
De gasten waren papier- en televisieloos en schetsten tijdens de gegrilde-paddenstoelenpolenta en uitbundige salade een leven waarin de iPad een centrale rol speelde.
Drie jaar heb ik erover gedaan om de ideale polenta te maken. Tot ik een oud Italiaans recept opsloeg en begreep dat het met dat gerecht is als met het leven: er is geen korte weg naar het geluk.
‘Wat sta je nou de hele tijd te doen?’ vroeg mijn vrouw, toen ik daags voor het etentje de keuken in dook en maar niet terugkwam.
Met de grimmigheid van iemand die een groot werk heeft aangevangen en het einde nog niet in zicht weet, snauwde ik dat ik stond te koken.
Het recept kan niet simpeler zijn: strooi de gries in kokend water of bouillon en roer tot het vocht is opgenomen. Het venijn zit ’m in de tijd. Polenta-nirvana wordt pas bereikt na minimaal dertig en liever nog 45 minuten roeren.
Het is 2013 en ik sta drie kwartier in een pan veredelde griesmeelpap te roeren. Wat is de volgende stap: dat ik mijn eigen brood bak en een koe op het balkon houd voor de melk?
Papierloos, dat zou ik ook wel willen worden. Onze gasten lezen boeken vanaf de iPad, doen hun werk digitaal en voor het nieuws heeft niemand nog een televisie nodig. Ik word ondertussen omringd door vijfduizend boeken (Heeft u die allemaal gelezen? Ja, maar ik heb er veertig jaar over gedaan), die bij elke verhuizing zwaarder lijken te worden. Stapels geprint papier liggen in mijn werkkamer en de muren zijn bedekt met opgeplakte notities. Ik ben de missing link van de digitale revolutie: al aan de computer van voor de pc en tegelijkertijd tragisch geworteld in de old skool van papier en inkt.
Op de een of andere manier wordt de gespletenheid van mijn bestaan samengevat door polenta. Ambigue moderniteit doet mij polenta koken en tegelijkertijd zucht ik onder de ambachtelijkheid daarvan. Het komt vast niet meer goed.
Alles moet ook zo snel. De radio, bijvoorbeeld, waarop elk uur een spotje is te horen dat mij aanspoort om orgaandonor te worden en overal in het land hordes mensen ‘ja!’ laat roepen. In Culemborg, Amsterdam, Zutphen en Haarlem zeggen menslievende mensen die wat voor een ander over hebben enthousiast ‘ja!’. Op een begeleidende site, jaofnee.nl, kun je zien hoe het met jouw woonplaats is gesteld en daaruit blijkt dat er overigens maar één juist antwoord is op de vraag ‘wil jij donor worden?’
Waarom heet die site eigenlijk jaofnee.nl, als alleen de ja-roepers worden getoond? Is ‘nee’ dan zo ongewenst en zo beschamend? En hoe zit het bij de twijfelaars? Is er geen ‘misschien’? Waarom ben ik trouwens ‘jij’ voor jaofnee.nl? Ik sta op het punt om lever, nier, of hart ter beschikking te stellen en word bejegend als een Veronica-jongere die nog een zomerfestival moet kiezen. De achtergrondfoto op de site staat me ook niet aan: een scherm vol huid met een pukkel die richting melanoom lijkt te gaan. De essentie van het donorschap is toch dat je je opgeeft voor onderdelensloop?
Ik hecht niet aan de gedachte om compleet graf of oven in te gaan, maar de donorcampagne is zo dwingend opgewekt en luchtig dat ik het gevoel krijg dat mij geen vraag wordt gesteld, maar dat ik het juiste antwoord door de strot krijg geduwd. Assen, Enschede, Rotterdam, Groningen: in bijna alle getoonde plaatsen zegt 42 procent van de inwoners boven de vijftien ‘ja’. Is dat een statistische sweet spot? En wat denkt die 58 procent dan die ‘nee’ kiest, eigenlijk? Zijn dat allemaal narcistische egoïsten die aan hun lijf geen polonaise willen of hebben ze misschien argumenten voor hun weigering?
En hoe zit het met de orgaanoogst zelf? Sinds we weten dat de politie ritgegevens doorgeeft aan de belastingen en de belastingen sowieso al van alles koppelen, doemen in mij sciencefictionscenario’s op van huiveringwekkend gestroomlijnde donoroogst. Snelle wagens met nummerbordherkenning, koelbox en chirurgisch gereedschap die langs de weg wachten op een passerend hart in een oude Toyota, een stel nieren in een Porsche of een hoornvlies op een motor. Zoiets.
De donorcampagne wijst de korte weg naar een eenvoudig antwoord. Vroeger liep ik met een codicil in mijn portemonnee. Dat vulde je in de beslotenheid van het eigen huis in en alleen al het schrijven van je naam en het zetten van je handtekening zorgden voor een zekere vorm van bedachtzaamheid. Nu kun je inloggen met je DigiD (‘word in 2 minuten orgaandonor’) en je keuze digitaal vastleggen. Het antwoord op grote levensvragen is nog maar één klik van ons verwijderd.
Ik ben wel voor het donorschap, maar de polentakok in mij vindt dat de kwestie niet zo luchtig is als de campagne doet voorkomen. De grote levensvragen – euthanasie, abortus, in-vitrofertilisatie, orgaandonatie – zijn iets voor lang nadenken. Ik zou zeggen, net zo lang als het duurt om goede polenta te maken.