In het voorwoord bij haar Ischa Meijer-bloemlezing Ik heb niets tegen antisemieten, ik lééf ervan schrijft Ronit Palache dat toen ze eerstejaars was op de School voor Journalistiek in Utrecht, haar docent van het vak Interviewen een videoband tevoorschijn haalde en liet zien hoe het echt moet. Voor het eerst zag ze Ischa Meijer. Ze racete daarna naar huis, zocht al zijn interviews en boeken op, wilde alles over hem weten.
Als ik het me goed herinner zat ik bij Ronit in de klas. Of misschien in een parallelklas. Wel herinner ik me nog die videoband en het fragment. Ischa was niet de interviewer, maar de geïnterviewde. Cees van Ede ondervroeg Ischa voor het tv-programma Cinevisie. We schrijven het jaar gods 1984, Ruud Lubbers was premier, Marvin Gaye was net doodgeschoten door zijn vader, Amadeus draaide in de bioscoop – en Cees van Ede zat houterig in zijn stoel en las zijn kaartjes met voor de hand liggende vragen voor. Ischa, in een sweater die nu weer hip zou zijn, trekt het na een tijdje niet meer.
‘Wat bedoel je nou met zulke vragen? Het fascineert me mateloos. Waar gaat zo’n gesprek nou over? Wat wil je nou weten?’
Ischa zat in mijn hoofd toen ik de afgelopen maanden las over de ‘talkshowoorlog’. En een oorlog is het. Het vertrek van een veldmaarschalk creëerde een machtsvacuüm (Pauw), twee legers mobiliseerden (NPO versus RTL), een populaire generaal liep over (Jinek, van NPO naar RTL), een andere generaal werd geraakt door zijn eigen kanonskogel (Jort Kelder, die Sander Schimmelpenninck probeerde kalt te stellen en opeens zelf met lege handen stond), de legers manoeuvreerden (RTL vervroegde het timeslot), intriganten speelden hun spel (tv-criticus Angela de Jong, die een aflevering van Jinek de hemel in prees waar ze zelf te gast was). De gevestigde order wankelt. Het Grande Armée van De wereld draait door trekt zich terug, veldmaarschalk Matthijs van Nieuwkerk wil naar de zaterdagavond, waardoor een pas opgericht regiment (Mondo) amper uit de kazerne al tot stilstand dreigt te vallen. À la guerre comme à la guerre.
Want wat de NPO precies zoekt in alle verschuivingen is nog onduidelijk. In een opiniestuk in de NRC schreef Philip Huff alvast dat de NPO er een stuk rechtser op werd. Hij richtte zich op ‘de nieuwe latenighttalkshow van NPO1, Op1. Vier omroepen vullen doordeweeks vijf keer de tafel met twee presentatoren: de EO, WNL, Omroep MAX en BNNVARA (twee keer). Dat is drie keer conservatief – klein-rechts, centrum-rechts en traditioneel – versus twee keer “progressief”. Tien presentatoren, van wie negen witte, heteroseksuele mensen, van NRC-journalist tot Quote-hoofdredacteur.’
Toch was het moeilijk dat rechtse terug te zien in de gesprekken bij Op1. Nu werden bekende gezichten naar de bekende weg gevraagd. Frans Bauer zat 25 jaar in het vaak, en ja hoor, hij deed het nog steeds voor zijn fans. Miste hij zijn overleden vader? Nou en of. Hoe had Roel van Velzen zijn scheiding beleefd? Ja, zwaar hoor. Vond Irene Moors het leuk de nabeschouwing van Heel Holland bakt te presenteren? Ja, echt. Het was héérlijk. En hield ze ook van bakken? ‘Nou, meer van eten!’ Had Arjen Lubach zin in het nieuwe seizoen van zijn tv-programma? DRIE KEER RADEN. Was Maan trots op haar Edison? OMG. Hee Suzanne Schulten, ben je blij met je Europese titel shortrack? WAT DENK JE ZELF? En Ceylin del Carmen Alvarado, hoe reageerden je ouders toen je nationaal kampioen veldrijden werd? Héél trots. En zeg eens Mindy Howard, vind je het bijzonder om als eerste Nederlandse vrouw de ruimte in te gaan? Hééél bijzonder.
Waren de afleveringen maar rechts, dacht ik terwijl ik ze zag. Of conservatief. Of stapelgek. Dan stond er iets op het spel, of werd er in ieder geval gehandeld vanuit een bepaald wereldbeeld waar een gast (of een kijker) zich tegen kon verzetten. Maar er was niks om verzet tegen te geven, de talkshow was een warm bad met een zachte stroming. De vragen waren geen vragen, in de zin dat ze presentatoren iets vroegen omdat ze het echt wilden weten, of omdat ze nieuwsgierig waren, of omdat de gasten het anders niet zouden vertellen. Wat moet Frans Bauer dan zeggen? Dat zijn fans hem niets interesseren? Of Arjen Lubach dat hij géén zin in zijn nieuwe seizoen heeft? Zulke vragen zijn gewoon zinnen op een kaartje met een vraagteken erachter.
‘Het zijn nooit gesprekken’, zei Ischa tegen Cees van Ede, in 1984. ‘Het zijn altijd bevroren conversaties. Waarom is dat zo? Is dat een wet van televisie? Het gaat nooit over iets.’
Als je je best doet is het vast mogelijk een gesprek te voeren over Heel Holland bakt. Maar is het mogelijk dat twee volwassen mensen een gesprek hebben over het nagesprek van Heel Holland bakt?
Is er een talkshowoorlog? Het punt van een oorlog – iets waar de Bismarcken en Lao Zi’s van deze wereld vast slimme oneliners over hebben bedacht – is dat je een doel moet hebben. Nu lijkt het meer of de NPO heeft gezegd: o ja, we hebben nog wat musketten liggen, laten we eens op veldtocht gaan. Geen idee waar het naartoe marcheert.