AKORA KHATTAK – ‘Bent u moslim, leest u de koran?’ vraagt een student van de madrassa Dar-ul-Uloom Haqqania, een van Pakistans grootste en meest beruchte religieuze scholen, vlakbij Peshawar op de weg naar Islamabad. Ons ontkennende antwoord bevalt hem niet. ‘En waarom niet? Dat is het boek van Allah, het is het enige boek!’ bijt hij ons vijandig toe. Een groepje studenten komt naderbij. Communiceren is ondanks de hulp van een tolk zeer lastig. Er gaapt een bijna tastbare kloof tussen hun wereld, waarin twijfel en discussie als ketterij worden beschouwd, en de onze, waarin dat juist kernbegrippen zijn. Drieduizend studenten slijten hier gemiddeld tien jaar van hun leven. Al die tijd is het uit het hoofd reciteren van koranverzen in het Arabisch hun belangrijkste schoolse activiteit. ‘Wij worden opgeleid voor de jihad’, zegt een andere student onbewogen. We worden van op afstand in de gaten gehouden, of eerder weggekeken, door enkele mannen met zwarte tulbanden. ‘Taliban’, fluistert de tolk.

Deze in 1947 gestichte madrassa in Akora Khattak is een van de populairste van Pakistan. Het was een van de zenuwcentra van waaruit de Taliban begin jaren negentig aan hun opmars door Afghanistan begonnen. De leider van deze madrassa, Samiul Haq, wordt zelfs beschouwd als een van de peetvaders van de Taliban-beweging. Zijn school leverde acht Taliban-ministers en tientallen gouverneurs, legerbevelhebbers, rechters en bureaucraten.

Gezien de reputatie van de Taliban worden we nog vriendelijk ontvangen aan de madrassa van Haq, al krijgen we geen thee. Onze tolk, zelf een vrome moslim die vaak in Afghanistan werkte, voelt zich niet op zijn gemak en wil zo snel mogelijk weg. ‘Dit zijn gevaarlijke mensen’, zegt hij. ‘Ze denken dat ze hier de ware islam leren, maar ze worden gebruikt. Ze zijn gehersenspoeld en hebben geen enkele vrijheid van denken, geen gevoel.’ Het zijn uitspraken die we vaker horen in gegoede kringen in Islamabad. ‘Deze soldaten van Allah zouden direct gaan vechten als hun dat gevraagd wordt’, zegt hij. Dat gebeurde eind jaren negentig, toen Haq en andere leiders duizenden studenten naar Afghanistan stuurden.

Vijf jaar na het verdrijven van de Taliban zijn het opnieuw de Pakistaanse madrassa’s, vooral die in het Afghaanse grensgebied, die de fanatieke frontsoldaten leveren. De Pakistaanse president Musharraf zegt dat hij terrorisme bestrijdt, maar doet niets aan de voedingsbodem voor een extremistische islam. Hij werkt al jaren uit zelfbehoud samen met de coalitie van zes fundamentalistische partijen die zijn verenigd in de mma (Muttahida Majilis-i-Amal), waaronder de jiu van Haq, om zo de seculiere partijen te isoleren. Haq steunt mullah Omar en het beleid van de Taliban. Hij hangt het deobandisme aan, een strenge soennitische stroming. De gewapende vrede tussen Musharraf en de religieuzen liep zware averij op met de bombardementen op een madrassa in het tribale district Bajaur vorige week, waarbij 82 doden vielen.

Vooral de deobandi-madrassa’s zijn voor de Taliban altijd een betrouwbare steun geweest. Vakil Ahmed Khan is algemeen secretaris van het ministerie van Religieuze Zaken in Islamabad. ‘De deobandi beheren ongeveer 7800 madrassa’s en zijn daarmee veruit de grootste groepering’, vertelt hij. Ahmad Khan legt uit dat de deobandi zich samen met drie andere stromingen en de politieke partij Jamaat-i-Islami (een van de oprichters van de mma) verenigd hebben in de federatie itmd (Ittahad Tanziimat Madrassa Dinia), die optreedt als woordvoerder richting Pakistaanse overheid. De itmd beheert negentig procent van de naar schatting 13.500 tot 14.000 madrassa’s, bepaalt de leerstof en verstrekt certificaten. Tien procent van de madrassa’s heeft geen enkele band met een specifieke organisatie of bestuur.

Een deel van die madrassa’s wordt nog steeds gefinancierd door buitenlandse giften, maar het merendeel komt uit de zakken van gelovige Pakistani zelf, via de zakaat, de islamitische plicht tot het afstaan van 2,5 procent van het inkomen. Ahmad Khan: ‘In dit land betalen moslims 67 miljard roepies aan zakaat. Dit geld vloeit rechtstreeks naar charitatieve organisaties, ziekenhuizen en madrassa’s. Die instellingen zijn financieel onafhankelijk van de overheid, wat hun terughoudendheid verklaart voor registratie en hervormingen.’

