Er is een zin in Bend Sinister, als Gebroken schild opgenomen in die prachtige serie uitstekende Nabokov-vertalingen van De Bezige Bij, die voor mij een rechtstreekse verwijzing bevat naar een roman die een jaar na Nabokovs boek verscheen, 1984 van George Orwell: ‘De toekomst scheppen kan iedereen, maar alleen een wijs man kan het verleden scheppen.’ Orwells politieke toekomstroman doet Nabokov later, in zijn voorwoord bij Gebroken schild, af als ‘cliches’ en indirect als ‘gemeenplaatsen’ en ‘holle diepzinnigheid’.
Daar waar Orwell tenslotte alles en iedereen terugbrengt tot politieke verhoudingen, keert Nabokov zich tegen de politiek en schept hij een literatuur die de politiek ‘een lachspiegel van schrik en kunst’ voorhoudt. Als Nabokov ergens een pleidooi voor houdt, is dat voor het menselijk bewustzijn, ‘dat is het enige echte concrete (…) in de wereld en het grootste mysterie van allemaal’. En er is een element in dat bewustzijn dat het beste wapen vormt tegen de politiestaat: nieuwsgierigheid. Als Adam Krug tijdens een debat onder professoren, die hem als boegbeeld voor hun opportunisme willen hebben, zegt dat de geschiedenis niet kan voorspellen wat Paduk morgen doet, voegt hij er een cruciale gedachte aan toe: ‘Onderwerping is niet mogelijk - want het feit alleen al dat wij over deze dingen spreken, impliceert nieuwsgierigheid, en nieuwsgierigheid is op haar beurt insubordinatie in haar zuiverste gedaante.’
GEBROKEN SCHILD is een filosofische roman over eigenzinnig bewustzijn en tijd, en doet mij eerder denken aan Paul Austers beste roman, The Country of Last Things, dan aan Orwell of Huxley. Bovendien lardeert Nabokov zijn verhaal met een lawine aan literaire verwijzingen en grijpt hij uiteindelijk als schrijver, dat wil zeggen heerser der heersers, in en rukt hij de hallucinerende Adam Krug uit de roman: ‘Ik stond op uit de chaos van geschreven en herschreven bladzijden.’ Waarmee Nabokov aangeeft een spel met woorden te spelen, een bloedernstig spel waarbij de personages niet uitgroeien tot politieke symbolen maar illusies of ‘absurde mirages’.
De geschiedenis is voor Nabokov geen leerschool maar een mysterieuze zee van verleden tijd, en in het ‘heimelijke ervan’ lag het aantrekkelijke. Het staat met zoveel woorden in Doorzichtige dingen (1972), waarin al op de eerste bladzijde de toekomst als hersenschim terzijde wordt geschoven, want zij ‘bezit niet de werkelijkheid van de beelden van het verleden en de waarneming van het heden’. Wie in het hier en nu een object observeert, kan ‘onwillekeurig wegzinken in de geschiedenis van dat voorwerp’ en het verleden erdoorheen zien schijnen. In deze novelle van Nabokov vertelt de verteller, een soort literaire geest van gene zijde, de geschiedenis van een potlood dat de hoofdpersoon, Uwe Persoon, in een Zwitserse hotelkamer vindt. Alles weet die geheimzinnige verteller van de historie van dat potlood, zijn ‘alwetendheid’ wordt een hilarisch onderdeel van het verhaal.
In Doorzichtige dingen keert de veertigjarige Uwe Persoon na acht jaar terug naar een Zwitsers hotel om daar als een pelgrim zijn verleden te bezoeken en zijn fatale liefdes te herdenken. Acht jaar heeft hij in inrichtingen en gevangenissen gezeten, maar waarom? ‘De droommens is een niet helemaal van dierlijke slimheid gespeende gek…’ noteert de verteller ergens. De lezer is op zijn hoede. Wie is gek, wie droomt, wat is werkelijkheid? Hoe zit dat nu precies met zijn overspelige geliefde Armande? Wanneer hij tegen het slot van de novelle deze zin tegenkomt, weet de lezer hoe laat het is: ‘Het menselijk leven kan worden vergeleken met een persoon die in een verscheidenheid van gedaanten om zijn eigen ik danst…’ De door inslaapproblemen en nachtmerries geteisterde redacteur heeft tijdens een droom zijn geliefde gewurgd.
Het boeiendste van Doorzichtige dingen is niet dat het poogt de liefde te beschrijven als een poging van de ene ziel om zich doorzichtig te maken voor een andere ziel; het is de manier waarop dat verteld wordt, namelijk door een verteller die dood is, door de geest van een dode die in het ‘werkelijke leven’ een schrijver was die door Uwe Persoon werd geredigeerd. De alwetende verteller stijgt uit boven ruimte en tijd en kan op die manier zijn spel met verleden, heden en toekomst spelen. En Nabokov kijkt er grijnzend naar, verborgen tussen de regels.
