© VPRO

‘Ik wilde kennelijk al heilig worden toen ik een jaar of vier was’, concludeerde Marina Abramović na een anekdote over hoe zij als kind op een krukje in de orthodoxe kerk van haar oma was geklommen om het wijwater te drinken en toen doodziek werd. Als toch minstens een halve heilige zat ze tegenover Janine Abbring. Wat een présence, in haar rode jurk, die in een heerlijke televisieavond inzicht wilde geven in de kracht van rituelen, spiritualiteit en doorzettingsvermogen en er ook niet voor terugschrok haar eigen betekenis voor anderen te duiden.

Van de vier internationale Wintergasten die de VPRO ons in de laatste dagen van het jaar voorschotelt, is performancekunstenaar Marina Abramović degene met een Nederlandse connectie. De kiem van haar beste werk ligt hier, in Amsterdam, waar ze in 1976 op uitnodiging van de VPRO kwam voor een controversiële bijdrage aan het kunstprogramma Beeldspraak van kunstenaar Frans Zwartjes, genaamd Body-Art. Ze ontmoette er haar partner Ulay, samen hielden ze performances in kunstcentrum De Appel en ook toen zij voor de kunst in een busje door Europa reisden, bleef Amsterdam hun basis. In de kelder van De Appel, vertelde ze, stond een schoenendoos voor hun post en geregeld belden ze naar De Appel om te vragen waar ze nu weer een performance konden houden.

Abbring sprak Abramović in haar buitenhuis in New York, twee uur van de stad en mijlenver verwijderd van haar geboorteplek, Belgrado, waar de avond begon. Haar verhaal was gelikt, met emotie maar zonder hapering, en de kans dat Abbring haar gast ook maar enigszins van haar stuk had kunnen brengen, was op voorhand natuurlijk klein. Abramović, 75 jaar, zat al eens drie maanden op een stoel in het MoMA voor haar beroemde performance The Artist is Present en verroerde geen vin ongeacht wie er tegenover haar plaatsnam (met uitzondering van Ulay). Ze voert als kunstenaar bovendien zorgvuldig de regie over haar eigen biografie, put uit onvoorstelbare anekdotes uit een jeugd in voormalig Joegoslavië die in het teken stond van een ijzeren discipline.

Een zo’n sterk verhaal is me altijd bijgebleven: hoe ze als tiener Russische roulette speelde met een geladen revolver, die afging en in de boekenkast een exemplaar van Dostojewski’s De idioot doorboorde. In Wintergasten vertelde ze over een oudoom die als patriarch van de orthodoxe kerk vergiftigd werd door de koning, met door de lunch gemalen diamanten. Het was wederom smullen. ‘Ze noemen je de grootmoeder van de performancekunst’, zei Abbring, ‘ik zou je liever de peetmoeder noemen.’ Waarop Abramović antwoordde: ‘Ik ben geen enkel soort moeder. Ik ben een strijder. Ik ben een amazone.’

De fragmenten waren een feest – kunst op de Nederlandse televisie, echte kunst! Het was veelal woordeloze kunst die Abramović toonde, zoals haar eigen kunst het zwijgen naar een hoger plan had getild. We zagen de ongelooflijke performance van Tehching Hsieh, die een jaar lang elk uur van de dag inklokte op een prikklok. Er waren de rituelen van de monniken in De kleur van granaatappels, de ezel in die film die niets dan rondjes loopt om het gemaal. De weg naar transformatie verloopt volgens Abramović via herhaling en discipline en het verschil tussen toneel en performance legde ze haarfijn uit: ‘Een performance is geen theaterstuk. Alles is echt, het bloed is geen ketchup en het leven is het echte leven.’

Ontroerend was ook het fragment van de conferentie die kunstenaar Louwrien Wijers in 1990 organiseerde in het Stedelijk Museum in Amsterdam en waar Abramović een van de sprekers was, Art meets Science and Spirituality in a Changing Economy. We zagen beelden van het panel met kunstenaar Robert Rauschenberg, econoom Stanislav Menshikov, wetenschapper David Bohm en de dalai lama, die samen spraken over een nieuwe wereld.

Grootmoeder, peetmoeder, strijder van de performancekunst – Abramović is het allemaal. Ze vertelde dat ze drie Marina’s in zich draagt: een strijder, een spirituele Marina en een bullshitter, en dat bij haar dood op hetzelfde moment drie uitvaarten zullen plaatsvinden, een in Belgrado, een in Amsterdam en een in New York. Niemand mag weten in welke kist de echte Marina Abramović ligt. Een finale performance, niet een om naar uit te kijken.

De opera 7 Deaths of Maria Callas komt op een nader bekend te maken datum naar Carré en in 2024 staat een overzichtstentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam gepland. De onlangs uitgezonden documentaire Homecoming, die Abramović volgde bij haar reizende retrospectief in 2019, is terug te zien bij Avro’s Close-Up.