteindelijk blijft zijn werk altijd deel uitmaken van deze wereld: hoe bizar de logica achter het gedrag van de acteurs ook leek, er wás wel een logica. Alleen eentje die niet een-twee-drie te begrijpen viel.
Gedragspatronen op losse schroeven zetten, zoals Mik doet, waar kan dat beter dan in de supermarkt? Daar zie je hoe onze leefomgeving eruit hoort te zien, in haar meest gangbare vorm. Net als in het museum ben je er automatisch onderdeel van een groep; je bent samen met alle anderen aan het winkelen. Alleen is kunst meestal het laatste waar mensen aan denken bij het inladen van een tros bananen of een kratje bier. Precies om die reden test Mark Manders zijn kunstwerken in de supermarkt.
Manders legde in 2013 een sculptuur van een vos en een muis, die met een riem aan elkaar vastgebonden waren, op de vloer in een supermarkt aan de Via Garibaldi in Venetië – gewoon tussen de schappen met wasmiddel en pasta, pal naast het hondenvoer. Fox / Mouse / Belt (1992) is een van zijn bekendste werken, het MoMA in New York bezit één van de drie exemplaren.

Op de Biënnale van Venetië in 2013 toonde Manders het beeld in het Nederlandse paviljoen, en dus ook in een supermarkt om de hoek. ‘Bij alles wat ik maak, stel ik me voor dat ik het voor de eerste keer opstel in een supermarkt,’ zegt de kunstenaar hierover. ‘Blijft het overeind zonder de context van kunst, zonder de esthetiek van de museumruimte? Alles wat ik maak moet die mentale test kunnen doorstaan.’
Dat zal momenteel anders liggen, nu je, terwijl je hopeloos op zoek bent naar dat ene pak rijst, nergens meer van hoeft op te kijken. Afzetlinten, potten desinfecteerzeep tussen de kroppen sla, iemand met een mondkapje voor én een motorhelm op – we zagen het de afgelopen dagen allemaal voorbijkomen.
Maar het kan altijd nog gekker. Zo opende de Britse kunstenaar Lucy Sparrow in 2017 haar eigen supermarkt 8 Till Late in het Meatpacking District in Manhattan. De zaak was van vloer tot plafond gevuld met duizenden producten die je in iedere winkel op de hoek kunt vinden, van ontbijtcereals, tomatenketchup en chocopasta tot diepvriesproducten en sterke drank – alleen was alles gemaakt van vilt en een beetje verf, zelfs de kassa. En net als in een echte winkel was alles te koop.

Ook zeer vreemd was Mika Rottenbergs bijdrage aan Skulptur Projekte in Münster in 2017, waarvoor ze een leegstaande winkel voor ‘Asiatische Lebensmittel’ had geconfisceerd. Rottenberg verkent in haar werk de excessen van de hyperkapitalistische wereld waarin we leven, en die ons wereldwijd verbindt. Haar ietwat aftandse toko had veel lege schappen, maar her en der stonden nog wat flinke voorraden haarverf, lotions, in plastic verpakte puddinkjes met een vrolijk gezichtje erop en emmers vol ‘emergency food’. Achterin de zaak stond een rij opblaasananassen opgesteld, en was de film Cosmic Generator te zien.

Hierin draaide het om een soort sci-fi-tunnelsysteem dat een handelsverbinding tot stand brengt tussen verschillende personen en plaatsen, waaronder de Mexicaanse stad Mexicali en Calexico, een Californische stad aan de andere kant van de grens. Het gerucht gaat dat de ingang van het systeem toegankelijk is via winkels en restaurants in La Chinesca, Mexicali’s Chinatown. In het even fascinerende als krankzinnige Cosmic Generator koppelde Rottenberg beelden van een lokaal Golden Dragon-restaurant aan een 99 Cents Only Store in Calexico en een plastic grondstoffenmarkt in Yiwu, China, waar iedere kraam een ontploffing is van zuurstokkleurig speelgoed.
Ook de Zwitserse kunstenaar Christoph Büchel zette de supermarkt in als portal, naar een andere tijd in zijn geval. In 2008 had Büchel, bekend om zijn in ironie gedrenkte institutionele kritiek, de lobby van het museum Fridericianum in Kassel omgetoverd tot een hyperrealistische discount-supermarkt, waar de bezoeker ook echt spullen kon kopen, waaronder de catalogus, als hij die in de schappen kon vinden. Ook de rest van het museum had hij getransformeerd tot alledaagse ruimtes, zoals een gokhal, een fitnessruimte en een solarium. Maar er wrong van alles aan Büchels ogenschijnlijke vrijetijds- en consumentisme-walhalla. Her en der zaten tal van verwijzingen verstopt naar de recente Duitse geschiedenis. In de bowlingbaan lagen bijvoorbeeld versnipperde documenten van de voormalige Oost-Duitse geheime politie opgeslagen.
Opnieuw die vervreemding en dat ongemak, opgeroepen door het bewust opzoeken van de grens tussen kunst en werkelijkheid, de werkelijkheid van de supermarkt, normaal gesproken de normaalste plek op aarde. Dat mensen daar nu massaal voor in de rij gaan staan, ik begrijp het wel, in deze tijden van geen kunst.