IN LET OP DE harlekijn (1974), zijn laatste roman, breidt Nabokov die kunst van het verbergen uit tot een heuse parodie op zijn autobiografie, of liever gezegd een parodie op de valse beelden die er van zijn leven en werk bestonden.
De schrijver houdt vakantie in deze roman, schrijft Michael Zeeman op de binnenflap van Let op de harlekijn. Ik geloof dat niet. Eerder gunt hij de lezer een blik in de keuken van de hardwerkende auteur, die gerechten maakt die anders smaken dan we zouden verwachten. Niet alleen zet Nabokov alles en iedereen op z'n kop via zijn hoofdpersonage, de schrijver en literatuurwetenschapper Wadim Wadimowitsj N., ook speelt hij andermaal een spel met fictie en feit, waarheid en leugen, leven en literatuur, ruimte en tijd.
Ook in deze roman, een ‘bedekte autobiografie’, is de vorm doorslaggevend, dat wil zeggen de manier waarop Nabokovs schrijverspersonage als onbetrouwbare verteller en wispelturige ‘waanzinnige’ vertelt over zijn leven, liefhebben en schrijven. Nabokovs eigen literaire werk passeert de revue maar bewust vertekend, wat vaak op de lachspieren werkt. Zelfspot van de schrijver als vorm van literaire bevrijding. Hij doet de titel van zijn boek alle eer aan. De kreet ‘let op de harlekijn’ slaat niet alleen op de vlinder die harlekijn heet maar ook op situaties en woorden. Een oudtante zei altijd tegen het dagdromende kind Wadim Wadimowitsj: ‘Voeg twee dingen bij elkaar - grapjes, beelden - en je krijgt een drievoudige harlekijn. Vooruit! Ga spelen! Verzin de wereld! Verzin de werkelijkheid!’
Aan het slot van Let op de harlekijn ontmoet Wadim Wadimowitsj N., zijn ware geliefde, die hij met ‘jij’ aanspreekt. Het is de aanspreekvorm die tegen het einde van Doorschijnende dingen opduikt en, wat belangrijker is, in Nabokovs literaire memoires Geheugen, spreek! Plotseling blijkt de schrijver bezig een hommage te componeren voor ‘jij’, zijn ultieme geliefde en dient alles in dat licht gezien te worden. De vervorming houdt op, de metamorfose stokt. Van het ene op het andere ogenblik is het ‘eindeloos herscheppen van mijn onbestendig zelf’ opgelost. Er valt niets meer te verzinnen. De biografie van de schrijver gaat uiteindelijk niemand iets aan. Nabokovs alter ego, zijn parodie, is genezen van zijn pathologische pogingen tijd en ruimte met elkaar te verstrengelen. ‘Ik zou alleen maar knoeien met de werkelijkheid wanneer ik nu begon te verhalen wat jij weet, wat ik weet, wat niemand anders weet, wat nooit, nooit, door een laag-bij-de-grondse, graag-in-de-strontse rioolbiograaf zal worden opgewroet.’
Waarmee Let op de harlekijn een verdediging wordt van de pure literatuur, van de antipolitieke literatuur, van de bewuste woordkunst die geen veredelde biografie wil zijn, van de roman die niet maatschappelijk geengageerd is maar betrokken bij het bewustzijn van nieuwsgierige individuen.
En Nabokov blijft als spotgeest ongrijpbaar tussen de regels door zweven.
Dichters & Denkers
Lachspiegels van schrik en kunst
Vladimir Nabokov, Gebroken schild. Vert. Rene Kurpershoek, uitg. De Bezige Bij, 235 blz., f42,50; Doorzichtige dingen. Vert. Sjaak Commandeur, uitg. De Bezige Bij, 108 blz., f32,50; Let op de harlekijn. Vert. Anneke van Huisseling, uitg. De Bezige Bij, 260 blz., f42,50.
OGENSCHIJNLIJK wijst alles in Bend Sinister (1947) erop dat Nabokov met zijn eerste Amerikaanse roman een politiek boek heeft willen schrijven. Een hoogbegaafde filosoof, Adam Krug, wordt na de zogenaamde revolutie van de Partij van de Gemiddelde Mens onder druk gezet om mee te doen met de nieuwe Heerser Paduk, een voormalig klasgenoot van hem. Hij weigert zich te conformeren aan het ‘ekwilisme’, het grote gelijkschakelen in een politiestaat die steunt op stalinistische en hitleriaanse ideeen. Adam Krugs zwakke plek is zijn zoontje David, dat door zogenaamde bureaucratische blunders wordt vermoord. Een van de slogans van de nieuwe orde luidt: ‘Individuele levens zijn ongewis, maar wij garanderen de onsterfelijkheid van de Staat.’
www.groene.nl/1995/15