
Na een terroristische aanslag in het hart van Europa, waarbij 184 doden vielen door zenuwgas en één gijzelaar door onthoofding, neemt de moeder van een gedode terrorist afscheid en afstand van haar zoon. De identificatie zit erop. ‘Mijn dode kind was van een schoonheid die me schokte, die als een priem dwars door mijn hart ging. Niet alleen omdat hij dood was, maar omdat hij er zo woest gelukkig uitzag, ondanks de grimas op zijn gezicht. Zo zelfvoldaan, zo triomfantelijk trots dat ik er bijna van moest overgeven.’ Tom Lanoye schreef de tekst, Viviane De Muynck speelt, Piet Arfeuille regisseert.
Het relaas is als een wandeling door het gewonde, in rouw gedompelde, gegriefde hoofd van de vrouw. Zij loopt het spoor terug van het mortuarium (‘Zijn ene, eraf geschoten been, lag als een vreemdsoortig rekwisiet naast het andere’) naar de keizersnee van zijn geboorte: ‘Het was onze keizersnee. Hij en ik: levenslang verbonden door het scherp van een scalpel. Door, jawel, het gedwongen vergieten van bloed. Meteen schiet ze wortel – de platvloerse, gemakzuchtige symboliek. Het eerste brandmerk van de terrorist? Dat hij niet langs een kut op de wereld is gekomen, maar langs een wond. Het waren vooral mannen die dat opmerkten. Het zegt iets over hun wereldbeeld.’
Viviane De Muynck legt in die kale ruimte grote afstanden af. Ze denkt koortsachtig, haar hersens hebben daarvoor beweging nodig, wat zij begrijpen moet is immers groter dan zijzelf. Ze pleit haar zoon niet vrij, verre van – en trouwens, hij is al vrij, hij is namelijk dood, hij was waarschijnlijk al lang dood, vanaf het moment dat hij zich aansloot bij zijn kompanen met dat ‘aura van geile onverzettelijkheid, van losgeslagen competitie in wreedheid en opofferingsgezindheid’. De moeder loopt geduldig de kruisweg af van de verwijten aan haar adres door de buitenwereld van beterweters. Ze behandelt die litanie met een mengeling van zelfspot, ironie, anti-bourgeoiswoede en jankend onbegrip. En zachtheid: ‘Hij was mijn alles – en ik zijn goede voorbeeld, vanaf dag één.’
Zonder te jakkeren of te jagen, met de kalmte en beheersing die haar toneelspelersintuïtie kenmerken, neemt Viviane De Muynck ons mee naar het moment waarop de moeder ook de beelden terugziet die haar zoon heeft gemaakt van het onthoofden van een gijzelaar, een leeftijdgenoot van hem: ‘Het was alsof ik twee keer werd gefolterd. Eén keer door die zelfbewuste, triomfantelijke grijns van wie mijn zoon was. Een tweede keer door de smekende angstblik, de brekende ogen en de bebloede mond van wie mijn zoon had kunnen zijn.’
De Nederlandse theaterzalen stonden in de rij om deze voorstelling te programmeren. Niet dus. Twee zalen meldden zich bij het producerende Malpertuis. Twee! De rest heeft nu het nakijken. U heeft nog tot en met 19 december. En u moet er dus voor naar Vlaanderen. Wel ruim benoorden Molenbeek.
Beeld: Viviane De Muynck in Gaz (Fred Debrock)