‘I’m so glad Hollywood’s celebrating its one hundredth anniversary and not me.’ Zo begint een kort verhaal van Eve Babitz (1943-2021), getiteld Self-Enchanted City. Waarom dat zo is? ‘After you’ve been around for about one hundred years, people are bound to notice and draw attention to you.’

Wie bekend is met Babitz’ werk verslikt zich bij het lezen van deze zin. Babitz die liever niet de aandacht op zich gevestigd ziet? Ze was één van de meest opvallende personen in Los Angeles. Een schrijver die zich midden in het culturele milieu van LA bevond, voortdurend naar allerlei glamoureuze feesten ging en zich uitdoste als een filmster, inclusief verenboa voor de lunch. (Al schijnt dat laatste ook weer niet zo opvallend te zijn geweest: ‘Feather boas were so hot, they practically weren’t worth it.’) Bovendien schreef ze alleen maar memoires, al zijn sommige van haar boeken hier en daar wat gefictionaliseerd of vermomd als roman. Zijzelf is de kern van haar werk, samen met Hollywood, de self-enchanted city.

Sommige schrijvers lees je omdat ze er zo goed in slagen een tijdsbeeld over te brengen, het gevoel van een bepaalde generatie, de sfeer van deze of gene eeuw. Wie Babitz leest, krijgt prachtige schetsen van de jaren zeventig en tachtig voorgeschoteld. Maar haar memoires roepen, nog veel sterker dan dat tijdsgevoel, een specifieke plek op: Babitz lezen is het gevoel krijgen zelf in Los Angeles te zijn, je ogen dicht te knijpen tegen het felle licht, door de zware lucht van de kamperfoelie te rijden. LA is niet de achtergrond waartegen Babitz’ verhalen zich afspelen, maar een dwingende, allesbepalende kracht op zichzelf.

Haar verhalen worden gestuwd door de aanwezigheid van de stad, het ruisen van de oceaan, affaires verhevigen of sterven een stille dood afhankelijk van het weer, Babitz’ verloving draait op niets uit omdat haar geliefde zich niet in Los Angeles wil vestigen. Het is de stad waar ze het liefste is, de plek waar ze het beste werkt. Het beeld dat Babitz van Los Angeles en Hollywood schetst is onweerstaanbaar, en radicaal anders dan het LA van Joan Didion, haar tijdgenoot en goede vriendin.

Waar Didion corruptie zag en moreel verval ziet Babitz schoonheid, kunst, glamour, en bovenal: fun, fun, fun. Haar werk, of zelfs: haar leven, is een liefdesverklaring aan de stad van de engelen. LA kan niet bij iedereen op zoveel sympathie rekenen, Babitz’ werk staat bol van de speelse weergaven van intellectuelen uit New York die haar komen vertellen hoe oppervlakkig het allemaal is hier aan de West Coast, waar hedonisme hoogtij viert en iedereen leeg is van binnen. De paradijselijkheid van Californië maakt achterdochtig: je kunt niet én altijd in de zon zitten én heel veel drugs gebruiken én serieuze kunst scheppen.

Bij het verwijt dat LA een cultural wasteland zou zijn, haalt Babitz haar schouders op. Haar peetvader is Igor Stravinsky. Haar moeder, Mae Babitz, is een kunstenaar, haar vader Sol een briljant violist die voortdurend met Nat King Cole uitgaat. Arnold Schönberg organiseert de premières van zijn stukken in de achtertuin van de familie Babitz. Ze bezoekt tentoonstellingen van popart in het Pasadena Art Museum, gaat op de foto met Marcel Duchamp (een iconische foto die is uitgegroeid tot een art meme: Babitz en Duchamp zitten te schaken midden in een tentoonstelling die terugblikt op Duchamps werk als kunstenaar, Babitz is naakt.

Waarom zou wat aantrekkelijk is ook oppervlakkig moeten zijn?

Later zou deze foto worden gebruikt als cover op Didions boek Play It As It Lays. Babitz heeft romantische verhoudingen met Jim Morrison, Ed en Paul Ruscha, Annie Leibovitz. Waarom zou wat aantrekkelijk is ook oppervlakkig moeten zijn? Babitz zit niet alleen in de zon, ze zit ook midden in een bruisende culturele scene.

Haar eigen werk is het beste antwoord op de argwaan van de oostkust: haar toon is casual, superieur, grappig, maar vooral: moeiteloos. Als collega-schrijvers willen weten waar ze die toon vandaan haalt en vragen hoe ze zo kan schrijven, geeft ze een Marilyn Monroe-antwoord: ‘On a typewriter in the mornings when there’s nothing else to do.’ Wie haar werk leest ziet hoe dol ze was op Proust, Virginia Woolf, Henry James en Colette. De auteur met wie ze qua thematiek misschien wel het meest gemeen heeft noemt ze slechts af en toe: F. Scott Fitzgerald, die een halve eeuw eerder de melancholie en schittering van het decadente leven beschreef. Black Swans, de laatste verhalenbundel van Babitz, heeft net als The Great Gatsby die dromerige ondertoon, een bitterzoet heimwee naar een uitbundige, grandioze tijd die voorgoed voorbij is.

Dan Wakefield, een schrijver waar Babitz een tijdje mee datete, zei over hun relatie: ‘Ons jaar samen was een van mijn favoriete jaren, maar ik zou een tweede jaar niet aan hebben gekund. Mijn god, de decadentie!’

Babitz brak nooit echt door als schrijver, in haar eigen tijd werd haar werk niet altijd positief besproken. Aan het eind van de jaren negentig stak ze zichzelf per ongeluk in brand terwijl ze een sigaar probeerde aan te steken, sindsdien leidde ze een teruggetrokken leven. ‘I’m a mermaid now, half my body’, zei ze over de littekens van de derdegraads brandwonden die haar hele onderlichaam bedekten.

Sinds 2014 staat ze opnieuw in de belangstelling, naar aanleiding van een Vanity Fair-profiel door Lili Anolik, die in 2019 ook een biografie over Babitz uitbracht. Inmiddels is de receptie veranderd en zijn kranten die haar vroeger gemengde recensies gaven unaniem lovend. Babitz wordt volop herdrukt. Slow Days, Fast Company, voor het eerst verschenen in 1977, wordt nu gezien als de tegenhanger van Joan Didions Play It As It Lays. ‘No one burned hotter than Eve Babitz’, luidt ironisch genoeg de eerste zin van de flaptekst.

Babitz’ biograaf Anolik zei over haar werk: ‘Haar proza belichaamt dat Amerikaanse ideal: kunst die los blijft, cool, en zo zeer te genieten is dat ze voor entertainment aangezien kan worden.’

Uiteindelijk zou Babitz nooit haar honderdste verjaardag vieren, ze stierf eind vorig jaar. People are bound to notice, en haar werk krijgt nu de aandacht die het verdient.