Groninger museum, zaterdagmiddag. Gewoon gezellig is het in het museumcafé. Stellen met kinderen, opa’s en oma’s, vrouwen met zwartgeverfde haren en mannen in artistieke vrijetijdskleding — kunstkenners dus, joviale mannen in pak die zo bij de lokale rotary-afdeling kunnen horen en vooral ook veel gewone, onopvallende mensen. Ze komen onder meer voor de tentoonstelling van de Londense Chapman Brothers. Voor «de gruwelijke wereld van Jake en Dinos Chapman», zoals een dag eerder de kop luidde boven een paginavullend artikel in NRC Handelsblad. Voor «horror» volgens Vrij Nederland, voor de «meesters van het shock-effect», schreef Het Parool. Voor «controversiële gruwelkunst» beloofde ook De Telegraaf een leuk middagje uit. In interviews hadden de heren zich al laten kennen als enfants terribles. Niet gezien maar volgens De Telegraaf wel aanwezig: een bordje bij de kassa met daarop vermeld de waarschuwing dat er schokkende werken aanwezig zijn.

Dat belooft veel goeds voor de twee jochies van lagere schoolleeftijd die aan de hand van vader en moeder voor de ingang staan. Over 25 meter zullen ze oog in oog staan met poppen die in plaats van een mond een anus hebben en op de plek van de neus een penis. Beroemd, nee, berucht werk. Hier zijn debatavonden mee gevuld en hebben kranten en weekbladen onrustbarend over geschreven. Zelfs de burgemeester van New York liet zich niet onbetuigd («zieke kunst»). Hier toont Britart zich in haar ware vorm als shock-art. Dat wordt lachen geblazen voor de jongetjes, hun ouders kunnen ondertussen peinzen over wat hier wordt geproblematiseerd.

Stedelijk museum Amsterdam, zondagmiddag. Door de tentoonstelling van Tracey Emin is het eindelijk weer een beetje druk — met de nadruk op een beetje. Iets jonger publiek, iets hipper gekleed. Voor de krantenlezers is het onmogelijk dat ze niet al weten over Emins uitgaansleven, de lasten en lusten van haar seksuele bestaan, haar bestandheid tegen katers, de probleemtanden uit haar gebit alsmede nog enige specifieke zaken omtrent haar lichamelijke en geestelijke gesteldheid. We weten dat ze zichzelf soms haat, dan weer smoorverliefd is op haar spiegelbeeld en dat ze wereldbekend werd met haar roemruchte My Bed, het onopgemaakte bed waarin ze enkele dagen had liggen wensen dat ze dood ging. Critici konden er niet over uit toen Emin het onverdroten tentoonstelde: het pis in haar lakens, het sperma in de vieze condooms en het bloed in haar gebruikte onderbroek — dit was walgelijk en bovendien al heel vaak gedaan. Anderen roemden de bijzondere intimiteit van de stille getuigen van haar leven. Inmiddels is Emin een celebrity en wordt haar leven uitvergroot, als soap gemedialiseerd en bereikte het de afgelopen tien jaar ook sporadisch de Nederlandse kranten.

Die celebritystatus is verwarrend: Emin drinkt te veel, gaat daar van kotsen, maakt haar onderbroeken vuil, heeft te veel seks met te veel verschillende mensen, werd depressief na haar abortus, kan soms lusteloos in bed liggen en ze is chaotisch — en ze is tóch hip, glamoureus en beroemd.

Groninger museum, zaterdagmiddag. Wie de tentoonstelling van de Chapman Brothers betreedt, ziet vele (waaronder op Goya geïnspireerde) tekeningen en etsen met allerhande gruwelijkheden hangen. Het zijn het soort tekeningen dat schooljongens in hun agenda maken, als ze heel erg verveeld zijn en maar door blijven kladderen tot ook het laatste restje wit is volgekalkt. Een paar figuren keren steeds terug: hakenkruizen, moorddadige Teletubbies, enge McDonald’s-clowns — symbolen uit de moderne consumptiemaatschappij die niet worden gecombineerd met een geïdealiseerde wereld maar met de gruwelijkheden, lusten en angsten uit de onderwereld.

En er zijn de bovengenoemde fuckfaces, in groepjes of alleen. Het zijn klinische etalagepoppen van kinderen; de meisjes kijken vaak met een blik die zich bewust lijkt van hun verleidingskracht, de jongetjes hebben iets ondeugends. De poppen zien er in het echt niet anders uit dan op plaatjes: als een gebbetje. Een mensengroot beeld van wetenschapper Stephen Hawkings in zijn rolstoel, gezeten op een berg, getiteld Übermensch wil nog wel een grijns opwekken. Dan het hoogtepunt: Hell, een installatie van negen vitrines, schijnbaar opgesteld in de vorm van een hakenkruis, waarin duizenden nazi-soldaatjes elkaar en naakte figuren op de meest gruwelijke wijzen afslachten: onze ergste voorstellingen van de concentratiekampen. De krantenlezer kan de betekenis inmiddels dromen en ook museumdirecteur Kees van Twist herhaalt het nog eens in de catalogus: het gaat hier niet om de vraag naar goed en kwaad, naar beul en slachtoffer. Geen speld tussen te krijgen. De gedetailleerdheid is indrukwekkend, elk gezichtje van enkele millimeters heeft zijn eigen gelaatsuitdrukking, kennelijk is hier met grote toewijding heel lang aan gewerkt.

