
Vreemd: Beethovens Vijfde symfonie horen en niets voelen. Hij vliegt voorbij zonder één eeuwig ogenblik van pijn, verwondering, verrukking of verslagenheid. Was het maar slecht. Integendeel. Het orkest gesmeerd en daadkrachtig, ritmisch precies, perfecte machine. En dat was dan MusicAeterna onder Teodor Currentzis, controversieelste dirigent van deze tijd. In het stuk dat in de canon van de westerse cultuurgeschiedenis op één lijn staat met het Parthenon, Shakespeare en Versailles, de Matthäus-Passion, Wagners Tristan, Dostojevski, Proust. Hun ontmoeting had een mijlpaal moeten worden. Je twijfelt plotseling aan alles. Is het echt zo’n meesterwerk als je dacht? Of is het onvergankelijke kunstgenot je aangepraat door De Traditie? Is het wat je vroeger op de middelbare school kritiekloos hoorde te bewonderen in Vondels Lucifer? Dat geluid ook bij Currentzis; verkrampt en geknepen, stem zonder diepte. Het klinkt alsof een primitieve transistorradio een grootsere Vijfde afspeelt, merkwaardig voor een splinternieuwe opname. Het is de afstand. Currentzis is er niet bij, komt er niet in. Je hoort afwezigheid.
Ik moet in mijn leven tientallen Vijfdes hebben gehoord, allemaal uit volle borst op jacht naar de wereldcup Strijd en Overwinning. Zo dachten ze vroeger dat het hoorde. In het beroemde kopmotief klopte volgens Beethovens groupie Anton Schindler niets minder dan Het Noodlot aan de poort. Die notoire fantast had het naar eigen zeggen van de meester zelf, dus moest het wel waar zijn; muziek die met demonen vocht en bloedig overwon met laaiend koper. In bijna alle uitvoeringen waarmee ik opgroeide was een martiale Beethoven-mythologie tweede natuur geworden. Altijd te langzaam, altijd te vet, te plechtig, te stroperig, pompeus gebiedend of religieus onderdanig in het aangezicht van een heilige grootsheid. Het moest wel Parthenon of Versailles blijven. Slechts drie keer hoorde ik – bij René Leibowitz, Carlos Kleiber, Nikolaus Harnoncourt – de wilde, bitse, elektrisch geladen muziek van mijn verbeelding.
Het kwam niet goed. Sinds de opkomst van de authentieke uitvoeringspraktijk is het ooit stelselmatig te langzame allegro tempo van het eerste deel vaker wél con brio, maar vreet de jachtigheid de breedte van de klank op, die zich in de haast niet naar behoren kan ontplooien. Bij Currentzis wordt het een soort prehistorische rap, ademloos ratelend. En nu wil je het Parthenon terug. Die oude, trage maestro’s wisten tenminste hoe je majestueus de vuisten balde. Het was hun taal nog. Currentzis speelt dat stuk niet. Hij speelt een voorstelling van drama na met de geleende vaart van John Eliot Gardiner, die zijn Orchestre Révolutionnaire et Romantique op cd zo’n zelfde massasprint liet lopen. Dirigenten van de Vijfde reageren allang niet meer op Beethoven, alleen maar op elkaar. De klassieke muziek verwerd tot een cultuur van eeuwige herhaling.
Zou je dan toch een kind van napoleontische tijden moeten zijn om dit pathetische geweld te kunnen dragen? Of zijn we het natuurlijke contact met Beethoven aan het verliezen? Is onze band met de muziek na tig miljoen vertolkingen en plaatopnamen niet wellicht tot de draad versleten? Dan wordt het tijd voor actie. Schep nieuwe ‘Vijfdes’ voor een nieuwe eeuw, per aspera ad astra.
Teodor Currentzis – Beethoven Symphony No. 5