Al een kwart eeuw worden in Pakistan madrassa’s gebouwd. Sinds de jaren zeventig investeerde de overheid amper in het staatsonderwijs. Het aantal madrassaleerlingen groeide sindsdien van een half miljoen tot 1,3 miljoen nu. Door economisch wanbeleid groeide ook het aantal Pakistani dat onder de armoedegrens leefde van twintig miljoen tot vijftig miljoen. Ahmad Khan: ‘Madrassa’s zijn eigenlijk de beste ngo’s ter wereld: ze zorgen voor onderwijs, voedsel en kleding voor 1,3 miljoen kinderen. En dat volledig gratis. Als de madrassa’s er niet waren, zouden honderdduizenden kinderen wegrotten op straat. Maar ouders die het zich kunnen permitteren, sturen hun kinderen niet naar een madrassa. De overheid erkent het certificaat van een madrassa niet en het biedt geen uitzicht op een baan.’

Sinds 9/11 heet het dat de madrassa’s de kweekvijvers van het terrorisme zijn. Het rapport van de Amerikaanse 9/11-commissie stelde dat zonder forse investeringen in het onderwijs – Nederland pompt tot 2009 in totaal 120 miljoen euro in het Pakistaanse schoolsysteem – Pakistan een belangrijke leverancier van mankracht voor militante organisaties als al-Qaeda kan worden. Na de aanslagen van 7 juli 2005 in Londen eiste Musharraf dat alle buitenlandse studenten, naar schatting een paar duizend, Pakistan zouden verlaten. Veiligheidsdiensten traden hard op en arresteerden driehonderd leraren en studenten, op beschuldiging van het prediken van extremisme en haat.

Volgens de Amerikaanse onderzoekers Peter Bergen en Swati Pandey wordt de rol van madrassa’s overdreven. Zij schreven vorig jaar in The New York Times dat veel koranscholen wel fundamentalisme verspreiden, maar geen terroristische vaardigheden onderwijzen. Ze toonden aan dat 53 procent van de plegers van de vier grote aanslagen een universitair diploma had.

Ook Suba Chandran, als Pakistan-watcher en terrorisme-expert verbonden aan het ipcs-instituut in New Delhi, relativeert desgevraagd het belang van madrassa’s voor de aanwas van jihadi’s: ‘Uit onderzoek blijkt dat misschien één tot drie procent van de mensen die betrokken zijn bij de gewapende islamitische strijd en terroristische aanslagen, afkomstig is van madrassa’s. Het is wel zo dat de meeste moslims in Pakistan fel anti-VS en anti-Westen zijn. Maar dat wil niet zeggen dat zij allemaal klaarstaan om jihadi’s te worden.’

Hoe komt dat negatieve beeld dan de wereld in? Ahmad Khan: ‘Ik heb al vaak tegen de religieuze leiders van de itmd gezegd dat ze niet meegaan met het nieuwe communicatietijdperk. Benadruk dat de islam geen haat predikt en veel waarden deelt met het christendom. De koran stelt dat een mens doden gelijk staat aan de mensheid doden. De jihadi’s die gewapende strijd prediken zijn echt misleid. Degenen die de aanslagen in Londen pleegden waren het product van Brits onderwijs. De mensen die aanslagen pleegden op Musharraf en premier Aziz waren afkomstig van het Pakistaanse Gordon College, een voormalig christelijke school.’ Het bestrijden van verkeerde concepten rond de jihad zou de hele islamitische wereld ten goede komen, stelt Ahmad Khan: ‘Maar allereerst moet de islamitische wereld de strijd tegen armoede serieus aanpakken. En om dat te kunnen doen heb je onderwijs nodig. Dat bereik je dus niet door als een papegaai eindeloos de koran in het Arabisch te reciteren.’

Mohammed Rachim ontvangt ons met wantrouwen. Hij is leraar en manager van de grote Darwaish-madrassa in Peshawar, waar 1150 leerlingen islamonderwijs krijgen volgens de strenge deobandi-leer. We krijgen wel thee, maar de man kijkt ons tijdens het gesprek nauwelijks aan. Op deze madrassa kunnen leerlingen vrijwillig Engels en computerlessen krijgen. ‘Maar het islamonderwijs weegt al zwaar op onze studenten.’ Over de oorlog tegen terreur wil de man niks weten: ‘Wij zijn niet geïnteresseerd in 9/11. Dat zijn politieke zaken en wij houden ons strikt bezig met religieuze kennis en het onderwijzen. Het is niet waar dat madrassa’s mensen opleiden tot terroristen. Onrechtvaardigheid, werkloosheid en een gebrek aan zekerheid, dát is wat mensen naar terroristen drijft.’

