En al ware ‘t dat ik al mijn goederen tot onderhoud der armen uitdeelde, en al ware ’t dat ik mijn ligchaam overgaf opdat ik verbrand zoude worden, en had de liefde niet, zoo zoude mij geen nuttigheid geven.
De liefde is lankmoedig, zij is goedertieren; de liefde is niet afgunstig; de liefde handelt niet ligtvaardig, zij is niet opgeblazen; zij handelt niet ongeschikt, zij zoekt zichzelve niet, zij wordt niet verbitterd, zij denkt geen kwaad; zij verblijdt zich niet in de ongeregtigheid, maar zij verblijdt zich in de waarheid; zij bedekt alle dingen, zij gelooft alle dingen, zij hoopt alle dingen, zij verdraagt alle dingen.
De liefde vergaat nimmermeer; maar ’t zij profetieen, zij zullen tenietgedaan worden; ’t zij talen, zij zullen ophouden; ’t zij kennis, zij zal tenietgedaan worden.
Want wij kennen ten deele en wij profeteren ten deele; doch wanneer het volmaakte zal gekomen zijn, dan zal hetgeen ten deele is tenietgedaan worden…
Want wij zien nu door een spiegel in een duistere rede, maar alsdan zullen wij zien aangezigt tot aangezigt; nu ken ik ten deele, maar alsdan zal ik kennen gelijk ook ik gekend ben…
Een van de voordelen van een politiek netwerkje is dat je voor ieder ander de beschikking hebt over stukken die nog niet mogen uitlekken, zodat je ze rustig kunt bestuderen. Ik vind de bovenstaande passages de duidelijkste uit het hele rapport-Gardeniers. Er worden geen namen genoemd, maar Brinkman zal toch wel begrijpen dat die passages over hem gaan?