De eerste, gecursiveerde, regels trokken mij deze debuutroman binnen: «Ben jij engel/ Ben jij demon/ Jij vrouw/ Kwelling of zegen.» Hans Barendse, volgens de achterflap een 23-jarige filosofiestudent, schreef met Ben jij Engel een roman over een heuse femme fatale. Niet een moderne femme fatale, in de zin van een gekmakend object van verlangen van een bronstige jongeling, opgedaan in de collegebanken of in de disco, maar een droomachtige verschijning zoals die vooral rond het voorlaatste fin de siècle populair was bij schrijvers en schilders. In nadrukkelijk ernstig, ge dragen dagboekproza laat Barendse zijn verteller getuigen van een verslaving, een ziekte, die begon met de eerste ontmoeting met dit heksachtige wezen. Vanaf dat moment is er sprake van een absurde verstandhouding. De verteller is een wereldvreemde figuur, die zich liever niet onder de mensen begeeft. De vrouw, het meisje, dat nergens een naam krijgt maar consequent wordt aangeduid met «mijn meisje», heeft zichzelf juist tot taak gesteld zo veel mogelijk mensen gelukkig te maken door met hen de liefde te bedrijven. Hierover rapporteert ze uitgebreid aan de jongen. Ook laat ze hem af en toe haar lichaam zien, en heel af en toe mag hij haar even aanraken. In ruil voor zijn terughouding mag hij, zo belooft ze hem, haar leven nemen als ze 28 is. Eerst dacht ik dat ik het niet helemaal goed las: haar leven nemen? Die belofte, of eigenlijk is het meer een dreigement, krijgt echter steeds meer nadruk in het verhaal, en tegen het einde wordt het hoe en waarom ook uitgelegd.
In eerste instantie lijkt de verteller seksueel geobsedeerd: «Eens, toen we elkaar nog maar net kenden, liet ze mij haar vinger likken toen ze van het toilet af kwam. Hij was vochtig, maar niet van urine, ik had haar niet horen plassen. Haar vinger smaakte een beetje ziltig. Ze keek mij doordringend aan.» Ben jij Engel heeft dan nog de belofte van een symbolistisch sprookje met een masochistische inslag, waarin de man uiteindelijk gevangen zal raken in de klemmende houdgreep van de vagina dentata. Als op tweederde van de roman de nadruk echter meer en meer komt te liggen op de opdracht die zij van God heeft gekregen, en op de slechtheid van de wereld, krijgt het verhaal een occulte wending. «Mijn meisje zei dat ik niet wist wie en wat ze is. Misschien is dat een bekentenis van haar kant dat ze een engel is. Een engel gezonden door God. Maar als ze echt een engel is, gestuurd om het lijden van de mensheid te verlichten, waarom moest ik dan eerst smachten naar haar aanwezigheid. Verlangen naar haar liefde. Waarom moest ze me zoveel pijn doen, waarom had ze mij laten zeggen dat ik haar leven zou nemen als ze achtentwintig wordt?» De verteller blijft een niet-begrijpende toeschouwer, niet in staat in te grijpen, en de lezer ziet het met verbaasde distantie aan.
De kracht van Ben jij Engel is het afwijkende. De gemaniëreerde schrijfstijl van Barendse en het vreemde verhaal intrigeren, en doen een wereld aan idee en, voorbeelden en bedoelingen vermoeden. Zoals hij schrijft over de angst voor de buitenwereld roept reminiscenties op aan de films van Alejandro Amenábar (The Others en The Village), waarin ook op kunstmatige wijze die buitenwereld op afstand wordt gehouden. Aan de andere kant schrijft Barendse (nog) te horkerig en stijfjes om een obsessie echt voelbaar te maken. Wat overeind blijft is iets dat puur is, fantasievol en niet modieus, iets dat nieuwsgierig maakt en tot doorlezen noopt. Zonder blikken of blozen schrijft hij bijvoorbeeld: «Ik kan haar toch niet naar buiten laten gaan, waar zoveel kwaad loert op iedere hoek van de straat, waar mensen verdrinken in de oceanen van hun eigen tranen. Tranen veroorzaakt door andere mensen. Mijn God, dat is toch waanzin?»
Is dit naïviteit, of raffinement? Kunst of kitsch? Wie het weet mag het zeggen. Vooralsnog gun ik deze schrijver het voordeel van de twijfel, en ben ik benieuwd wat hij verder gaat doen.