Broertje, Broer en Zus zijn voor het eerst sinds jaren bij elkaar. Ze hebben net hun ouders begraven, die (per ongeluk, en met de hond) onder de trein zijn gekomen. Broertje is mislukt als schilder, Broer als schrijver en Zus als actrice. Zij is de enige die iets van een loopbaan veinst: toneelcritica. Deel een van Oscar van Woensels Drie Familietragedies eindigt met haar voornemen: ‘Morgen weer naar het toneel/ morgen weer Shakespeare/ de meester verkracht/ maar ik schrijf ze de grond in/ ik schrijf ze dood.’
In deel twee - Amor Vincit Omnia - regent het aan een stuk door. Een tegen de wil van haar artsen zuipende moeder houdt haar dochter gevangen met middelen die wel emotionele chantage mogen heten. Terwijl de dochter dagdroomt over een bed als een wolk met haarzelf daarin als minnaar en als minnares, zeilt moeder weg in haar liefste staat: coma. De dochter schreeuwt om de buurvrouw.
In deel drie - Delirium tremens - ontmoeten we een drinkebroer die Shakespeare heet. Hij is stuk geneukt door jongens die hij zijn vrienden waande. Zijn vader heeft de liefde van zijn leven afgepikt. De wraak van de zoon was de moord op zijn ouders. Nu wacht hij in een delirium op de dood, die hij als zijn beste vriend lijkt te beschouwen.
Drie Familietragedies van Oscar van Woensel is geschreven voor de jonge acteurstroep Dood Paard, onlangs afgestudeerd aan de Toneelschool in Arnhem. Ze spelen dit nieuwe werk nog deze week op de zolder van het Amsterdamse Polanentheater. Het speelvlak is heel klein. Er hangt een dikke gordijnenreeks omheen, er is hard licht. In deel een staan lelijke meubeltjes. In deel twee lelijke namaakplanten en een sneeuwende televisie. In deel drie staat een stoel naast een affiche voor Van Gils-kostuums met de leuze ‘Strictly for New’. Het publiek zit pal bovenop de spelers. Dit toneel liegt niet.
Het is een wonderlijke voorstelling. Handelingen zijn er nauwelijks. De tekst wordt kaal, soms hard, staccato, soms vluchtig, onnadrukkelijk neergezet. Het is desalniettemin kamertoneel van een ongekende heftigheid. Inktzwart, zeer geestig. Mooi strak gespeeld. Het is wat het is. Je moet als toeschouwer zelf maar uitzoeken wat het met je doet. De heldere teksten bevatten echo’s van de ‘kamerspelen’ van Gerardjan Rijnders en van de stukken van Thomas Bernhard. Maar de schrijver imiteert zijn voorbeelden niet, noch is hij door hen geintimideerd. Van Woensel gaat zijn eigen, weinig zonnige gang. De grondtoon lijkt: ik moet die kwaaie geesten in mijn kop van me afschrijven. Dat doet-ie overtuigend.
Overtuigend zijn de acteurs (Kuno Bakker, Manja Topper en Van Woensel zelf) ook. Met als hoogtepunt de monoloog van Kuno Bakker als de in delirium schreeuwende en scheldende Shakespeare. Hij kende zijn tekst nog niet. Dus werd hij gesouffleerd. Steeds als hij er uit was riep hij naar de kant: ‘Tekst!’ in de stemming waarin hij op dat moment acteerde: woedend, teder, kalm. Een beheerste afdruk van grote verschrikkingen, dat bood dit drieluik.
De komende maanden speelt Dood Paard hun versie van Albee’s Wie is bang voor Virginia Woolf? onder de titel Wie is er bang? (met medewerking van de actrice Arlene Hoornweg). Daarna maken ze Shakespeare’s Troilus en Cressida (met ondermeer Jan Joris Lamers). En Ovidius’ Metamorphosen (met Rob de Graaf) in ruim tien afleveringen. Geen halve maatregelen nemen die mensen van Dood Paard.
Rubriek
Kwaaie geesten
Drie Familietragedies, tot en met 17 december in het Polanentheater, 20.15 uur (tel. 020-6821311). Inlichtingen over de verdere activiteiten van Dood Paard: 020-6228494)
Of het nog wat wordt tussen dit treurige drietal en God? Ik denk van niet. Citaat uit deel I, Amor:
Broertje: ‘Geloof jij in God?’ Zus: ‘Soms.’ Broer: ‘Nee.’ Zus: ‘Er moet iets zijn, denk ik.’ Broertje: ‘Ik geloof niets, denk ik.’ Zus: ‘Ook niet soms?’ Broertje: ‘Ik weet niet, nee denk ik.’ Zus: ‘Maar je hebt toch een ziel?’ Broer: ‘Die heeft ook kanker, die gaat ook dood.’ Broertje: ‘Ik vind het best jammer.’ Broer: ‘Dat is zinloos.’ Broertje: ‘Ik bedoel, het is toch een troost of zo.’
www.groene.nl/1994/50