Het falen van het Pakistaanse onderwijs droeg bij tot de explosie van fundamentalistische madrassa’s, schreef de International Crisis Group in een rapport uit oktober 2004. De hervormingen die Musharraf in 2002 aankondigde zijn volledig mislukt. Dat beaamt de hoogste ambtenaar van het ministerie van Religieuze Zaken, Ahmed Khan. Maar, zegt hij, er is verbetering op komst. De overheid houdt zich sinds begin vorig jaar bezig met de registratie van de madrassa’s en het mainstreamen van de religieuze scholen. Het doel is om de 150.000 studenten die jaarlijks van de madrassa’s komen de mogelijkheid te bieden om ambtenaar te worden of door te stromen naar universiteiten en colleges, zodat ze ook iets anders kunnen worden dan godsdienstleraar.

Er is een belangrijk succes geboekt, vertelt Khan. Onlangs sloot hij een deal over de hervorming van het madrassasysteem met de itmd. Het akkoord zou voor het einde van het jaar bekrachtigd kunnen worden. ‘Dat zou historisch zijn’, zegt hij zelf. Essentieel is de verplichte registratie. Daarmee verklaren de madrassa’s plechtig jaarlijks de onderwijsresultaten te rapporteren en controles van financiële jaarverslagen te overleggen. ‘En men verklaart geen militant sektarisme of religieuze haat te onderwijzen of verspreiden.’ Vol trots geeft hij ons een exemplaar van de nieuwe ordonnantie die dit regelt.

Maar kunnen schoolbesturen of organisaties worden aangesproken als blijkt dat ze een valse verklaring hebben afgelegd en toch religieuze haat prediken? Of als ze geld aannemen van extremistische organisaties? Dat blijkt lastig. Khan: ‘Hen bedreigen met enige straf of sanctie zou averechts werken. Vergeet niet dat het hier gaat om organisaties die al sinds oudsher volkomen onafhankelijk zijn van de overheid. Ik kan niet alle madrassa’s in detail bekijken. Als ik dubieuze financieringsbronnen tegenkom, zal ik die specifieke madrassa ondervragen. Er is een kleine minderheid van madrassa’s die niet wil meewerken aan de hervormingsplannen van de overheid. Ons doel is hen te marginaliseren.’

De vijf madrassa-organisaties krijgen een nieuw overkoepelend bestuur waarvan de voorzitter door de overheid wordt benoemd. Dit nieuwe bestuur ziet toe op het functioneren van de madrassa, en voert kwaliteitscontroles en inspecties uit. Khan: ‘Ze accepteerden zelfs dat het nieuwe bestuur toezicht krijgt op het religieuze onderwijs, terwijl wij als overheid vooral gefocust zijn op de introductie van wereldlijke onderwerpen en ook alleen daarvoor de leraren gaan betalen. De overheid zal ook alleen diploma’s erkennen voor de wereldlijke vakken.’ Volgens Khan heeft de overkoepelende itmd erin toegestemd dat wereldlijke vakken worden onderwezen die ook op de openbare scholen in Islamabad gegeven worden. Er zijn volgens hem al drieduizend madrassa’s die daarmee begonnen zijn. ‘Het zal tijd kosten’, zegt hij, ‘maar dit is een duurzame en diepgaande hervorming. Weet u, die verplichte registratie heeft ontzettend veel discussie gekost. Uren heb ik zitten praten. Er zijn nu al 12.900 geregistreerde madrassa’s, terwijl het proces nog loopt.’

Mohammed Rachim, de manager van de Darwaish-madrassa, is niet onder de indruk. Hij moet niks hebben van hervormingen en heeft er ook weinig over gehoord: ‘De overheid heeft niets te zeggen over de madrassa’s, want zij financiert ons niet. De overheid zorgt slecht voor haar burgers. En bovendien: wij geven religieus onderwijs. Het is niet onze taak om dokters en ingenieurs af te leveren. Dat moet de overheid maar doen.’

Ook onderzoeker Chandran heeft weinig vertrouwen in de hervormingsplannen: ‘Het is propaganda van de overheid. Ze zijn er al jaren mee bezig en zullen er ook nu niet in slagen. Er zullen problemen ontstaan als men iets wil verbieden. De duizenden madrassastudenten vormen het voetvolk van de religieuze partijen. Er zijn volgend jaar verkiezingen en Musharraf kan zich geen ruzie met de religieuzen veroorloven. Je kunt de madrassa’s slechts de wind uit de zeilen nemen met goede, betaalbare openbare scholen. Maar dan moet de Pakistaanse onderwijsbegroting flink omhoog.’

Ahmad Khan van Religieuze Zaken gelooft echter heilig in zijn deal: ‘Ik heb zeer goede hoop dat we voor het eind van dit jaar – inshallah – dit hoofdstuk kunnen sluiten. Tenzij er allerlei vreemde politieke ontwikkelingen plaatsvinden, want dat weet je maar nooit in dit land.’

Dit is het tweede artikel uit de reeks Frontlijn Pakistan. Het eerste deel, over de Pakistaanse Taliban in Waziristan, verscheen vorige week