Stedelijk museum Amsterdam, zondagmiddag. Bij betreding van de kamers waarin Tracey Emins werk staat opgesteld, klinkt al direct vrolijke muziek, het komt van een video die een uitbundig dansende Tracey laat zien. Er zijn nog meer filmpjes, dagboekpagina’s, tekeningen, jeugdfoto’s, allerlei stukken en restmaterialen van een abortus en het trekken van een tand, het tentje dat op de Sensation-tentoonstelling stond en waarin Tracey de namen van «everyone I ever slept with» had geborduurd.

Het gaat om herkenbare ervaringen en gevoelens die op een eigen manier zijn uitgedrukt. Ze lijken maar al te waar; het barst van de werkelijkheid. Het werk beantwoordt vragen als: wat heeft de kunstenaar meegemaakt? Is ze soms verkracht door een boze oom? Wat zijn de diepste drijfveren uit haar jeugd? Het zijn de vragen die in interviews worden gesteld en op de roddelpagina’s worden beantwoord. Tracey Emin heeft het kunstwerk ertussenuit gehaald, of liever gezegd: ze heeft van de antwoorden op die vragen haar onderwerp gemaakt. Ze dramatiseert haar obsessie voor haar meest intieme ervaringen.

In tegenstelling tot de Chapman Brothers weet Emin wel licht te fascineren, al is het maar uit louter voyeuristische genoegens. Haar werk is… best wel leuk of zo.

De Chapmanbrothers en Tracey Emin, in Nederland staan ze bekend als hoofdvertegenwoordigers van de Britart, het zootje hippe kunstenaars dat wordt gestimuleerd door Tate-directeur en voorzitter van de Turner Prijs-jury Nicholas Serota en door kunstverzamelaar Charles Saatchi. Ze werden, samen met onder meer de illustere Damien Hirst, ook wel bekend als Young British Artists, een uitgevente, dan weer ten grave gedragen, dan weer herboren pastiche op het stromingconcept, bedacht in het sarcastische brein van Saatchi. Ze doen alles voor de controverse, want door de controverse blijft de aandacht, en het genereren van aandacht is het leidende principe van hun kunst. Het onbeslapen bed van Emin won de Turner Prijs, vervolgens een doorgesneden koe van Damien Hirst en om het grote koor aan critici te overbluffen won vorig jaar een aan- en uitgaand zaallicht (van Martin Creed).

Winnen die werken omdat ze shockeren? Eerder omdat ze in een eindeloze reeks anekdotes en spitsvondigheden bij het fenomeen «kunst-presenteren» weer een stapje verder gaan. In Nederland, in een nieuw decen nium, put men zich nu uit in het geven van betekenis. Om de Chapman Brothers te duiden moet er een essay vol Deleuze en Beaudrillard aan te pas komen. En om Tracey Emin te begrijpen moeten we volgens Rudi Fuchs vooral begrijpen dat zij vrouwelijke kunst maakt. «Als een vrouw zich naakt vertoont is dat geen voyeurisme maar ontwapenende eerlijkheid. In de intimiteit kan verder worden doorgedrongen.»

Saai en onbenullig, noemen veel Engelse kunstenaars, critici en kunstbobo’s de YBA’s, maar in Nederland heeft men wat meer afstand. Hier klinken stemmen uit de pers die zeggen dat het gaat om «kunst als confrontatie met de keiharde werkelijkheid van het post-Thatcher-tijdperk», en dat «Britart kortom het beste is wat Groot-Brittannië en de kunst de laatste tien jaar is overkomen».

Stedelijk museum Amsterdam, ook zondagmiddag. Twee landschappen hangen in de glazen vleugel. Ze zijn geplaatst recht tegenover een glazen wand. Als je erop afloopt lijkt het alsof het weer buiten eensklaps omslaat en langs donkere onweerswolken begint te schijnen. Het licht lijkt wel met donkere kleuren geschilderd, het is de combinatie van donkerte en licht die op klaarlichte dag het Hollandse laagland in een onheilspellend landschap kan omtoveren. De schilderijen maken deel uit van een rijke tentoonstelling met voorstellen tot gemeentelijke kunstaankopen: Life in a Glass House.

Koen Vermeule schijnt een Zeeuw te wezen. Dan schildert hij vast het landschap van zijn jeugd. Zou hij ook op kunstenaarsfeesten komen? Zich in de belangstelling weten van fotomodellen? Een kortstondige maar vurige verhouding met Katja Schuurman hebben misschien?

Misschien is Koen Vermeule wel gewoon in zijn atelier, staat hij te schilderen.

Ten Years van Tracey Emin en Life in a Glass House (Voorstel tot Gemeentelijke Kunstaankopen) zijn tot en met 31 december te zien in het Stedelijk Museum Amsterdam. Enjoy More van Jake en Dinos Chapman tot en met 5 januari in het Groninger Museum